De opkomst van de 'Security Story' binnen het kapitalisme markeert een krachtig moment van transformatie, waarbij de nadruk verschuift van rationele economische vooruitgang naar een narratief dat zich voornamelijk baseert op emoties zoals angst en de behoefte aan respect. Dit nieuwe paradigma is niet zomaar een toevallige ontwikkeling, maar een noodzakelijke respons van het kapitalistische systeem op de groeiende ontevredenheid van de werkende klasse en de opkomst van een sterk nationalistisch sentiment.

In de kern is de 'Security Story' een legitiematieveringsstrategie die vooral de onderkant van de samenleving aanspreekt, die zich bedreigd voelt door zowel interne als externe vijanden. Dit is een verhaal dat niet alleen draait om het beschermen van de natie tegen vermeende buitenlandse dreigingen, maar ook om het zuiveren van de samenleving van binnenuit. Immigranten, mensen van kleur en liberale elites worden vaak neergezet als de interne vijanden, die de 'echte' natie zouden ondermijnen. Dit proces van zuivering is het hart van de 'Security Story', waarin het idee van het beschermen van de 'tribe' tegen vervalsingen en verontreinigingen centraal staat. De emoties van de mensen die zich onveilig voelen, worden hiermee gemobiliseerd, en hun verlangen naar respect en erkenning wordt vervuld door het idee van bescherming en zuivering.

Het verhaal van veiligheid is echter niet alleen een reactie op externe bedreigingen. Het is ook een manier om de historische kloof tussen de kapitalistische elites en de werkende klasse te overbruggen. In een tijd waarin de technologische vooruitgang in Silicon Valley en andere hoogtechnologische sectoren voortdurend verdergaat, hebben de elites geleerd dat wetenschap en rationeel denken essentieel zijn voor hun eigen welvaart. Tegelijkertijd weten ze dat de massa's vaak niet zo'n rationele benadering delen, en dat een andere vorm van legitimiteit noodzakelijk is om hen te winnen. De boodschap van respect en bescherming raakt daarom een diepe snaar bij de werkende klasse, vooral wanneer deze wordt gekoppeld aan het idee van nationale veiligheid en het behoud van de nationale identiteit.

In wezen heeft het kapitalisme altijd zijn eigen vormen van irrationaliteit gehad. De obsessie met markten, de bijna religieuze overtuiging in de kracht van de vrije markt, en de overmatige nadruk op individuele prestaties zijn allemaal uitingen van irrationele krachten binnen het kapitalistische systeem. Deze irrationele aspecten komen steeds duidelijker naar voren in de manier waarop het kapitalisme zijn eigen voortbestaan legitimeert. De nadruk op 'veiligheid' en 'respect' vormt nu de ruggengraat van dit legitimatieproces, waardoor de werkende klasse een gevoel van zekerheid en trots krijgt, maar tegelijkertijd de rationaliteit en wetenschappelijke benaderingen die het kapitalisme oorspronkelijk aandreven, op de achtergrond verdwijnen.

Dit proces is geen nieuw fenomeen. In de middeleeuwen werd een soortgelijke 'Security Story' geformuleerd binnen het feodale systeem. Het feodalisme, dat gebaseerd was op een extreem hiërarchische en ongelijk verdeelde samenleving, gebruikte angst en bescherming als emotionele wapens. Het idee van een feodale aristocratie die de massa beschermde tegen gevaar, was vergelijkbaar met het verhaal dat vandaag de dag in veel kapitalistische samenlevingen wordt gepromoot. In de feodale samenleving werd de massa (de serfs) gezien als het belangrijkste doelwit voor bescherming tegen externe bedreigingen, maar ook als een object van controle en manipulatie door de aristocraten. Het kapitalisme heeft dit verhaal geërfd en aangepast om te voldoen aan de behoeften van de moderne werkende klasse, die zich nog steeds vaak bedreigd voelt door de krachten van globalisering, technologie en verandering.

