In Markov-processen, waar de overgang van de ene toestand naar de andere afhangt van de huidige toestand, is het essentieel om te begrijpen hoe overgangskansen (ofwel overgangsprobabiliteiten) zich gedragen in populaties met verschillende samenstellingen. In een homogeen systeem, waar alle elementen dezelfde kenmerken vertonen, worden de schattingen van overgangskansen over het algemeen als accuraat beschouwd. Echter, wanneer de populatie heterogeen is, bijvoorbeeld in termen van kenmerken die van invloed zijn op de overgang tussen toestanden, kunnen de schattingen die uit steekproeven worden gehaald, de werkelijke overgangskansen overschatten of onderschatten.

Laten we beginnen met het overwegen van een enkel overgangsproces, zoals de overgang van toestand 0 naar toestand 1. Als we de overgangen in een populatie van individuen bestuderen, kunnen we de overgangskans als volgt berekenen:

P(01)=pq(12θ)(qϵ)ϵ=p+2θqϵqϵϵ2.P(0 \rightarrow 1) = pq - (1 - 2\theta)(q - \epsilon)\epsilon = p + 2\theta q\epsilon - q\epsilon - \epsilon^2.

Deze kans is afhankelijk van verschillende factoren zoals de waarschijnlijkheid pp, de factor θ\theta die het type populatie beschrijft, en de verandering ϵ\epsilon, die kleine variaties in het systeem aangeeft. Wanneer men een steekproef uit de populatie neemt, bijvoorbeeld de proportie van individuen die van toestand 0 naar toestand 1 gaan, kan de schatting de werkelijke overgangskans overschatten, behalve wanneer de populatie volledig homogeen is, d.w.z., wanneer θ=0\theta = 0 of θ=1\theta = 1.

Dit betekent dat de schattingen van de overgangskansen in een heterogene populatie meestal niet perfect overeenkomen met de werkelijke kansen. Het proces om van toestand 0 naar toestand 1 over te gaan, bijvoorbeeld, kan in werkelijkheid minder vaak voorkomen dan de steekproef schat, en omgekeerd kan het proces van blijven in toestand 0 vaak langer duren dan verwacht.

Bijvoorbeeld, als we naar de proportie van de steekproef kijken die van toestand 1 naar toestand 0 beweegt, zien we een gelijkaardige discrepantie. De steekproef schatting is een onpartijdige en consistente schatting van de werkelijke overgangskans, maar die is doorgaans groter dan wat werkelijk het geval is in de populatie.

Daarom moeten onderzoekers, beleidsmakers of analisten die werken met Markov-processen in een heterogene populatie voorzichtig zijn met het interpreteren van steekproefgegevens. In een populatie waar de overgangsprobabiliteiten variëren op basis van onderliggende eigenschappen van de subgroepen, kunnen de gebruikelijke schattingen van overgangskansen de werkelijke dynamiek van het systeem niet correct weergeven. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot overschatting van de snelheid van overgang van werkloosheid naar werk, of het tegenovergestelde, afhankelijk van de opbouw van de populatie.

Daarnaast is het belangrijk om het concept van periodieke Markov-ketens te begrijpen. In een Markov-keten met een periode groter dan 1, bijvoorbeeld d>1d > 1, kunnen de toestanden zich periodiek herhalen in gesloten sets. Dit houdt in dat de overgang tussen bepaalde toestanden niet altijd direct mogelijk is, maar pas na een aantal stappen. Dit fenomeen is van bijzonder belang voor Markov-processen die worden gebruikt om sociale of economische systemen te modelleren, omdat het de duur en de voorspelbaarheid van de transities kan beïnvloeden. De invariantiedistributies van deze ketens, die aangeven hoe waarschijnlijk het is om in een bepaalde toestand te verkeren na veel overgangen, spelen een cruciale rol bij het voorspellen van het gedrag van het systeem op de lange termijn.

Wat belangrijk is voor een diepere analyse van Markov-processen, is dat in heterogene populaties de typische schattingen van overgangskansen vaak niet de dynamiek van het systeem reflecteren. Dit kan leiden tot beleidsmaatregelen die niet optimaal zijn, omdat ze gebaseerd zijn op een verkeerd begrip van de overgangswaarschijnlijkheden. De noodzakelijkheid om heterogeniteit in populaties in overweging te nemen is dus niet slechts een technisch detail; het vormt de kern van hoe realistisch een model de werkelijke processen kan nabootsen.

Hoe Markovprocessen in Compacte Ruimten Een Invariante Kansverdeling Hebben

In de studie van Markovprocessen, met name in metrische ruimten, is de vraag naar het bestaan van een invariante kansverdeling van fundamenteel belang. Dit is het punt waarop het proces, na verloop van tijd, zijn toestand niet meer verandert in distributie, ongeacht de begintoestand. Deze eigenschap, die bekend staat als stationariteit, speelt een cruciale rol in de theorie van Markovprocessen en hun toepassingen in verschillende wetenschappelijke disciplines.

