Achternaam___________________________ 1e variant
Los de opgaven op.

  1. Mama gaf Grisha geld voor de aankoop van brood. Hij gaf 25 roebel uit aan brood en had nog 15 roebel over. Hoeveel geld gaf mama aan Grisha?


  1. In een vat zat 54 liter kwas. Een deel van de kwas werd overgegoten in een emmer, en er bleef 24 liter kwas in het vat. Hoeveel liter kwas werd er in de emmer gegoten?


  1. Een schaap leeft 15 jaar, en een haas leeft 10 jaar. Hoeveel jaren langer leeft het schaap dan de haas?


Achternaam___________________________ 2e variant
Los de opgaven op.

  1. Een dwergwalvis heeft een lengte van 6 meter, en een zuidwalvis heeft een lengte van 18 meter. Hoeveel korter is de dwergwalvis dan de zuidwalvis?


  1. Toen het stoomschip aanmeerde, gingen 43 passagiers aan land, en 38 passagiers bleven op het schip. Hoeveel passagiers waren er in het begin op het schip?


  1. Mama kreeg 25 dagen vakantie. Ze bracht een paar dagen door op haar zomerhuisje, en de overige 13 dagen verbleef ze in een sanatorium. Hoeveel dagen bracht mama door op haar zomerhuisje?