Het minibandtransport in superroosters is een fundamenteel verschijnsel dat de dynamica van elektronen in dergelijke materialen bepaalt. Dit effect speelt een cruciale rol in de elektronische eigenschappen van superroosters, zoals beschreven in verschillende theoretische en experimentele studies. Het betreft vooral de relatie tussen de elektronenbeweging en de elektrische velden die op het systeem worden toegepast, evenals de invloed van de temperatuur en het relaxatietijd van de elektronen.

In superroosters kunnen elektronen zich gedragen alsof ze zich in een "miniband" bevinden, waar hun energielevels niet continu zijn, maar in discrete banden liggen. Dit komt voort uit de periodieke potentiaal die wordt geïntroduceerd door de opeenvolgende lagen van materialen met verschillende bandstructuren. De elektronenbeweging wordt beschreven door de golffunctie van de elektron, die afhankelijk is van de golftal k. De tijdsafhankelijke verandering van de golftaal wordt gegeven door de vergelijking Ez(k)k\frac{\partial E_z(k)}{\partial k}, die de versnelling en het effect van het elektrische veld op de elektronengolven beschrijft. Het gedrag van de elektronen wordt beïnvloed door zowel de elektrische velden als de relaxatietijd τ\tau, wat resulteert in een driftbeweging van de elektronen met een gemiddelde snelheid die afhankelijk is van deze parameters.

De driftbeweging van elektronen in superroosters wordt verder gekarakteriseerd door de zogenaamde driftingssnelheid vd(k0)v_d(k_0), die kan worden berekend door de elektrische veldsterkte en de tijdsafhankelijke verspreiding van de golftaal te combineren. De statistische gemiddelde driftbeweging kan worden uitgedrukt als een integraal over alle mogelijke waarden van de golftaal k, en de snelheid zelf is afhankelijk van zowel het elektrische veld als de temperatuur. Bij lage elektrische velden kan de driftingssnelheid lineair afhangen van het veld, maar bij hogere velden wordt de conductiviteit niet langer lineair. Dit verschijnsel wordt geassocieerd met een negatieve differentiële snelheid (NDS), die wordt waargenomen wanneer het elektrische veld een bepaalde drempel overschrijdt.

Experimentele studies, zoals die van Sibille et al., hebben aangetoond dat bij een laag elektrisch veld de I-V-curve een niet-lineair gedrag vertoont, wat duidt op de verschijning van een negatieve differentiële geleiding. Dit gedrag is sterk afhankelijk van de breedte van de minibanden en de temperatuur. De elektronische structuur van het superrooster, inclusief de breedte van de minibanden, heeft een directe invloed op de optische en elektrische eigenschappen van het materiaal, waardoor superroosters uitermate geschikt zijn voor toepassingen in hoogfrequentie-elektronica, zoals transistoren en andere snelle schakelingen.

Het is belangrijk om te begrijpen dat de mate van niet-lineariteit in het geleidingsgedrag niet alleen afhankelijk is van de elektrische veldsterkte, maar ook van de breedte van de minibanden. Wanneer de minibanden smaller zijn, kan de elektronenbeweging meer worden beïnvloed door de temperatuur en de verhouding tussen de temperatuur en de elektrische velden. Experimentele waarnemingen bevestigen dat de elektronische geleiding zowel door het elektrische veld als door de thermische effecten kan worden gestuurd, en dat de elektronen in het superrooster soms zelfs niet-lineair gedrag vertonen als gevolg van deze complexe interacties.

Het fenomeen van de negatieve differentiële snelheid wordt verder geanalyseerd door de vergelijking voor de driftingssnelheid vd(F)v_d(F), die wordt beïnvloed door de elektronenmobiliteit μ\mu en de veldsterkte FF. In dit verband kan de geleiding worden beschreven door een functie van FF, waarbij de elektrische veldsterkte een kritische waarde FcF_c bereikt. Bij hogere veldsterkten kan de snelheid van de elektronen afnemen, wat resulteert in een negatieve differentiële snelheid. Dit fenomeen is van belang voor toepassingen in elektronische apparaten die gevoelig zijn voor niet-lineair gedrag, zoals schakelaars en diodefuncties.

Naast de hierboven beschreven effecten wordt de transporttheorie verder gecompliceerd door de mogelijke verschijnselen van Bloch-oscillaties, die voorspeld werden door Esaki et al. In een superrooster kan de electronenbeweging in de minibanden oscilleren door de interactie met het toegepaste elektrische veld, wat resulteert in een periodiciteit van de beweging. De frequentie van deze oscillaties is gerelateerd aan de sterkte van het veld en de breedte van de minibanden, en kan worden gemeten door middel van terahertz-fotodetectie. Bloch-oscillaties zijn een belangrijk kenmerk van de superroosterstructuren en kunnen inzicht geven in de dynamica van elektronen op korte tijdsschalen.