Wanneer we een overgangsprobabiliteit p(x,dy)p(x, dy) over een metrische ruimte SS met de Feller-eigenschap beschouwen, kunnen we aantonen dat er altijd minstens één invariante kansverdeling bestaat. Dit gebeurt door te kijken naar de limieten van een reeks van benaderingen van de overgangsprobabiliteit, die convergeren naar een specifieke kansmaat πx\pi_x. Het bewijs voor de invariantie van deze maat wordt geleverd door de karakteristieke eigenschap van Markovprocessen, namelijk dat de distributie van een proces na enige tijd niet meer afhankelijk is van de begintoestand. Dit wordt wiskundig uitgedrukt door de gelijkheid Tπx=πxT^* \pi_x = \pi_x, waar TT^* de overgangsoperator is.

De theorie van invariantie wordt verder versterkt door het gebruik van metrische ruimtes en de strikte voorwaarden waaraan de overgangsprobabiliteit moet voldoen. In het geval van compacte metrische ruimten, zoals bijvoorbeeld eindige verzamelingen, kunnen we gebruik maken van de Feller-eigenschap en de eigenschappen van de topologie van de ruimte om te waarborgen dat de kansverdeling zich in de loop der tijd stabiliseert. Deze stabiliteit wordt bewezen door te kijken naar de convergentie van de overgangsmaat p(r)(x,dy)p(r)(x, dy) voor steeds grotere rr, wat leidt tot de vaststelling dat er een invariante kansverdeling bestaat voor de ruimte SS.

Een belangrijk kenmerk van Markovprocessen in compacte metrische ruimten is dat de ruimte van kansverdelingen, P(S)P(S), zelf een compacte metrische ruimte vormt onder een geschikte metriek. Deze metriek maakt het mogelijk om de zwakke convergentie van kansverdelingen te onderzoeken en te begrijpen hoe de verdeling zich gedraagt na herhaalde toepassing van de overgangsoperator. De metriek dP~d_{\tilde{P}}, die de zwakke convergentie van kansverdelingen meet, wordt gedefinieerd in termen van een dichte reeks van continue, gebonden functies in de supremumnorm. Het gebruik van deze metriek leidt tot een gedetailleerder begrip van het gedrag van de Markovprocessen, wat de basis vormt voor de stelling dat er altijd een invariante kansverdeling bestaat in zulke compacte ruimtes.

Voor de lezer die verder wil gaan dan de basiselementen van Markovprocessen, is het belangrijk om te begrijpen dat de aanwezigheid van een invariante kansverdeling niet altijd vanzelfsprekend is. Er zijn gevallen waarin de overgangsprobabiliteit niet voldoet aan de Feller-eigenschap, zoals te zien is in het voorbeeld met de degenerate Markovketen op een niet-compacte ruimte. Dit benadrukt het belang van de Feller-eigenschap in het bewijs van het bestaan van invariante kansen.

Daarnaast is de relatie tussen de metrische eigenschappen van de ruimte en de convergentie van de kansverdeling van groot belang. De compacte metrische ruimte waar de Markovketen op opereert, zorgt ervoor dat de verzameling van kansverdelingen zelf compact is, wat essentieel is voor het afleiden van de stellingen over de invariantie. De compactheid van P(S)P(S) garandeert dat de ruimte van kansverdelingen goed gedrag vertoont onder de metriek van zwakke convergentie.

Tot slot moet de lezer zich ervan bewust zijn dat hoewel het bewijs voor de invariantie van kansverdelingen relatief rechtlijnig lijkt, het gebruik van de Feller-eigenschap en metrische technieken vereist is om de juiste conclusies te trekken. Het gebruik van de metriek dP~d_{\tilde{P}} is van cruciaal belang voor het begrijpen van het convergentiegedrag van Markovprocessen en biedt een solide basis voor verder onderzoek in de theorie van stochastische processen.

Hoe de Dynamica van Stochastische Systemen Evolueert: Een Grondige Analyse van Toevalsprocessen

In dit hoofdstuk onderzoeken we een specifiek geval van een willekeurig dynamisch systeem. We nemen aan dat het systeem zich afspeelt op de positieve reële getallen S=R+S = \mathbb{R}_+, waarbij twee mogelijke bewegingswetten bestaan, aangeduid door FF en GG (met Π={F,G}\Pi = \{F, G\}), die optreden met waarschijnlijkheden pp en 1p1 - p respectievelijk, waarbij 0<p<10 < p < 1. De wet FF heeft de eigenschappen van sterke monotonie en stabiliteit, met een aantrekkend positief vast punt (zoals beschreven in [G.1]); de andere wet GG introduceert cyclische krachten en heeft een paar lokaal aantrekkende periodieke punten van periode 2, samen met een repellerend vast punt (zie [P.1]–[P.4]). We interpreteren FF als de dominante langetermijngroeifunctie (waarbij pp "groot" is) en GG als de kortetermijncyclische verstoringen.

