In de studie van economische systemen is het gebruik van wiskundige modellen essentieel voor het begrijpen van de complexe interacties tussen verschillende economische variabelen. Wiskundige concepten zoals de centrale limietstelling, asymptotische productiviteit, en dynamische systemen bieden krachtige instrumenten voor het analyseren van economische processen, variërend van groeimodellen tot de interactie tussen investeringen en consumptie.

De centrale limietstelling, bijvoorbeeld, is een van de fundamenten van de statistische theorie en heeft talrijke toepassingen in de economische theorie. Deze stelling stelt dat de verdeling van een som van onafhankelijke willekeurige variabelen, onder bepaalde voorwaarden, benaderd wordt door een normale verdeling. Dit concept is van cruciaal belang voor het modelleren van onzekerheden in economische processen, zoals in markten waar de prijsschommelingen vaak als willekeurige variabelen worden beschouwd.

Asymptotische productiviteit is een ander belangrijk concept in de economische theorie, vooral in groeimodellen. Dit verwijst naar het gedrag van de productiecapaciteit van een economie op lange termijn, wanneer de invloed van korte termijn fluctuaties vervaagt. Modellen zoals de Solow-groeimodel gebruiken dit concept om te bepalen hoe kapitaalaccumulatie en technologische vooruitgang de lange termijn economische groei beïnvloeden.

Daarnaast zijn dynamische systemen en de theorie van vaste punten cruciaal voor het begrijpen van economische evenwichten en instabiliteit. In veel gevallen kan een dynamisch systeem het pad van de economie in de tijd beschrijven, en het concept van vaste punten helpt om de voorwaarden voor een stabiel of instabiel evenwicht te identificeren. Dit is van groot belang in situaties waar markten of economische systemen te maken hebben met onzekere uitkomsten of complexe interacties tussen verschillende sectoren.

In de praktijk wordt deze wiskundige theoretische kennis toegepast in verschillende economische modellen, van de analyse van de arbeidsmarkt tot de voorspelling van consumptie- en investeringsbeslissingen. Bijvoorbeeld, het gebruik van optimalisatiemethoden in dynamische programmeermodellen helpt bij het nemen van rationele beslissingen over consumptie en investering, rekening houdend met de tijd en onzekerheid. In dit kader speelt de discountfactor een sleutelrol, omdat het de waarde van toekomstige consumptie of investering afzet tegen het heden.

Verder is de rol van onzekerheid in economische modellen van groot belang. De toepassing van stochastische processen, zoals Markov-ketens en Poisson-processen, biedt een raamwerk voor het modelleren van economische scenario’s die worden beïnvloed door willekeurige schokken. De ontwikkeling van modellen die met dergelijke onzekerheden rekening houden, zoals in het geval van de Cobb-Douglas productiefunctie, helpt om de duurzaamheid van economische groei en de dynamiek van markten te begrijpen.

Wat daarnaast belangrijk is, is de afweging tussen lokale en globale stabiliteit in dynamische systemen. De studie van het gedrag van systemen nabij hun evenwichtspunten, met behulp van technieken zoals bifurcatietheorie en de analyse van eigendwaarden, helpt bij het identificeren van de stabiliteit van economische systemen. Het gedrag van een systeem kan sterk variëren, afhankelijk van de parameters die in het model worden ingebracht. Dit kan variëren van stabiele groeipaden tot chaotische en onvoorspelbare dynamieken.

Naast deze technische aspecten is het ook van belang om te begrijpen dat wiskundige modellen altijd vereenvoudigingen van de werkelijkheid zijn. Ze kunnen waardevolle inzichten bieden, maar de aannames die aan deze modellen ten grondslag liggen, zoals rationaliteit van agenten of perfecte markten, kunnen de complexiteit van echte economieën niet volledig vastleggen. Daarom moeten wiskundige modellen in de economie altijd in verband worden gebracht met de context van echte economische systemen en hun beperkingen.

