In de politiek van de jaren zestig en zeventig was er een complexe en delicate dans tussen de Republikeinse kandidaten, hun relatie met de blanke Zuidelijke kiezers, en de groeiende invloed van radicale racisten in de Verenigde Staten. Vooral de rivaliteit tussen Richard Nixon en Ronald Reagan vormde een cruciaal moment in deze politieke strijd. Nixon, ooit de betrouwbare vertegenwoordiger van de anti-communistische standpunten binnen de partij, vond zich geconfronteerd met de vraag of zijn visie op de Republikeinse ideologie genoeg zou zijn om de opkomst van Reagan, die steeds meer de steun van de zuidelijke conservatieven en de rechts-radicale beweging genoot, tegen te gaan.
Reagan’s aantrekkingskracht, zoals opgemerkt door Ray Price, een belangrijke adviseur van Nixon, lag in zijn persoonlijke charme en zijn vermogen om de emoties van de kiezers te bespelen. Reagan’s populariteit steunde op een ideologie die niet alleen libertair was, maar ook diep geworteld in de emoties van diegenen die bang waren voor de opkomst van de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Reagan belichaamde de angst en de frustratie van veel blanke Amerikanen, vooral diegenen die vreesden dat de status quo van raciale hiërarchie in de samenleving zou veranderen. Zijn boodschap van wet en orde en de impliciete belofte om de Afro-Amerikaanse gemeenschap "op hun plaats" te houden, sprak deze kiezers direct aan.
De situatie werd verder bemoeilijkt door de opkomst van George Wallace, de gouverneur van Alabama, die een extreem rechtse agenda promootte die sterk geënt was op racisme en de verdediging van de Zuidelijke waarden. Wallace’s anti-integratie standpunten en zijn verzet tegen federale bemoeienis met de Zuidelijke staten gaven hem een breed draagvlak onder de extremere segmenten van de samenleving. Wallace wist een deel van de traditionele racistische kiezers van de Democratische Partij weg te trekken en zich aan te sluiten bij de Republikeinen, wat voor Nixon een directe bedreiging vormde voor zijn politieke ambities.
Nixon, zich bewust van de dreiging die zowel Reagan als Wallace vormden, moest een delicate balans vinden. Terwijl Reagan de steun van de Zuidelijke conservatieven wist te winnen door zijn anti-overheids retoriek en zijn boodschap van 'states' rights', had Nixon zijn eigen strategie om de kiezers in het Zuiden te overtuigen. Hij begreep dat de Zuidelijke kiezers sterk gehecht waren aan hun culturele waarden, waaronder de verzet tegen integratie en de voorkeur voor lokale controle. Nixon zelf, die bekend stond om zijn berekende benadering van politiek, was zich ervan bewust dat hij niet dezelfde emotionele aantrekkingskracht als Reagan had, maar zijn sterkte lag in zijn pragmatisme en zijn vermogen om zich aan te passen aan de politieke realiteit.
Een keerpunt kwam toen Nixon zijn strategie begon af te stemmen op de raciale kwesties die op dat moment het politieke landschap bepaalden. In een besloten bijeenkomst in Atlanta sprak Nixon rechtstreeks tot de Zuidelijke partijleiders en beloofde hen dat hij tegen de versnelling van de integratie zou zijn, dat hij zich tegen busvervoer voor scholen zou verzetten en dat hij tegen federale bemoeienis met de rechten van Afro-Amerikanen zou strijden. Dit was een strategische zet die hem de steun opleverde van conservatieven die zich nog steeds verzetten tegen de burgerrechtenbeweging.
Wat opvalt in deze periode is hoe de Republikeinen, onder leiding van Nixon, zich beginnen te richten op de zorgen van de "lagere middenklasse blanken", die zich steeds meer bezorgd voelden over de toename van criminaliteit en de sociale onrust die gepaard ging met de burgerrechtenbeweging. Deze kiezers waren geen openlijk racistische mensen, maar hun angst voor de veranderende samenleving, gevoed door demografische verschuivingen, was iets wat zowel Nixon als Reagan wisten te benutten in hun campagnes. Nixon’s strategen begrepen dat het aanspreken van de angsten van deze kiezers hen zou kunnen helpen de steun van het Zuiden en de arbeidersklasse te verzekeren, terwijl Reagan vooral focuste op het versterken van zijn aantrekkingskracht bij de meer extremistische stemmen van de Republikeinse Partij.
