In het oude Egypte was de gezondheidszorg diep verweven met de culturele en spirituele opvattingen van die tijd. Medische praktijken waren niet louter gericht op het bestrijden van symptomen, maar ook op het reinigen en harmoniseren van het lichaam als geheel. Zo kende men onder meer colonic cleansing—het reinigen van de dikke darm—met als doel het verwijderen van schadelijke of stilstaande stoffen uit het lichaam. Deze methode, geworteld in het idee van het lichaam als een tempel, sluit aan bij spirituele tradities zoals die van de Essenen en de yogafilosofie. Tegenwoordig ontbreekt deze praktijk in de reguliere biomedische geneeskunde, maar binnen sommige alternatieve stromingen en de geschiedenis van kankertherapieën, zoals die van Max Gerson in de jaren 1950, speelde het nog een belangrijke rol.

De studie van mummies en medische papyri, zoals de Ebers Papyrus, heeft veel onthuld over ziekten en behandelingen in het oude Egypte. De gemiddelde levensverwachting lag rond de midden dertig, vergelijkbaar met die van het Europa uit de achttiende eeuw. De bevolking kampte met aandoeningen als artrose, atherosclerose, polio, tuberculose, lepra, pokken, pest, malaria en oogaandoeningen zoals trachoom en staar. Specifiek oogheelkundige kennis was uitgebreid en gericht op het behandelen van ontstekingen en parasitaire infecties, met toepassingen van antimoon en kopersalzen. De cosmetische toepassing van kopersalzen en antimoon in de vorm van kohl diende niet alleen esthetische doelen, maar had ook een medicinale functie.

Het dieet van de Egyptenaren beïnvloedde hun mondgezondheid. Vroege koninkrijken kenden relatief weinig tandbederf, maar dit verslechterde met de komst van meer geraffineerd voedsel, een fenomeen dat parallellen vertoont met de moderne westerse consumptie van bewerkte voedingsmiddelen en de daarmee gepaard gaande ‘ziekten van de beschaving’.

Geneeskrachtige planten en middelen speelden een belangrijke rol. De wonderlijke eigenschappen van de wonderboom, Ricinus communis, werden al beschreven in oude teksten. De olie uit de zaden werd zowel als lampolie gebruikt als voor medicinale toepassingen bij verstopping en huidproblemen. De combinatie van ricinusolie en zinkoxide, met fungistatische werking, toont aan dat sommige traditionele toepassingen ook nu nog relevant zijn.

Daarnaast kenden de Egyptenaren al het gebruik van opium voor pijnbestrijding en mogelijk rudimentaire anesthesie bij operaties. De toepassing van beschimmeld brood als wondbehandeling is een opmerkelijke voorloper van penicilline, ruim 4000 jaar voordat Alexander Fleming de antibiotische werking van schimmels ontdekte. Ook de Kahun Papyrus onthult een verfijnde kennis van vrouwelijke geneeskunde, met middelen die via vaginale tamponades en dampbehandelingen werden toegediend.

De medische organisatie in het oude Egypte was opvallend geavanceerd en gespecialiseerd. Herodotus beschreef een systeem waarin elke arts zich specialiseerde in één aandoening. Er bestonden specialisten voor ogen, hoofd, tanden, ingewanden en interne aandoeningen. Dit werd ondersteund door een uitgebreid team van verpleegkundigen, masseurs en vroedvrouwen. De geneeskunde werd streng gereguleerd door de heersende klasse, waarbij afwijkingen van vastgelegde methoden bestraft werden. Deze sociale en professionele structuur vertoont duidelijke parallellen met moderne biomedische organisatie, waarin specialisatie, standaardisering en staatssteun centrale elementen zijn.