Tot slot blijkt uit experimentele gegevens dat de elektrische geleiding in superroosters sterk afhankelijk is van de veldsterkte, de temperatuur, en de breedte van de minibanden. Bij toenemende veldsterkte kunnen resonanties optreden in de conductiviteitsmetingen, wat resulteert in scherpe pieken in de I-V-curve. Deze resonanties zijn een teken van de complexe interacties tussen de elektronen en het elektrische veld, en ze geven aanwijzingen voor de mechanismen die de transporteigenschappen van superroosters bepalen. De frequentie van deze resonanties kan worden gebruikt om de snelheden van de elektronen te berekenen, wat belangrijk is voor het ontwerp van apparaten die werken op hoge frequenties.

Wat is de rol van de Rashba Spin-Orbit Interactie in halfgeleider spintronica?

De Rashba spin-orbit-interactie (RSOI) is een cruciaal concept in de studie van spintronica, met name in het kader van halfgeleiderapparaten. Het is een fysisch fenomeen waarbij de spin van een elektron interacteert met zijn beweging in een asimmetrisch elektrisch veld. Deze interactie wordt beschreven door de zogenaamde Rashba Hamiltoniaan, die de koppeling tussen de elektronspin en de elektronische impuls kwantificeert.

De Rashba-interactie speelt een fundamentele rol in de werking van apparaten zoals spin-transistoren, die spinpolarisatie gebruiken voor informatieverwerking. Dit effect veroorzaakt de splijting van spin-up en spin-down toestanden van elektronen, zelfs in de afwezigheid van een extern magnetisch veld. De Rashba-interactie maakt het mogelijk om de spin van elektronen te manipuleren zonder gebruik te maken van externe magnetische velden, wat veelbelovend is voor het ontwerp van energiezuinige en efficiënte elektronische apparaten.

In een typische spin-transistor, zoals geïllustreerd in de literatuur, worden elektronen die door een bron worden geïnjecteerd spin-gepolariseerd langs de x-richting. De spinpolarizatie kan worden gepresenteerd als een lineaire combinatie van positief en negatief gepolariseerde elektronen in de z-richting. Dit creëert een situatie waarin de verschillende spin-staten van de elektronen na interactie met de Rashba-term splitsen, wat resulteert in een faseverschil voor spin-up en spin-down elektronen na het passeren van het junctiegedeelte.

De energetische verschillen tussen de spin-up en spin-down toestanden kunnen worden uitgedrukt in termen van de elektronische golffunctie en de Rashba-coëfficiënt. Dit leidt tot een faseverschuiving die afhankelijk is van de lengte van het kristal en de intensiteit van de Rashba-interactie. Een typische faseverschuiving wordt uitgedrukt als Δθ=2mαL2\Delta \theta = \frac{2m^* \alpha L}{2}, waarbij mm^* de effectieve massa van het elektron is, α\alpha de Rashba-coëfficiënt, en LL de lengte van het kristal.

De snelheid van deze faseverschuiving is afhankelijk van de geometrie van het apparaat en de aard van de elektronbeweging. Als de elektronbeweging zich volledig langs de x-as afspeelt, dan is de faseverschuiving maximaler. Wanneer de hoek van voortplanting van de elektronen ten opzichte van de x-as toeneemt, neemt het effect echter af en verdwijnt uiteindelijk bij een hoek van 90 graden. Om dit effect te vermijden, is het mogelijk om een confinant-potentiaal te gebruiken, zoals voorgesteld door Datta en Das. Dit creëert een reeks discrete subbanden die de interactie kunnen beperken.

Naast de Rashba-interactie is er ook de Dresselhaus spin-orbit-interactie (DSOI), die optreedt in systemen met bulk-kristal-inversiesymmetrie. Beide effecten, RSOI en DSOI, kunnen worden beschreven in termen van de spin-orbit koppeling in het non-relativistische limiet. De Rashba-interactie ontstaat wanneer het potentiaal in de z-richting asynchroon is, terwijl de Dresselhaus-interactie voorkomt in systemen met bulk-inversie-asymmetrie, zoals in de zinkblende of diamantstructuren.

Vanwege de kracht van de Rashba-interactie, die spin-splitsing veroorzaakt zonder externe velden, is het een essentieel hulpmiddel in de ontwikkeling van spintronische apparaten, zoals spin-transistoren. De toepassing van deze interacties kan leiden tot de realisatie van apparaten die de spin van elektronen efficiënt kunnen manipuleren, wat de basis legt voor een nieuw tijdperk van halfgeleidertechnologie.

Het is ook belangrijk te begrijpen dat de effectiviteit van de Rashba-interactie sterk afhankelijk is van het materiaal en de geometrie van de halfgeleiderstructuren. Experimenten met InGaAs/InAlAs-heterostructuren tonen aan dat de Rashba-coëfficiënt α\alpha typisch rond de 3.9×1010eV\cdotpcm3.9 \times 10^{ -10} \, \text{eV·cm} ligt, wat betekent dat voor een faseverschuiving van π\pi, de lengte van het kristal LL ongeveer 0.67 micrometer moet zijn, wat kleiner is dan de vrije weg van de elektronen bij lage temperaturen. Dit bevestigt dat de Rashba-interactie een fundamentele rol speelt in het ontwerpen van efficiënte spintronische apparaten.