In verschillende scenario's kan de Raad een aanbeveling van de Commissie goedkeuren met betrekking tot de goedkeuring van een werkplan, tenzij er met een tweederde meerderheid van de aanwezige en stemmende leden wordt besloten om een werkplan af te wijzen, waarbij de meerderheid van stemmen uit elke kamer (consumenten, investeerders, producenten) vereist is. Indien de Raad geen beslissing neemt binnen een vastgestelde periode, wordt de aanbeveling van de Commissie als goedgekeurd beschouwd. Als de Commissie echter het afwijzen van een werkplan aanbeveelt of geen aanbeveling doet, kan de Raad besluiten om het werkplan goed te keuren, mits er geen meerderheid van stemmen tegen is in één van de kamers. Deze verschillende mogelijke uitkomsten van besluitvorming brengen ons bij de vraag welk juridisch regime van toepassing is bij de beoordeling van een aanvraag voor voorlopige goedkeuring van een werkplan voor exploitatie in afwezigheid van exploitatieregels.
Het juridische kader voor de voorlopige goedkeuring van werkplannen zonder de vereiste exploitatieregels is ambigu. De Commissie moet de aanvraag beoordelen op basis van "de bepalingen van de Overeenkomst en alle regels, voorschriften en procedures die de Raad voorlopig heeft aangenomen" of op basis van de normen in de Overeenkomst en de principes van de bijlage, waaronder het principe van non-discriminatie van de contractanten. De eerste optie lijkt onwaarschijnlijk vanwege de complexiteit van de te onderhandelen regelgeving en de onduidelijkheid over belangrijke concepten zoals het financiële model, inspectiemechanismen, het delen van voordelen, de economische hulp aan ontwikkelingslanden en de milieuwetgeving. Bovendien zou het in strijd kunnen zijn met het principe van non-discriminatie. De tweede optie, hoewel mogelijk, is eveneens niet wenselijk, aangezien de primaire wetgeving (zoals vastgelegd in Deel XI van de Overeenkomst) is gewijzigd door principes die verdere normatieve ontwikkeling vereisen.
Het is dus noodzakelijk dat de Raad richtlijnen of aanwijzingen aan de Commissie verstrekt om de beoordeling van de aanvragen te sturen zonder politieke beïnvloeding. Als de Raad besluit om het werkplan voorlopig goed te keuren zonder exploitatieregels, dient hij ook duidelijk te maken welke juridische gevolgen deze voorlopige goedkeuring heeft en welke procedures gevolgd moeten worden zodra de exploitatieregels zijn aangenomen. Dit is van cruciaal belang, aangezien volgens artikel 137, paragraaf 2 van de Overeenkomst de mineralen die uit het gebied zijn gewonnen niet mogen worden vervreemd totdat de Autoriteit, die namens de mensheid handelt, zijn mandaat heeft vervuld om de exploitatie van deze hulpbronnen op een eerlijke en milieuvriendelijke manier te reguleren. Dit betekent dat de Raad niet bevoegd is om een contract te autoriseren tussen de Autoriteit en de aanvrager totdat de exploitatieregels zijn goedgekeurd.
In de praktijk is de situatie verder gecompliceerd doordat er geen consensus bestaat onder de lidstaten over de juridische interpretatie van de toepasselijke regels. Hierdoor groeit de roep om een adviserende opinie van de Zeebodemgeschillenkamer, om duidelijkheid te krijgen over de juiste interpretatie van de regels en de gevolgen daarvan voor de toepassing van de Overeenkomst.
Naast de bovengenoemde juridische overwegingen is het belangrijk voor de lezer te begrijpen dat het proces van goedkeuring en de beslissing van de Raad niet alleen juridisch complex is, maar ook politiek geladen. De balans tussen de belangen van verschillende staten en actoren, zoals ontwikkelingslanden, investeerders en milieuorganisaties, speelt een sleutelrol in de uiteindelijke besluitvorming. Het ontbreken van exploitatieregels leidt tot onzekerheid en risico’s voor zowel de betrokken landen als de betrokken bedrijven.