De medische kennis van Egypte beïnvloedde vroegere Griekse geneeskunde aanzienlijk. In Homeros’ tijd was Egypte ver vooruit op Griekenland op het gebied van anatomie en therapieën. Tegen de tijd van Alexander de Grote was de Egyptische beschaving echter zo gefragmenteerd dat jonge artsen naar Griekenland trokken voor verdere opleiding, waarmee het centrum van medische kennis verschoof.

Belangrijk is te beseffen dat medische praktijken altijd geworteld zijn in de bredere culturele en sociale context waarin zij ontstaan. De integratie van spirituele en lichamelijke gezondheid, het belang van systematische kennisoverdracht en de rol van sociale structuren zijn universele thema’s die ook voor de moderne geneeskunde relevant blijven. Verder maakt de geschiedenis van geneeskunde duidelijk dat veel hedendaagse medische concepten en behandelingen teruggaan op eeuwenoude tradities en dat de ontwikkeling van de geneeskunde geen rechtlijnig proces is, maar een complex samenspel van kennis, cultuur en maatschappij.

Waarom blijft de integratie van complementaire geneeskunde achter bij biomedicine?

In de afgelopen decennia heeft complementaire geneeskunde in veel delen van de wereld steeds meer aandacht gekregen. Praktijken die ooit als alternatief of marginaal werden beschouwd, zoals natuurgeneeskunde, kruidenbehandelingen en acupunctuur, hebben zich langzaam maar zeker een plaats verworven in de publieke discussies over gezondheid en geneeskunde. Er zijn zelfs universiteitsprogramma’s en erkende beroepsbeoefenaars ontstaan. Toch blijkt de acceptatie van deze benaderingen binnen de formele gezondheidszorg, met name in publieke ziekenhuizen, beperkt te blijven. De wetenschappelijke en medische wereld lijkt zich moeilijk te kunnen aanpassen aan het idee van een holistische benadering van geneeskunde, ondanks de toenemende hoeveelheid bewijs die de effectiviteit van natuurlijke en complementaire methoden ondersteunt.

Het begon allemaal met een groeiende bezorgdheid over de richting die de biomedische geneeskunde volgde. De roep om meer natuurlijke, holistische benaderingen van gezondheid en genezing klonk al tientallen jaren geleden, maar de implementatie van deze benaderingen heeft zich veel trager ontwikkeld dan gehoopt. In de jaren 1970 waren er al stemmen die zich afzetten tegen de snelheid van de urbanisatie, de industrialisatie en de technische vooruitgang die volgens hen een negatieve invloed hadden op de lichamelijke, geestelijke en spirituele gezondheid. Deze mensen zagen de oplossing niet in het verder uitbreiden van technologische en chemische methoden, maar in een terugkeer naar eenvoudiger, meer natuurlijke manieren van leven en genezen. Deze beweging bracht natuurgeneeskundigen en therapeuten samen, die de focus legden op preventie, het ondersteunen van het lichaam in plaats van het bestrijden van ziekten, en het gebruik van middelen die voor het lichaam zelf gemakkelijker te verwerken waren.

Er is echter weinig bewijs dat het huidige systeem van gezondheidszorg deze benaderingen daadwerkelijk heeft omarmd. Ondanks de toename van het aantal opleidingen in natuurgeneeskunde en de zichtbaarheid van natuurlijke producten in supermarkten, blijven natuurgeneeskundigen en alternatieve therapeuten vaak buitengesloten van de grotere medische instellingen en beleidsontwikkelingen. Dit is vooral het geval in ziekenhuizen, waar de traditionele biomedische benaderingen de boventoon voeren. In de meeste ziekenhuizen zijn de diëtisten en voedingsdeskundigen bijvoorbeeld nog steeds volledig opgeleid in de conventionele geneeskunde en hebben natuurgeneeskundigen geen formele rol. De beleidsmakers in de gezondheidszorg blijven sterk afhankelijk van de gevestigde medische wetenschappen, zonder substantieel inbreng van complementaire geneeswijzen.