Het gebruik van raciale thema’s in de politiek was een belangrijk onderdeel van de strategie van zowel Nixon als Reagan, maar het had ook een diepere implicatie voor de toekomst van de Amerikaanse politiek. De associatie van de Republikeinse Partij met de raciale spanningen die de Zuidelijke staten domineerden, leidde tot een verschuiving in de partij zelf. De angst voor de "anderen" – of het nu om Afro-Amerikanen, liberalen, of stedelijke elites ging – werd een krachtig bindmiddel voor de verschillende stromingen binnen de partij, van de traditionele conservatieven tot de meer extreme groeperingen. Dit legde de basis voor de toekomstige politieke strategieën van de Republikeinen, waarbij sociale conservatisme en raciale kwesties steeds vaker centraal stonden in hun campagnes.
Het belangrijkste dat men moet begrijpen in dit historische kader, is hoe de Republikeinse Partij een nieuwe richting insloeg door in te spelen op de raciale en culturele angsten van een breed deel van de bevolking. Het politieke landschap werd niet alleen bepaald door ideologische verschillen, maar ook door de emotionele reacties op sociale veranderingen en demografische verschuivingen. Zowel Nixon als Reagan wisten deze angsten effectief te benutten om politieke steun te verkrijgen, maar de gevolgen van deze strategie zouden de Amerikaanse politiek voor decennia vormgeven, waarbij de Republikeinse Partij steeds meer in de greep kwam van de Zuidelijke en raciaal conservatieve vleugels.
Hoe de Birther Beweging Donald Trump Vergrootte en de Republikeinse Partij Beïnvloedde
Donald Trump, ooit slechts een reality-tv-ster, ontpopte zich als een centrale figuur in de zogenaamde "Birther" beweging, die beweerde dat Barack Obama niet geboren was in de Verenigde Staten. Zijn vastberadenheid om deze onwaarheid te verspreiden, ondanks weerleggingen van experts en feiten, leidde tot een ongekende mediastorm. Trump werd een veelgevraagd commentator op Fox News, waar hij niet alleen zijn twijfels over de geboorteplaats van Obama uitte, maar ook suggereerde dat de geboorteaankondiging van Obama in de Honolulu Advertiser uit 1961 vervalst was en dat de geboorteakte mogelijk melding maakte van een islamitische religie.
Met de kracht van zijn publieke platform beweerde Trump dat hij privéonderzoeken had uitgevoerd in Hawaï en dat zijn "onderzoekers" niets konden vinden wat de beweringen van Obama ondersteunde. "Het is een van de grootste oplichtingen in de geschiedenis van de politiek," aldus Trump. Hij beweerde dat Obama niet in de Verenigde Staten geboren was en daardoor niet legitiem president kon zijn. Trump’s speculaties gingen zelfs zo ver dat hij stelde dat Obama’s geboorteakte verdwenen was en niet bestond.
Deze claims werden breed uitgemeten in de media, vooral op Fox News, waar Trump zijn standpunt steeds verder radicaliseerde. De beweerde ontdekking dat Obama geen burger was, had al snel een enorme invloed op de publieke opinie. In een peiling van Fox News dacht 24% van de Amerikanen dat Obama geen burger was. Zelfs na het publieke uitbrengen van Obama’s langverwachte geboorteakte in 2011, bleef Trump volhouden dat hij de zaak had opgelost door Obama onder druk te zetten om dit document openbaar te maken. In werkelijkheid was het echter de media en Trump zelf die het onderwerp voortdreven.
Toen Obama op 27 april 2011 zijn lang-formaat geboorteakte vrijgaf, reageerde hij met zichtbaar ongenoegen. In een toespraak in de briefingruimte van het Witte Huis benadrukte hij dat de Amerikaanse politiek niet moest worden afgeleid door "onzin" zoals de Birtherbeweging. Toch bleef Trump volhouden dat hij "de zaak had opgelost".
Het werd echter duidelijk dat Trump, ondanks zijn onnauwkeurige en zelfs absurde beweringen, geen afkeuring kreeg van het publiek. Integendeel, het vergrootte zijn bekendheid en versterkte zijn positie binnen de Republikeinse Partij. Veel Republikeinen, zoals de voormalige House Speaker John Boehner, weigerden zich in te laten met de "waarheid" van de zaak. Boehner weigerde in te grijpen en zei dat het niet zijn taak was om de Amerikaanse bevolking te vertellen wat ze moesten denken.