Deze historische continuïteit van het 'Security Story' is van cruciaal belang voor het begrijpen van de huidige politieke en economische dynamiek. De parallellen tussen feodalisme en kapitalisme zijn evident, vooral in de manier waarop macht en rijkdom nog steeds geconcentreerd zijn bij een elite, terwijl de meerderheid van de bevolking wordt aangesproken via emoties van angst, onzekerheid en het verlangen naar veiligheid. De rijken hebben altijd manieren gevonden om de werkende klasse te legitimiseren, niet via rationele economische argumenten, maar door gebruik te maken van diepe emotionele draden die resoneren met de mensen die zich onveilig of onbegrepen voelen.

Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat dit alles niet simpelweg een kwestie is van het kapitalisme dat zich afwendt van wetenschap en rationeel denken. In plaats daarvan is het een bewijs van de onderlinge verbondenheid tussen economie en emotie. Het kapitalisme is niet alleen afhankelijk van objectieve wetenschappelijke principes, maar ook van het manipuleren van de diepgewortelde gevoelens van de mensen. De irrationele krachten van angst en het verlangen naar respect worden ingezet als legitiematiemiddelen om de werkende klasse in het gareel te houden, terwijl de technocratische elite zich aan de rationele kern van het systeem vasthoudt.

Het is ook van belang te beseffen dat de opkomst van de 'Security Story' het kapitalisme in toenemende mate in conflict brengt met zijn eigen fundamenten. De toenemende afhankelijkheid van irrationele, emotioneel geladen narratieven dreigt de stabiliteit van zowel het kapitalisme als de democratische waarden die ermee gepaard gaan, te ondermijnen. De vraag is niet of deze spanning zal blijven bestaan, maar in hoeverre deze het vermogen van kapitalistische samenlevingen om zich aan te passen aan de uitdagingen van de toekomst zal beïnvloeden.

De feodale veiligheidsgeschiedenis en haar invloed op de moderne politiek

In de feodale samenleving speelde irrationaliteit een cruciale rol in het vormgeven van de dagelijkse realiteit. De mensen van die tijd reconstrueren hun verleden vaak vanuit een rationele lens, maar het irrationele was een fundamenteel element van hun wereld. Deze irrationaliteit was niet slechts een bijzaak; het was een bepalende factor in de loop van politieke gebeurtenissen, vooral in Europa tijdens de feodale periode. Hoewel men vandaag de dag geneigd is de irrationele aspecten van de maatschappij te negeren, blijven ze invloed uitoefenen op de moderne politiek.

In de middeleeuwen, gekarakteriseerd door angst voor demonische krachten, werd de samenleving gedreven door de constante dreiging van duivels, ziekten en natuurverschijnselen die als bovennatuurlijke straffen werden gezien. Deze angsten werden vaak aangewakkerd door de heersende geestelijkheid en adel, die zichzelf als de beschermers van de mensen in een wereld vol onvoorstelbare gevaren profileerden. De priesters en adel gebruikten de irrationaliteit van de tijd om hun eigen macht te verstevigen en hun gezag te legitimeren. De angsten van het volk werden erkend en gecultiveerd, en de bescherming die werd geboden door de feodale heer werd gepresenteerd als de enige manier om in veiligheid te blijven te midden van de chaos.

De allure van een allesomvattende machtige leider was in deze context groot. De feodale heer bood niet alleen bescherming tegen de vele vormen van bedreigingen die als demonisch of goddelijk werden gezien, maar ook zekerheid in een wereld vol onzekerheid. Deze heerser was zowel een militaire als een spirituele autoriteit, een ‘instrument’ van God, die het volk beschermde tegen zowel menselijke als bovennatuurlijke vijanden. De heersers konden een bepaald moreel en sociaal evenwicht creëren, wat hen niet alleen als beschermers maar ook als symbolen van stabiliteit en continuïteit positioneerde. Dit had diepe implicaties voor de sociale verhoudingen in het feodale systeem: de onderdanen wisten dat hun land, hun veiligheid en zelfs hun levens afhingen van de gunst van hun heer.