Er is een paradox in dit proces: hoewel complementaire geneeswijzen de afgelopen jaren meer mainstream zijn geworden en er veel discussie is over het integreren van alternatieve behandelingen in de reguliere geneeskunde, blijft de praktische implementatie achter. Het lijkt alsof er een te grote kloof is tussen de academische en wetenschappelijke wereld enerzijds, en de dagelijkse praktijk van gezondheid en genezing anderzijds. Waar het in de jaren 2000 leek alsof er sprake was van een verschuiving in het medisch paradigma, is het momentum sindsdien vertraagd. De toegang van complementaire geneeskunde tot het ziekenhuislandschap is nog altijd beperkt en de beleidsmakers lijken weinig interesse te tonen in de integratie van alternatieve therapieën in het zorgsysteem.

Hoewel biomedicine onmiskenbaar de dominante rol blijft spelen in de medische wereld, blijft het belangrijk om te erkennen dat de waarde van complementaire geneeswijzen niet in hun strijd tegen ziekten ligt, maar in hun vermogen om gezondheid te ondersteunen en te bevorderen. Veel van de therapieën en technieken die worden gebruikt in complementaire geneeskunde zijn subtieler van aard dan de dramatische benaderingen van biomedicine. Ze richten zich op het ondersteunen van de natuurlijke genezingsprocessen van het lichaam en zijn vaak gebaseerd op principes die diepgeworteld zijn in de geschiedenis en tradities van verschillende culturen. Deze benaderingen kunnen mogelijk een belangrijke aanvulling zijn op de conventionele geneeskunde, vooral wanneer het gaat om het bevorderen van welzijn en preventie.

De wetenschappelijke gemeenschap heeft zich over het algemeen in de verdediging gesteld, waarbij veel therapeuten van complementaire geneeswijzen als onwetenschappelijk worden afgeschilderd, ondanks de groeiende interesse en ondersteunend bewijs van de effectiviteit van deze benaderingen. Er moet echter een balans worden gevonden. De interactie tussen biomedicine en complementaire geneeskunde moet verder onderzocht worden, zonder dat de ene benadering de andere volledig uitsluit. De kracht van integrative medicine ligt in het combineren van het beste van beide werelden: de diepgaande kennis van biomedische wetenschap en de wijsheid van eeuwenoude natuurlijke genezingsmethoden.

Naast de therapieën die uit complementaire geneeskunde voortkomen, is het belangrijk om de bredere impact van een holistische benadering van gezondheid te overwegen. Het gaat niet alleen om de behandelingen die men kiest, maar om de manier waarop men in het algemeen naar gezondheid kijkt. De integratie van natuurlijke geneeskunde is ook een filosofische benadering die de nadruk legt op het belang van preventie, het behouden van een balans in het leven, en het in acht nemen van de psychologische en spirituele aspecten van het welzijn. Het idee dat lichaam en geest niet gescheiden zijn, maar onlosmakelijk met elkaar verbonden, is cruciaal voor het begrip van hoe holistische benaderingen kunnen bijdragen aan algeheel welzijn.

De uitdaging ligt niet alleen in het ontwikkelen van effectieve behandelingsmethoden, maar ook in het veranderen van de manier waarop we gezondheid en ziekte in de maatschappij zien. Het is belangrijk om te erkennen dat genezing vaak verder gaat dan het simpelweg bestrijden van symptomen. Het omvat het herstel van balans, zowel fysiek als emotioneel, en het ondersteunen van de zelfhelende vermogens van het lichaam. Dit kan niet volledig worden begrepen binnen de grenzen van de conventionele biomedische modellen die voornamelijk gericht zijn op het elimineren van ziektesymptomen.

Hoe onze gezondheid gevormd wordt: Van reductionisme naar een holistische benadering

Micro-organismen zijn slechts een deel van het verhaal. De grond waarin ze zich nestelen, bepaalt in grote mate hun virulentie. De voedingstoestand speelt hierbij een sleutelrol. De capaciteiten van ons immuunsysteem worden beïnvloed door de kwaliteit van ons dieet en de mate van mentale en omgevingsstress die we ervaren. In bepaalde gevallen kunnen technologische oplossingen slechts een tijdelijke verlichting bieden. René Dubos zocht naar een beter begrip van de delicate balans van interne en externe krachten die de gezondheid en het aanpassingsvermogen in stand houden te midden van voortdurend veranderende omstandigheden. Naarmate hij zich steeds verder terugtrok uit reductionistische visies, omarmde hij steeds meer een holistische en ecologische kijk op de wereld en onze plaats daarin.

In 1959 schreef Dubos: "Door ziekte gelijk te stellen aan het effect van een precieze oorzaak – een microbiële indringer, een biochemische afwijking of mentale stress – leek de doctrine van specifieke etiologie de filosofische visie van gezondheid als evenwicht te ontkennen en de traditionele kunst van geneeskunde achterhaald te maken." Vreemd genoeg echter, lijken de vage en abstracte concepten, die door de Hippocratische doctrine van harmonie worden gesymboliseerd, nu opnieuw de wetenschappelijke arena binnen te dringen. Dubos' inzichten werden gevormd door de vele stromingen van medisch denken die door de geschiedenis heen hebben gevloeid. Hoewel hij volledig ondergedompeld was in de laboratoriumcultuur, liet hij zich nooit verleiden door het positivisme van de opkomende technocratische geneeskunde. Hij begreep dat de gezondheid van ontwikkelde samenlevingen waarschijnlijk meer had geprofiteerd van het werk van civiele en sanitaire ingenieurs in de negentiende eeuw dan van de behandelingen van de opkomende biomedische geneeskunde.

In 1979, drie jaar voor zijn overlijden, bekritiseerde Dubos zachtjes de zelfverklaarde status van de biomedische wetenschap als een wetenschappelijke discipline: "Er is meer in de medische wetenschap dan de reductionistische analyse van cellulaire structuren en chemische mechanismen, meer in de medische zorg dan procedures die zijn afgeleid van de studie van geïsoleerde lichaamssystemen… De wetenschappelijke geneeskunde van onze tijd is nog niet wetenschappelijk genoeg, omdat het de vele omgevings- en emotionele factoren die het menselijk organisme beïnvloeden in gezondheid en ziekte, negeert, of zelfs volledig negeert. Het reduceren van de normale en pathologische processen van het leven tot de fenomenen van moleculaire biologie is simpelweg niet voldoende om de menselijke toestand in gezondheid en ziekte te begrijpen."

René Dubos was zelf een bekwame wetenschappelijke onderzoeker, maar hij bezat ook het inzicht van een sjamaan. Hij begreep onze essentie van verbondenheid met het leven en begreep de sociale, culturele en historische krachten die onze gezondheid en ons welzijn beïnvloeden, net zo diep als fysiologie en biochemie dat doen. In een gebaar dat de diepte van zijn visie en zijn toewijding aan holistische principes onthulde, schreef hij samen met Barbara Ward Only One Earth, een opmerkelijk document over een beschaving in grote problemen. Hierin bevestigde hij de kracht van niet-rationele krachten in de genezingspraktijken van alle culturen. Dubos waarschuwde voor de dwaasheid van het negeren of afwijzen van hun rol in genezing: "Ongeacht het niveau van culturele en economische ontwikkeling, hebben alle mensen door de geschiedenis heen en in verschillende delen van de wereld tegelijkertijd twee soorten geneeskunde beoefend. Enerzijds maakten ze gebruik van medicijnen, chirurgische ingrepen en voedingsregimes om traumatische ongelukken en bepaalde organische aandoeningen aan te pakken die ze gemakkelijk konden begrijpen. Anderzijds hebben ze praktijken ontwikkeld van een semi-mystieke of volledig religieuze aard, ontworpen om fysieke en mentale ziekten te genezen door het beïnvloeden van de geest van de patiënt. Deze niet-organische genezingspraktijken – zoals gezangen, gebeden, pelgrimstochten en dergelijke – worden vaak door buitenstaanders als irrationeel beschouwd, maar dragen vaak bij aan het herstel van de patiënt door hem onbewust te helpen de aangeboren mechanismen voor spontane zelfgenezing te mobiliseren die in alle levende wezens aanwezig zijn."