Het begrijpen van deze wiskundige instrumenten stelt ons in staat om de effecten van beleidsmaatregelen beter in te schatten en te voorspellen, vooral wanneer er sprake is van onzekerheid of complexe interacties tussen verschillende economische actoren.

Wat zijn de equivalente voorwaarden voor zwakke convergentie van kansmaat?

De theorie van de zwakke convergentie van kansmaat speelt een belangrijke rol in de studie van Markovprocessen, probabilistische ruimten en functionaalanalyse. Een fundamenteel resultaat in deze context is het inzicht dat verschillende voorwaarden voor zwakke convergentie van kansmaat elkaar kunnen impliceren. In deze sectie worden deze voorwaarden geanalyseerd en wordt aangetoond hoe ze met elkaar in verband staan.

Een van de belangrijkste eigenschappen van een kansmaat is de continuïteit van de kansfunctie. Als we bijvoorbeeld werken met een kansmaat PP op een metrische ruimte SS, kunnen we zeggen dat een reeks van kansmaten {Pn}\{P_n\} zwak convergeert naar PP als de integralen van bepaalde continue functies tegen deze maten convergeren. Dit houdt in dat voor elke continue, gebonden functie ff de limiet

SfdPnSfdP\int_S f dP_n \to \int_S f dP

wordt bereikt naarmate nn naar oneindig gaat.

Er bestaan verschillende voorwaarden die deze zwakke convergentie kunnen beschrijven. Eén ervan is de P-continuïteit, een concept waarbij de kansmaat PP continu is in de zin van de integratie tegen een bepaalde klasse van sets. Dit idee wordt verduidelijkt door de eigenschappen van open en gesloten verzamelingen in de ruimte. De zwakke convergentie impliceert bijvoorbeeld dat voor elke gesloten verzameling FF de limiet van de kansmaten Pn(F)P_n(F) voldoet aan

lim supnPn(F)P(F)\limsup_n P_n(F) \leq P(F)

De vergelijkbaarheid van limieten bij kansmaten wordt een belangrijk hulpmiddel in de stelling van de zwakke convergentie, waar we van (iii)(iii) naar (iv)(iv) en verder naar (v)(v) bewegen. De centrale stelling laat zien hoe het limiet van kansmaten over open en gesloten verzamelingen convergeert naar de kansmaat zelf, mits bepaalde continuïteitsvoorwaarden aanwezig zijn.

Bovendien kunnen de relaties tussen open en gesloten sets, die elkaar complementeren, worden gebruikt om de zwakke convergentie te beschrijven. Dit wordt bijvoorbeeld aangetoond door de formule voor gesloten verzamelingen FF en de limiet van PnP_n, waarbij voor een willekeurige δ>0\delta > 0 er altijd een ϵ\epsilon kan worden gekozen zodat de waarschijnlijkheid van een set GϵG_\epsilon afneemt naar de waarschijnlijkheid van FF. De kansmaten worden gecontroleerd door een continu functioneel hulpmiddel, zoals de functie h(x)h(x), die waarde 1 heeft op FF en 0 buiten GϵG_\epsilon.

Een ander belangrijk gevolg is de implicatie van (iii) naar (v). Dit houdt in dat voor elke P-continuïteitsverzameling AA de convergentie van de kansmaten naar PP wordt gegarandeerd, wat resulteert in

limnPn(A)=P(A)\lim_n P_n(A) = P(A)

Dit feit volgt uit het gebruik van de eigenschap dat de grens van de kansmaten voor continuïteitssets naar de oorspronkelijke kansmaat zelf convergeert. De zwakke convergentie kan dus worden herleid tot de integratie van functies en het gebruik van continuïteitssets, wat de complexiteit van de kansverdeling in zekere zin vereenvoudigt.