De feodale heer bood niet alleen een veilige haven tegen fysieke gevaren zoals bandieten of vijandelijke edelen, maar creëerde ook een spiritueel gevoel van veiligheid. Zijn macht werd gepresenteerd als een afspiegeling van de goddelijke orde, waarbij de bescherming van de serf werd gezien als een heilige plicht. Het gevoel van verbondenheid en eer dat de serfs ervoeren door hun banden met de heer, gaf hen een moreel kompas in een onzekere wereld. Het was deze structuur die hen, ondanks hun lagere sociale status, een soort van identiteit gaf, die verbonden was met het grotere geheel van de ‘feodale natie’.

Vandaag de dag kunnen we parallellen trekken met de moderne politiek, waarin een soortgelijke ‘beveiligingsverhalen’ zich afspelen. De retoriek van de bescherming door sterke leiders komt uit dezelfde traditie van feodale leiders, die beloven de samenleving te beschermen tegen onzichtbare vijanden. In het kapitalistische systeem zien we bijvoorbeeld dat sommige politieke figuren zich positioneren als de enige redders in tijden van chaos en gevaar, vaak door vijanden te creëren, of ze nu daadwerkelijk bestaan of niet. Dit doet denken aan de manier waarop feodale heersers de angst voor de demonische invloeden benutten om hun eigen heerschappij te rechtvaardigen.

In de moderne context wordt de behoefte aan een sterke, allesbeslissende leider vaak gepresenteerd als een reactie op de vermeende dreigingen die de stabiliteit van de samenleving bedreigen. Dit komt zowel in fysieke als spirituele vormen van bescherming voor. De angst voor terrorisme, pandemieën of andere vormen van chaos creëert ruimte voor leiders die beloven veiligheid te bieden in ruil voor loyaliteit. Het concept van ‘veilige havens’, vergelijkbaar met de middeleeuwse landgoederen, blijft een aantrekkingskracht uitoefenen, hoewel de ‘vijanden’ tegenwoordig vaak minder concreet en meer abstract zijn.

Er is echter een belangrijke nuance die niet mag worden vergeten. De feodale bescherming kwam altijd met een prijs: de hiërarchie en onderdrukking van de lagere klassen. Het ‘terugkeren naar de roots’ van de feodale structuur kan voor sommigen aantrekkelijk lijken, maar het negeren van de onmiskenbare sociale ongelijkheid en de vaak brute onderdrukking van de lagere klassen kan gevaarlijk zijn. De moderne varianten van deze feodale logica – of het nu gaat om autoritaire leiderschappen, nationalisme of populisme – moeten altijd worden afgewogen tegen de gevaren van sociale uitsluiting en onvrijheid.

Het is van groot belang voor de lezer om te begrijpen dat de aantrekkingskracht van sterke leiders en hun ‘beveiligingsverhalen’ diep geworteld is in de menselijke psychologie en geschiedenis. De angst voor onzekerheid en de verlangen naar stabiliteit kan gemakkelijk worden gemanipuleerd, en het is de taak van de moderne maatschappij om te navigeren tussen veiligheid en vrijheid, zonder te vervallen in de oude feodale systemen van onderdrukking en ongelijkheid.

Hoe Kan Werkelijke Veiligheid Alleen Bereikt Worden Door Wereldwijde Bestuur?

Werkelijke veiligheid kan alleen worden bereikt door wereldwijde governance, met de Verenigde Naties (VN) en andere collectieve veiligheidsinstellingen, inclusief internationaal recht en rechtbanken, en ontwikkelingsakkoorden die alle landen in gezamenlijke inspanningen kunnen verenigen, zoals het Klimaatakkoord van Parijs en de verdragen voor nucleaire non-proliferatie. De VS, met haar nadruk op nationalisme en militarisme, vormt de grootste bedreiging voor het oplossen van wereldwijde crises en ondermijnt de werkelijke wereldveiligheid. Het klimaatontkenning in de VS en Trump’s triljoeneninvesteringen in het Amerikaanse nucleaire arsenaal, inclusief voor tactische kernwapens, zijn obstakels voor enige vorm van echte mondiale veiligheid.