De dynamica van FF is een continue toenemende functie F:[0,1][0,1]F: [0, 1] \to [0, 1], die voldoet aan de voorwaarde dat er een vast punt r>12r > \frac{1}{2} is, zodanig dat F(x)>xF(x) > x voor 0<x<r0 < x < r en F(x)<xF(x) < x voor x>rx > r. Het is belangrijk te begrijpen dat de trajecten die starten met een x0>0x_0 > 0 altijd naar het vaste punt rr convergeren, ongeacht of x0x_0 kleiner of groter is dan rr. De wet GG, die de cyclische krachten activeert, wordt beschreven door een continue functie G:[0,1][0,1]G: [0, 1] \to [0, 1], waarbij de volgende aannames gelden: GG is toenemend op [0,12][0, \frac{1}{2}] en afnemend op [12,1][\frac{1}{2}, 1]; bovendien is G(x)>xG(x) > x voor 0<x<120 < x < \frac{1}{2}. De wet GG heeft twee periodieke punten van periode 2, aangeduid door β1\beta_1 en β2\beta_2, en een repellerend vast punt xx^*.

Voor de analyse wordt aangenomen dat de wet FF optreedt met een waarschijnlijkheid van pp, en de wet GG met een waarschijnlijkheid van 1p1 - p. In deze opzet kunnen we de volgende eigenschap van de trajecten aantonen:

Lemma 6.1: Als x(0,1)x \in (0, 1) en de initiële waarde x0=xx_0 = x, dan geldt dat het proces Xn(x)X_n(x) zich altijd binnen de grenzen van het interval [a,b][a, b] bevindt na een eindig aantal stappen, waarbij aa en bb de grenzen zijn die door de dynamica van FF en GG worden bepaald. Dit volgt uit de eigenschappen van de wetten FF en GG, waarbij de evolutie van het proces wordt begrensd door de attractors van de wetten en de invariantie van het interval [a,b][a, b] onder de werking van FF.

De wet GG vertoont cyclische gedragingen die kunnen worden begrepen door de veronderstelling dat de afbeelding GG twee periodieke punten β1\beta_1 en β2\beta_2 van periode 2 heeft, samen met een repellerend vast punt xx^*, en geen andere vaste of periodieke punten. Deze periodiciteit betekent dat de trajecten die door de wet GG worden gegenereerd, zich herhaaldelijk in een cyclisch patroon bewegen, en dat dit patroon in de loop van de tijd naar de vaste punten β1\beta_1 en β2\beta_2 convergeert.

Daarnaast wordt gesteld dat het interval [a,b][a, b] invariant is onder de werking van FF, wat betekent dat het dynamische proces altijd binnen dit interval blijft. Dit wordt verder versterkt door de stochastische aard van het systeem, waarbij de wetten FF en GG met verschillende waarschijnlijkheden optreden. De stochastische processen kunnen leiden tot verschillende dynamische regimes, afhankelijk van de relatieve waarden van de kansen pp en 1p1 - p.

De dynamica van dit systeem kan in vier gevallen worden ingedeeld, afhankelijk van de locatie van het attractieve vaste punt rr van FF ten opzichte van de cyclische punten β1\beta_1 en β2\beta_2. In elk van deze gevallen kunnen de waarschijnlijkheden van bepaalde uitkomsten worden berekend, en deze kunnen ons helpen de algehele dynamische evolutie van het systeem beter te begrijpen.

In de eerste situatie, waar a<r<β1<x<β2<ba < r < \beta_1 < x^* < \beta_2 < b, ontstaat er een subinterval [rδ,r+δ][r - \delta, r + \delta], waarin het proces zich verzamelt, en de stochastische overgang naar dit subinterval heeft een kans die exponentieel snel convergeert naar de invariantie. Dit geldt ook voor de andere gevallen, waar de overgang naar verschillende subintervallen kan worden beschreven en de waarschijnlijkheden van het bereiken van deze subintervallen kunnen worden berekend.

Het belangrijkste resultaat uit deze analyse is het bewijs van een exponentiële convergentie van de verdeling van Xn(x)X_n(x) naar een unieke invariant verdeling, voor elke initiële waarde x(0,1)x \in (0, 1). Deze convergentie kan worden bewezen door gebruik te maken van de eigenschappen van de wetten FF en GG en het gebruik van stochastische processen in de context van dynamische systemen.