In de eindige dimensionale ruimte Rk\mathbb{R}^k wordt het begrip zwakke convergentie verder verfijnd. Dit gebeurt in het bijzonder door het gebruik van continue functies die buiten een gebonden set vervallen, wat de basis vormt voor de definitie van zwakke convergentie in de ruimte Rk\mathbb{R}^k. Hier is een belangrijke eigenschap van de zwakke convergentie dat de integralen van de kansmaten voor continue functies die van nul afwijken buiten een begrensd gebied, ook convergeren naar de integralen tegen de kansmaat PP.

Het bewijs voor de equivalentie van verschillende vormen van zwakke convergentie (zoals voor continue, gebonden functies en voor functies die buiten een begrensd gebied verdwijnen) biedt inzicht in de verbanden tussen de verschillende benaderingen van zwakke convergentie. De relatie tussen de verschillende eigenschappen zoals (a), (b), en (c) is essentieel voor het begrijpen van de werking van zwakke convergentie in probabilistische settings.

Naast de bovengenoemde voorwaarden, speelt de zwakke topologie een cruciale rol bij het beschrijven van convergentie in de ruimte van kansmaten. De zwakke topologie, gedefinieerd op de ruimte van kansmaten P(S)P(S), biedt een manier om de convergentie van kansmaten te begrijpen in termen van de integratie van continue functies tegen deze maten.

Er is echter ook een andere kant van de theorie die niet direct wordt behandeld in de bewijsvoering, maar die essentieel is voor de praktische toepassing van zwakke convergentie. Dit betreft de rol van de metrische ruimte SS zelf. De keuze van de ruimte heeft invloed op de eigenschappen van de kansmaten en de manier waarop zwakke convergentie kan worden geanalyseerd. De structuur van de ruimte bepaalt niet alleen de continuïteit van kansmaten, maar ook de mogelijkheden voor het beperken van de maat en het analyseren van convergentie bij specifieke eigenschappen van sets in die ruimte.

Wat zijn de eigenschappen van Markovprocessen met willekeurige innovaties?

In de studie van Markovprocessen speelt de beschrijving van het gedrag van systemen die evolueren onder onzekerheid een cruciale rol. In dit kader onderzoeken we een Markovproces dat gedefinieerd is op de toestandruimte S=(0,)S = (0, \infty), waarbij de innovaties ZnZ_n onafhankelijke en identiek verdeelde (i.i.d.) willekeurige variabelen zijn. Dit proces vertoont enkele belangrijke eigenschappen die de structuur en het gedrag van het systeem bepalen, zoals de invariantie van de verdeling en de aard van de convergentie.

We beginnen met een beschrijving van twee belangrijke verzamelingen, A1A_1 en A2A_2, die worden gedefinieerd door de voorwaarden Z1aZ_1 \leq a, Z2bZ_2 \geq b, enzovoort. In de verzameling A1={Z1a,Z2b,Z3a,,ZN+1a}A_1 = \{Z_1 \leq a, Z_2 \geq b, Z_3 \leq a, \dots, Z_{N+1} \leq a\}, vinden we dat YN(x)Y_N(x), de waarde van de dynamische variabele, voldoet aan de relatie YN(x)[a;b,a,b,,a,x]x0+ϵY_N(x) \leq [a; b, a, b, \dots, a, x] \leq x_0 + \epsilon. Dit houdt in dat de waarde van de variabele in dit geval wordt begrensd door een bepaalde drempel x0+ϵx_0 + \epsilon, met ϵ\epsilon als kleine afwijking voor alle x(0,)x \in (0, \infty).

Aan de andere kant, in de verzameling A2={Z1b,Z2a,Z3b,,ZN+1b}A_2 = \{Z_1 \geq b, Z_2 \leq a, Z_3 \geq b, \dots, Z_{N+1} \geq b\}, blijkt dat YN(x)Y_N(x) een grotere waarde aanneemt, namelijk YN(x)[b;a,b,a,,b,x]y0ϵY_N(x) \geq [b; a, b, a, \dots, b, x] \geq y_0 - \epsilon. Dit geeft aan dat de waarde van de dynamische variabele in deze verzamelingen boven een bepaalde grens ligt, wat resulteert in een hogere waarde y0ϵy_0 - \epsilon.

De waarschijnlijkheid van deze gebeurtenissen kan worden gekarakteriseerd door de waarden χ1=P(A1)\chi_1 = P(A_1) en χ2=P(A2)\chi_2 = P(A_2), die respectievelijk groter zijn dan of gelijk aan δN+11\delta_{N+1}^1, waarbij δ1=min{P(Z1a),P(Z1b)}>0\delta_1 = \min\{P(Z_1 \leq a), P(Z_1 \geq b)\} > 0. Dit laat zien dat de kansverdelingen voor XN(x)X_N(x) en YN(x)Y_N(x) voor alle x(0,)x \in (0, \infty) dezelfde eigenschappen vertonen.

De belangrijkste conclusie die uit deze waarnemingen volgt, is dat de invariantie van het proces kan worden gewaarborgd door de verdeling van de systeemvariabelen te bestuderen. Als de i.i.d. kaarten in de dynamische vergelijking strikt afnemend zijn, zoals wordt aangetoond in Hoofdstuk 3, volgt dat de unieke invariante waarschijnlijkheid een niet-atomische verdeling is.

In een voorbeeld van een Gamma-innovatie wordt een specifieke verdeling van ZnZ_n beschreven door de Gamma-verdeling Γ(λ,β)\Gamma(\lambda, \beta), waarvan de dichtheid gλ,β(z)=βλzλ1eβzg_{\lambda, \beta}(z) = \beta^\lambda z^{\lambda-1} e^{ -\beta z} is voor z(0,)z \in (0, \infty). Als XX een willekeurige variabele is met de invariante verdeling π\pi, kan de verdeling van XX worden uitgedrukt als een som van een onafhankelijke variabele ZZ en de innovatie X=L(1Z+)X = L(1 Z +). Door direct te verifiëren, kan men de uitdrukking voor de invariante verdeling van XX afleiden.

Naast de Gamma-innovatie wordt ook het geval van een Bernoulli-innovatie onderzocht, waarbij de innovaties ZnZ_n discrete waarden kunnen aannemen, zoals P(Zn=0)=αP(Z_n = 0) = \alpha en P(Zn=θ)=1αP(Z_n = \theta) = 1 - \alpha, met 0<α<10 < \alpha < 1 en θ>0\theta > 0. In dit geval wordt de Markovketen beschreven door de dynamische vergelijking XnX_n, die convergeert naar een willekeurige variabele XX met de unieke invariante verdeling π\pi.

Het begrip van de invariante verdeling van dit proces is essentieel voor het begrijpen van het lange-termijn gedrag van het systeem. De invariante verdeling wordt gekarakteriseerd door de distributie van XX, die voldoet aan de verdelingsidentiteit X=L(1Z+)X = L(1 Z +). Deze identiteit wordt verder gepreciseerd door het gebruik van de continuïteit van de overgangsfunctie p(n)(x,dy)p(n)(x, dy), wat het gedrag van het proces beschrijft na nn stappen.

In het geval dat de Markovketen convergeert naar een unieke invariante verdeling, kan men de support van deze verdeling onderzoeken. Het blijkt dat voor 0<θ10 < \theta \leq 1, de support van de invariante verdeling π\pi het volledige interval (0,)(0, \infty) is, wat impliceert dat de gehele toestandruimte wordt ondersteund door de verdeling. Als θ>1\theta > 1, is de support van π\pi echter een Cantorset binnen (0,)(0, \infty), wat een belangrijk verschil aantoont in de structuur van de invariante verdeling.

Het begrijpen van deze eigenschappen is cruciaal voor het modelleren van Markovprocessen met willekeurige innovaties, omdat ze ons helpen de langetermijnverdeling van het systeem te voorspellen en te begrijpen hoe het systeem reageert op veranderingen in de innovatieve verdeling. Dit inzicht kan ook worden toegepast op meer complexe systemen, zoals die met meerdere markovprocessen of met een breder scala aan distributies voor de innovaties.