Het veiligheidsverhaal van de VS is er een van nationale bescherming – men beweert een vreedzaam wereldorde na te streven, maar in werkelijkheid ondermijnt het de hoop op een wereld waar de natie kan overleven door de fundamenten van wereldvrede en collectieve veiligheid te vernietigen. De VS heeft de VN zo ontworpen dat deze zwak is en niet in staat is om de Amerikaanse macht te betwisten, waarbij het werd gestructureerd als een instrument voor de Westerse grootmachten. De grootste oorlog in de wereld kan gezien worden als een strijd tussen de VS en de VN, een conflict dat de economische belangen van de VS bevordert en het wereldkapitalisme beschermt door alle internationale lichamen die collectieve veiligheid zouden kunnen creëren te verzwakken, wat andere landen tegen de VS zou kunnen beschermen.

Nationaal veiligheidsdenken is de religie van het nationalisme, maar het vergroot de onzekerheid door voortdurend vijanden te creëren. Nationalisme is het recept voor eindeloze oorlog, wat de essentie is van het Amerikaanse buitenlandse beleid sinds de Tweede Wereldoorlog. Hoe kan er echte veiligheid zijn in een wereld die door haar machtigste natie wordt gedefinieerd als vijandig en vol vijanden die haar economisch willen bedriegen of militair willen verzwakken? Hoe kan er werkelijke veiligheid zijn in een wereld waar een supermacht zoals de VS roofzuchtig en gewelddadig is, voortdurend op zoek naar winst en controle over andere landen die haar als de grootste vijand zien in hun eigen nationale veiligheidsverhalen?

Een reeks Gallup-enquêtes toont aan dat mensen overal ter wereld de VS vrezen als de grootste bedreiging voor hun eigen veiligheid en voor wereldvrede. Het opbouwen van de architectuur van een mondiaal huis – met wereldwijde, regionale, nationale en lokale overheden – is een absolute noodzakelijkheid voor werkelijke veiligheid. Dit vereist een wereldwijd veiligheidsverhaal, dat de natiestaat niet elimineert, maar deze integreert binnen een hiërarchie van lokale tot wereldwijde governance en veiligheidsinstellingen. De architectuur van het mondiale huis moet gebaseerd zijn op het principe van subsidiariteit, wat niet betekent dat alle macht in wereldregering moet worden geconcentreerd. Integendeel, het principe stelt dat beslissingen moeten worden genomen op het laagst mogelijke democratische niveau dat in staat is om rechten en werkelijke veiligheid te waarborgen.

De natiestaten moeten hun macht overdragen aan internationale organen om klimaat- en vredesveiligheid te creëren, maar ook naar lagere niveaus om gemeenschap en democratie te bevorderen. De staat is een instrument om de menselijke waardigheid te bevorderen, mensenrechten te beschermen en het algemeen welzijn te ontwikkelen. Subsidiariteit stelt dat dergelijke overheidsfuncties op het laagst mogelijke niveau moeten worden uitgevoerd, zolang dit adequaat kan worden gedaan. Wanneer dit niet kan, moeten hogere overheidsniveaus ingrijpen. Dit principe is onlosmakelijk verbonden met het principe van participatie, het recht van alle mensen om deel te nemen aan het economische, politieke en culturele leven van de samenleving, en aan de beslissingen die hun gemeenschap beïnvloeden.

Subsidiariteit draagt veel nationale staatsmacht en productie over naar lokale gebieden, maar ook naar regionale en internationale organen. Uiteindelijk, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens duidelijk maakt, moeten de universele rechten die essentieel zijn voor werkelijke veiligheid voor alle mensen gelden, of ze zijn voor niemand beschikbaar. In de preambule wordt duidelijk gemaakt dat universele rechten betekent dat rechten voor elke mens op de planeet gelden en geen betrekking hebben op nationaliteit: de Algemene Vergadering verklaart de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als een gemeenschappelijke standaard voor alle volkeren en alle landen, zodat iedere individu en ieder maatschappelijk orgaan, met inachtneming van deze Verklaring, zal streven door onderwijs en opvoeding het respect voor deze rechten en vrijheden te bevorderen en door progressieve maatregelen, nationaal en internationaal, hun universele en effectieve erkenning en naleving te waarborgen.