Het is daarnaast essentieel om in gedachten te houden dat de processen die in de Raad en de Commissie plaatsvinden, sterk afhankelijk zijn van de bredere geopolitieke context en de onderlinge verhoudingen tussen landen. De onderhandelingen zijn vaak langdurig en ingewikkeld, waarbij de afwegingen tussen economische voordelen, milieubescherming en de rechten van ontwikkelingslanden voortdurend moeten worden afgewogen. Het ontwikkelen van een werkbare en rechtvaardige regeling voor de exploitatie van mariene hulpbronnen in het internationale rechtskader is een uitdaging die tijd en geduld vereist van alle betrokken partijen.
Waarom gestandaardiseerde taxonomie cruciaal is voor het begrijpen van de biodiversiteit in de diepe zee
In de diepzee speelt het begrijpen van de biodiversiteit een sleutelrol in het beantwoorden van belangrijke ecologische en milieukundige vragen. De manier waarop soorten worden geïdentificeerd en beschreven, heeft grote invloed op de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatie die we over deze onbekende ecosystemen verzamelen. Ondanks de enorme investering van tijd, geld en wetenschappelijke inspanningen, zijn er nog steeds grote hiaten in de kennis over de soorten die in de diepzee wonen en de netwerken van ecologische interacties die daar plaatsvinden.
Het proces van soortenbeschrijving is fundamenteel voor het verbinden van gegevens uit verschillende studies en het beantwoorden van belangrijke vragen over de biodiversiteit van de diepe zee. Dit proces is echter niet eenvoudig en wordt gekenmerkt door aanzienlijke uitdagingen. De traditionele manier van identificatie, die zich voornamelijk richt op morfologische kenmerken, is tijdrovend en vereist hooggespecialiseerde kennis. Het is een proces dat door de jaren heen slechts door een klein aantal wetenschappers op wereldwijd niveau wordt uitgevoerd, wat de voortgang belemmert.
In veel gevallen worden soorten die nog niet zijn beschreven geïdentificeerd op basis van het oog van de taxonoom. Dit kan leiden tot inconsistenties, omdat elk taxon een eigen identificatiesysteem gebruikt. Hoewel er verschillende initiatieven zijn geweest, zoals workshops georganiseerd door de ISA (International Seabed Authority), om gestandaardiseerde methoden voor soortenbeschrijving te bevorderen, is de uitdaging nog steeds groot. Bovendien biedt de recente vooruitgang in genetische identificatiemethoden een veelbelovende oplossing, maar introduceert tegelijkertijd nieuwe complicaties. Genetische technieken kunnen de nauwkeurigheid van soortenidentificatie verbeteren, maar zijn niet zonder hun eigen problemen, zoals de noodzaak van het gebruik van verschillende bewaar-methoden voor morfologische en genetische analyses.
Hydrothermale ventilatiegebieden, die waarschijnlijk de meest bestudeerde diepe zeehabitats op aarde zijn, vormen een uitzondering. Door hun relatief lage biodiversiteit zijn de meeste soorten in deze ecosystemen gedocumenteerd. Dit heeft geleid tot een beter begrip van de endemische soorten die alleen in deze specifieke habitats of zelfs op bepaalde ventlocaties voorkomen. Niettemin blijft er veel onontdekt terrein, zoals de enorme hoeveelheden nodule habitats in de Clarion-Clipperton Zone (CCZ), die qua biodiversiteit enorm rijk zijn. Maar hier zijn veel soorten nog niet goed beschreven, vooral vanwege de onvolledigheid van taxonomische gegevens, wat het moeilijk maakt om de connectiviteit en verspreiding van de soorten in deze gebieden te begrijpen.