In zijn latere jaren gaf Dubos steeds vaker stem aan een kant van de menselijke natuur die momenteel niet door de wetenschap begrepen kan worden. Hij wees zachtjes naar de subtielere dimensies van geest en ziel die zowel onze natuur doordringen als de holistische kijk op het leven informeren.

Hoewel René Dubos de medische blik verder uitbreidde dan specifieke etiologie en organische pathologie, was de Amerikaanse psychiater en medische docent George Engel eveneens bezig de grenzen van de formele wetenschappelijke geneeskunde te herzien. Engel was geboren in een cultured en intellectuele familie. Zijn oom, Emanuel Libman, was een gevestigde vooraanstaande figuur in de nieuwe biomedische geneeskunde. Hij had microbiologie gestudeerd in Europa in de late jaren 1800 en keerde terug naar New York, enthousiast over de waarden van laboratoriumgeneeskunde. Aangemoedigd door zijn oom begon Engel in de vroege jaren dertig microbiologie en chemie te studeren. Tijdens zijn eerste jaar medische studies aan Johns Hopkins in 1935, kreeg Engel de kans tijd door te brengen in het laboratorium van de Oekraïense bioloog Alexander Gurwitsch in Leningrad. In de jaren twintig had Gurwitsch de biophotonen ontdekt, zwakke elektromagnetische uitstralingen die samenhangen met levende processen. Ook ontwikkelde hij de theorie van het morfogenetische veld door eerdere studies in embryologie. Gurwitsch' ideeën bevonden zich aan de rand van het wetenschappelijke begrip en werden door veel biologen als ketters beschouwd, maar hebben onderzoekers in de energie-geneeskunde beïnvloed. Ze hebben ook het werk van de bioloog en parapsycholoog Rupert Sheldrake geïnspireerd. Engel's komst naar Leningrad viel samen met het begin van een internationale fysiologieconferentie en, vanwege zijn vloeiendheid in het Engels, kreeg hij de taak om vele vooraanstaande bezoekers naar Gurwitsch' laboratorium te verwelkomen. Toen Engel terugkeerde naar New York, zorgde zijn oom ervoor dat hij een positie kreeg als assistent van een forensisch patholoog, waarmee hij letterlijk honderden autopsieën uitvoerde. Engel kwam zo uit zijn medische studies met een buitengewone ervaring in de geneeskunde van zijn tijd. Gedurende de jaren veertig begonnen Engel's interesses steeds meer naar de psychiatrie te verschuiven. Tegen het begin van de jaren vijftig begon hij een breder ziekteconcept te formuleren dan datgene wat werd ingekaderd door de reductionistische en mechanistische modellen die de biomedische geneeskunde domineerden. Een decennium later verklaarde hij formeel dat ziekte veel meer was dan een eenvoudig biologisch fenomeen en dat gezondheid en ziekte beïnvloed worden door een breed scala aan met elkaar verbonden factoren. Hij veroordeelde het heersende mechanistische concept, dat het lichaam als een machine beschouwde en ziekte als een toestand die te wijten is aan een defect onderdeel.

Engel benadrukte de complexiteit van ziekteoorzaken en stelde dat ziekte geen eenduidig fenomeen was, maar eerder een dynamisch proces met meerdere oorzaken en variabele uitdrukkingsvormen. Hij zocht de grenzen van de geneeskunde uit te breiden door de aandacht van artsen niet alleen naar het biologische, maar ook naar de sociale en psychologische dimensies te richten.