Om werkelijke veiligheid te creëren, moeten we snel overstappen van onbelemmerd nationalisme en zijn ‘nationale veiligheid’ religie naar het lokale-tot-globale paradigma. Nationale veiligheid is een recept voor een wereld van vijandige naties, omdat het een Hobbesiaanse wereld van soevereine entiteiten weerspiegelt en creëert die moeten vrezen dat elke erosie van hun eigen macht een machtsvacuüm creëert dat andere landen zullen proberen in te vullen. Wereldwijde veiligheid creëert wereldwijde governance, internationale wetten en rechtbanken, en culturele openheid die de Hobbesiaanse onzekerheid van soevereine en anarchistische natiestaten ondermijnt. Dit betekent niet het einde van de natiestaat, maar een realisatie dat naties simpelweg één niveau van instellingen zijn die zich bezighouden met wereldwijde veiligheid, en dat zowel wereldwijde als lokale governance essentieel zijn voor universele rechten en werkelijke veiligheid.

Daarnaast moeten we beseffen dat werkelijke veiligheid voortkomt uit de vervulling van universele rechten, die alleen kunnen voortkomen uit een gevoel van solidariteit en gedeelde belangen met alle mensen op de planeet. Door naar de EU te kijken, waar universele rechten en veiligheid het meest ontwikkeld zijn, merkt Jeremy Rifkin op dat de verschillende Europese Handvesten en Verklaringen van de Mensenrechten van nationaal naar dit nieuwe universele model zijn verschoven. Het burgerschap wordt steeds internationaler, naarmate menselijke activiteit steeds globaler wordt. Het oude idee om burgerschap aan nationaliteit te koppelen, lijkt bijna ouderwets in een wereld van wereldwijde handel, transnationale maatschappelijke bewegingen en verschuivende culturele diaspora’s.

Rifkin gaat verder met te zeggen dat het concept van universele rechten – het hart van werkelijke veiligheid – onafhankelijk is van plaats en natie. Universele mensenrechten overschrijden elke specifieke plaats. Ze bestaan onafhankelijk van territorium. Daarom gebruiken rechtenactivisten de term "mensenrechten" in plaats van burgerrechten, om duidelijk het verschil aan te geven tussen het oude idee van rechten die aan een grondgebied gebonden zijn, en het nieuwe idee van het de-territorialiseren van rechten en het universeel maken ervan.

Aangezien werkelijke veiligheid de vervulling van universele rechten vereist, hebben we wereldwijde bewegingen en solidariteit nodig die de basis vormen van internationaal recht en governance. Een soort Volksparlement, gebaseerd niet alleen op vertegenwoordiging door landen maar door de opkomende identiteit van mensen als mensen die onze fragiele aarde gezamenlijk bewonen, is centraal voor het oplossen van klimaatverandering en nucleaire oorlog, maar ook voor het implementeren van de democratische economische en politieke organen die wereldrijkdom kunnen belasten.

Hoe De Meritocratie Het “Upstairs/Downstairs”-Huis Vormt en Zijn Gevolgen

Het beeld van het “Upstairs/Downstairs”-huis is in de populaire cultuur geworteld door series zoals Upstairs, Downstairs en Downton Abbey. Deze verhalen belichten de tegenstelling tussen de rijken en de armen, de verdeling van de sociale lagen, en de verhalen van “degene die het verdienen” en “degene die het niet verdienen”. Wat deze opzet met zich meebrengt, is het idee van de meritocratie, die in de moderne samenleving een centraal uitgangspunt heeft, ondanks de groeiende ongelijkheid die het systeem produceert.

Het meritocratische verhaal heeft diepe wortels in de feodale structuren van Europa, waarin de aristocratie als de natuurlijke heersers werd gezien, hun status gezien als een verdienste. In de hedendaagse maatschappij is deze opvatting veranderd, maar blijft het idee van de verdienste intact, en wordt het zelfs verder versterkt door een kapitalistisch systeem dat zichzelf legitimeert door het idee van individuele verdienste. De onvermijdelijke ongelijkheid die uit dit systeem voortkomt, wordt gepresenteerd als een morele deugd. Het idee dat de rijken – degenen die boven wonen, de 'creatieven' met talent en karakter – gerechtigd zijn tot hun welvaart is diep geworteld in de kapitalistische ideologie.

Dit idee van verdienste heeft niet alleen invloed op hoe we de verdeling van rijkdom en status in de maatschappij begrijpen, maar het maakt de bestaande ongelijkheid acceptabel. Als iedereen gelijk zou zijn, zou dit volgens de meritocratische logica de vrijheid om je potentieel te vervullen en te worden beloond voor je talenten ondermijnen. Het zou de fundamenten van de kapitalistische ‘woning’ zelf ondermijnen. Wat voor de rijken gezien wordt als een beloning voor hun verdienste, wordt voor de armen vaak gezien als een onvermijdelijk resultaat van hun eigen tekortkomingen.

In een land als de Verenigde Staten, waar het idee van de meritocratie diep verankerd is, versterkt het verdiensteverhaal niet alleen de legitimiteit van het kapitalisme, maar zorgt het ook voor nationale loyaliteit. De ongelijkheid tussen de ‘boven’ en de ‘onder’ wordt niet alleen beschouwd als een sociaal gegeven, maar als iets dat onvermijdelijk is voor de stabiliteit van de natie en haar kapitalistische fundamenten. Zo ontstaat een systeem dat zowel nationalistisch als globalistisch is: de economische elite werkt samen om niet alleen hun eigen land, maar ook het wereldwijde kapitalistische systeem te behouden.

Echter, het idee van het “gelukkige huis”, waarin de bovenste lagen het beeld van welzijn en succes weerspiegelen, is een verouderd en misleidend ideaal. In werkelijkheid is de afstand tussen de ‘boven’ en de ‘onder’ in de laatste decennia alleen maar groter geworden. De bovenste lagen worden steeds welvarender, de rijkste procenten zien hun welvaart in een snel tempo groeien, terwijl de onderste lagen van de samenleving steeds verder achterop raken. De economie, gedreven door de concentratie van rijkdom bij een kleine elite, zorgt ervoor dat de meeste Amerikanen – de onderste 90% – steeds minder kansen krijgen om te stijgen.

Dit verschuivende evenwicht is niet alleen een kwestie van financiële verschillen, maar ook van kansen. Het idee van de sociale mobiliteit, dat ooit de Amerikaanse droom definieerde, is steeds moeilijker te bereiken. De ‘trap’ van de sociale ladder is smaller geworden: de intergenerationele inkomenselasticiteit (IGE) – het verband tussen het inkomen van ouders en dat van hun kinderen – is in de VS sterker dan in de meeste andere ontwikkelde landen. Tegenwoordig is de sociale mobiliteit in Amerika veel beperkter dan bijvoorbeeld in landen als Duitsland of Japan, waarbij de huidige generatie kinderen een aanzienlijke achterstand heeft, afhankelijk van de economische situatie van hun ouders.

Het resultaat is dat steeds meer mensen uit de onderste lagen, ondanks hun harde werk, niet in staat zijn om de sociale ladder te beklimmen. Terwijl de kans om naar boven te stijgen afneemt, wordt de risico van een neergang naar de ‘kelder’ steeds groter. Dit creëert een samenleving waarin angst om te vallen en vast te zitten in de onderste lagen van de samenleving, de zogenaamde ‘precariaat’, de politiek en het dagelijkse leven beheerst. Er is een groeiende bezorgdheid over de mogelijkheid om door ziekte, werkloosheid of het simpelweg niet kunnen bijbenen met stijgende kosten in de ‘kelder’ terecht te komen, en dit vormt een steeds explosievere factor in de Amerikaanse politiek.

Het idee van de meritocratie, hoewel het nog steeds wordt gepromoot door de elites, toont zijn grenzen. Wat ooit werd gepresenteerd als de belichaming van vrijheid en zelfontplooiing, blijkt in werkelijkheid steeds meer de kloof tussen de rijken en de armen te versterken. Het is belangrijk om de structurele ongelijkheid en de verontrustende trends van economische mobiliteit te erkennen als onderdeel van een groter sociaal en economisch systeem dat zichzelf probeert te behouden, ten koste van de meerderheid van de bevolking.