Bijvoorbeeld, een recent onderzoek in de CCZ vond slechts 54 beschreven polychaete-soorten, terwijl de schattingen suggereren dat er duizenden van deze soorten in datzelfde gebied kunnen zijn. Dit illustreert het probleem van de bias in de soortenbeschrijvingen, waarbij de nadruk vaak ligt op de veelvoorkomende en wijdverspreide taxa, die gemakkelijker te verzamelen zijn, maar niet noodzakelijk representatief zijn voor de volledige biodiversiteit. Dit leidt tot een vertekening in de schattingen van de ecologische connectiviteit, wat cruciaal is voor het begrijpen van de structurele integriteit van diepe zeehabitats.
De kennis van de biodiversiteit in andere diepe zeegebieden, zoals zeebergen, blijft ook slecht begrepen. Het is nog niet duidelijk hoeveel van de soorten die daar voorkomen endemisch zijn of welke rol deze structuren spelen als hotspots voor biodiversiteit. Dit is een belangrijk vraagstuk, vooral omdat zeebergen vaak grote concentraties megafauna herbergen, die makkelijker te bestuderen zijn via video-opnames, in tegenstelling tot infauna die moeilijker te bemonsteren zijn. Dit heeft geleid tot de aanwezigheid van "morfosoorten", waarbij organismen die visueel op elkaar lijken, worden gegroepeerd zonder diepere genetische analyses. Deze benadering kan echter misleidend zijn, aangezien het vaak de verborgen soorten, die onder de oppervlakte schuilgaan, niet detecteert.
De ISA heeft deze problemen erkend en stappen ondernomen om gestandaardiseerde taxonomieën en methoden voor soortenidentificatie te bevorderen, maar de behoefte aan meer gespecialiseerde taxonomen en extra financiering voor taxonomisch werk blijft een cruciale factor in de oplossing van deze problemen. In recente jaren is er echter vooruitgang geboekt: bijvoorbeeld, er zijn al meer dan vijftig polychaet-soorten beschreven sinds 2016 in de CCZ. Dit is slechts een klein percentage van het werkelijke aantal soorten, maar het toont de potentie van gecombineerde morfologische en genetische benaderingen voor het versnellen van de soortenidentificatie.
De toevoeging van genetische identificatie biedt zeker nieuwe kansen, maar er zijn ook uitdagingen in de uitvoering. Bijvoorbeeld, de procedures voor het bewaren van monsters voor genetische analyses verschillen vaak van die voor morfologische identificatie. Dit leidt tot de noodzaak om monsters op twee verschillende manieren te verzamelen, wat de kosten en tijdsdruk aanzienlijk verhoogt. Desondanks wordt de vooruitgang in genetische technieken gezien als een waardevolle aanvulling, vooral bij het identificeren van cryptische soorten, die visueel niet van elkaar te onderscheiden zijn maar genetisch zeer verschillend kunnen zijn.
Het is evident dat het oplossen van deze problemen niet eenvoudig is en dat er een aanzienlijke hoeveelheid werk nodig is om de gaten in onze kennis te dichten. Er moet meer nadruk worden gelegd op het belang van taxonomisch werk in diepzeestudies en de impact van diepzeemijnbouw. Meer financiering en middelen moeten beschikbaar komen om de duizenden onbeschreven soorten te identificeren die al zijn verzameld, vooral in de CCZ, die waarschijnlijk het eerste gebied is waar diepzeemijnbouw zal plaatsvinden. Het delen van monsters en taxonomische expertise tussen laboratoria is van essentieel belang om de beschikbare gegevens te verbeteren en de kennis van de biodiversiteit van de diepe zee te vergroten.
Hoe Peirceaans Semiotiek en Informatie De Betekenis van Leven en Communicatie Vormgeven
Hoe Relatieve Tensors en Pseudotensors Zich Gedragen Onder Transformaties
Wat eten eendkuikens in de eerste levensdagen?
Hoe Het Onbekende De Wereld Beïnvloedt: Een Ooggetuige Verslag

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский