1. 55– 32– 6: 27 · 7– 20+ 1;

  2. 9: (79– 1– 77+ 2)·(37– 36);

  3. 88– 17: + + + 10 ·(50– 49);

  4. 30+ 0,2 – (3+ ) : (17– 17) + · 9,5;

  5. 98– 2– (78+ 1· 1,5 – 78) : 2– 87,5.

Haakjes wegwerken en vereenvoudigen
7. 1.
7.2.
7.3.
7.4.
7.5.
7.6.
7.7.
7.8.
7.9.
7.10.

20% van een getal n is gelijk aan een getal waarvan 32 gelijk is. Vind het getal n.

  1. In drie tanks zit in totaal 120 ton olie. In de eerste tank zit 20% van de totale hoeveelheid olie, in de tweede tank zit van wat er in de eerste tank zat. Hoeveel olie zat er in de derde tank?

  1. Los de vergelijking op:
    a) 2(0,6x - 3) – 3(-0,1x + 3) = 0
    b)