De stochastische aard van dit dynamische systeem betekent dat de uiteindelijke toestand van het systeem sterk afhankelijk is van de kansen pp en 1p1 - p, evenals van de specifieke eigenschappen van de wetten FF en GG. Het begrijpen van deze kansen en het bestuderen van de evolutie van de trajecten is essentieel voor het voorspellen van het gedrag van dergelijke systemen in de praktijk, bijvoorbeeld in de economie, natuurkunde en andere gebieden waar dynamische systemen worden toegepast.

Hoe verkrijg je een gebonden functie g die de Poissonvergelijking oplost voor een gegeven beloningsfunctie h?

De vraag die vaak naar voren komt bij het werken met stochastische processen en Markov-ketens is hoe men een gebonden functie g kan vinden zodat deze voldoet aan de Poissonvergelijking. Gegeven een beloningsfunctie hh, moet er een functie gg zijn die de vergelijking

g=h~+Tgg = h̃ + T g

oplost, waarbij h~(x)=h(x)λhh̃(x) = h(x) - \lambda h en TT de overgangsoperator is van het dynamisch systeem. Dit wordt als volgt hergeschreven:

g=h~+T(h~+Tg)=h~+Th~+T2g==h~+Th~+T2h~++Tnh~+Tn+1gg = h̃ + T(h̃ + T g) = h̃ + T h̃ + T^2 g = \cdots = h̃ + T h̃ + T^2 h̃ + \cdots + T^n h̃ + T^{n+1} g

Dit suggereert dat de som

n=0Tnh~\sum_{n=0}^{\infty} T^n h̃

een kandidaat is voor een oplossing. De vraag rijst echter hoe we kunnen garanderen dat de oneindige reeks n=0Tnh~\sum_{n=0}^{\infty} T^n h̃ convergeert en een gebonden functie oplevert. Dit kan vaak gewaarborgd worden door de convergentie van de verdeling van XnX_n naar π\pi op een geschikte snelheid in een geschikte metriek.

Bijvoorbeeld, als we werken met een Markov-keten die een invariant verdeling π\pi heeft, dan kan men een n-consistente schatter voor λh\lambda h verkrijgen, mits de reeks n=0Tnh~\sum_{n=0}^{\infty} T^n h̃ uniform convergeert voor alle xSx \in S. Dit is wat in het lemma van Corollary 3.2 wordt aangetoond: als de serie convergeert, dan is de empirische schatter van λh\lambda h een n-consistente schatter.

Een voorbeeld hiervan kan worden gezien in het geval van een dynamisch systeem waar de toestandruimte SS een interval is en het systeem voldoet aan de voorwaarden van Theorem 5.1 (Hoofdstuk 3). Hier wordt aangetoond dat de reeks van de overgangsoperatoren de gewenste uniforme convergentie vertoont, en daarmee levert het een consistente schatter van de veronderstelde verdeling op. In dit specifieke geval is de schatter van de empirische verdeling π^n\hat{\pi}_n n-consistent voor de verdeling van π\pi op het interval.

In een ander voorbeeld, waar de toestandruimte SS is beperkt tot het interval [c,d][c,d] en de evolutie van de keten wordt gegeven door Xn+1=αn+1XnX_{n+1} = \alpha_{n+1} X_n, wordt een soortgelijke benadering gevolgd. Het is mogelijk om de momenten van de evenwichtige verdeling van de keten te schatten door gebruik te maken van de eigenschap van n-consistentie van de momenten. Dit wordt geïllustreerd door het berekenen van de rr-de moment van de verdeling met behulp van een gebonden functie h(z)=(zc)rh(z) = (z - c)^r.

De belangrijkste conclusie is dat het vinden van een gebonden functie gg die de Poissonvergelijking oplost, een sleutelrol speelt bij het verkrijgen van consistente schattingen van de evenwichtige verdeling van een Markov-keten. Wanneer de vereiste voorwaarden voor convergentie worden voldaan, kunnen we gebruik maken van de geschatte waarde van de evenwichtige verdeling voor verdere analyse.

Naast de hierboven genoemde voorbeelden is het belangrijk om te begrijpen dat de convergence-eigenschappen van de overgangsoperatoren cruciaal zijn voor de werking van deze benaderingen. In veel gevallen is de snelheid van convergentie naar de invariantie van de verdeling essentieel om de consistente schatters te waarborgen. Dit geldt zowel voor continue als voor discrete markov-processen.

De concepten van n-consistentie en de uniformiteit van de convergentie zijn belangrijk, niet alleen voor het verkrijgen van consistente schattingen van de verdeling van de Markov-keten, maar ook voor het nauwkeuriger voorspellen van de lange-termijn gedrag van het systeem. Dit kan verder uitgebreid worden naar situaties met meer complexe toestandsruimten en transitiematrices, waar de principes van de Poissonvergelijking en de bijbehorende schatters nuttig blijven voor de analyse van stochastische systemen.