De betekenis van Trump’s rol in deze beweging ging verder dan de specifieke kwestie van Obama’s geboortedocumenten. Het was een voorbeeld van hoe valse beweringen en complottheorieën een enorme invloed kunnen uitoefenen op de politiek. Wat Trump begreep, en wat hij intuïtief aanvoelde, was de kracht van het aanspreken van de angsten en onzekerheden van de rechtse achterban. Terwijl het politieke establishment twijfelde, bood Trump een stem aan de boosheid en de wanhoop die in de achterban leefden.
Dit moment was een keerpunt voor zowel Trump als de Republikeinse Partij. Hoewel velen dachten dat zijn carrière door de voortdurende aansteking van deze onzin tot een einde zou komen, gebeurde het tegenovergestelde. Trump’s status steeg, terwijl de media zijn nepnieuws bleven verspreiden, met het gevolg dat hij zich verder positioneerde als de onmiskenbare leider van de rechtse stem in de Verenigde Staten.
Zijn populariteit bereikte een hoogtepunt tijdens de jaarlijkse correspondenten-diner van het Witte Huis in april 2011, waar Obama publiekelijk Trump belachelijk maakte voor zijn betrokkenheid bij de Birtherbeweging. Terwijl het publiek lachte, bleven Trump en zijn volgelingen ongevoelig voor de kritiek. En zelfs toen Trump zijn kandidatuur voor het presidentschap in 2012 tijdelijk terzijde legde, bleef de Birtherbeweging springlevend, met mensen die nog steeds de legitimiteit van Obama’s presidentschap in twijfel trokken.
Een van de meest opvallende aspecten van dit verhaal is de weerstand van de Republikeinen tegen het verwerpen van complottheorieën, zelfs wanneer ze overduidelijk fout waren. Dit toont de manier waarop politieke bewegingen kunnen worden voortgedreven door emotionele manipulatie en het aansteken van haat, terwijl feiten en logica buiten beschouwing worden gelaten.
Hoewel de Birtherbeweging uiteindelijk geen overwinning behaalde in juridische zin, bleef het politieke landschap van de Verenigde Staten ervan doordrongen. Het stelde Trump in staat om zijn aanwezigheid in de media te vergroten en zijn politieke platform te vestigen. Dit proces weerspiegelde een breder patroon in de Amerikaanse politiek, waar fact-free beweringen en de voortdurende speurtocht naar 'alternatieve feiten' steeds vaker een cruciale rol speelden in verkiezingscampagnes.
Trump was zich volledig bewust van zijn vermogen om de media en de publieke opinie te manipuleren, en hij gebruikte deze vaardigheden met verwoestende efficiëntie. Voor veel conservatieven was het feit dat Trump onverbiddelijk bleef volhouden, geen teken van zijn onbetrouwbaarheid, maar juist van zijn vastberadenheid. De lering voor de toekomstige politieke strijd was duidelijk: de waarheid wordt niet altijd gewaardeerd, maar de mogelijkheid om een verhalen te creëren die mensen willen geloven, biedt ongekende macht.
Hoe Romney en de GOP de Paranoia van Obama Exploiteerden: Een Kwestie van ‘Anders-Zijn’
Mitt Romney was altijd de sobere, constante en weinig opvallende campagnevoerder in de Republikeinse voorverkiezingen van 2012. Als voormalig gouverneur van Massachusetts en een voormalig financieel topman had hij zich gepositioneerd als het beste houvast voor de gevestigde orde binnen de GOP. Maar wat zijn campagne juist zo interessant maakte, was de manier waarop hij de rechts-radicale paranoia rondom Barack Obama omarmde, zonder helemaal in de absurditeit van de extremistische vleugels van de partij te vallen. Terwijl hij zich op de oppervlakkige rechts-radicale standpunten bewoog, bleef hij in de kern een kandidaat die zich als ‘gematigd’ en ‘progressief’ presenteerde, zelfs als die labels weinig betekenis hadden binnen de harde realiteit van de Amerikaanse politiek.
Romney’s grootste stap richting het extreme kwam op het gebied van immigratie, abortus, homorechten en andere gevoeligheden. In plaats van volledig in de absurde beweringen en complottheorieën van de ‘birthers’ (de mensen die betwijfelden of Obama daadwerkelijk in de VS was geboren), koos Romney voor een subtielere benadering van het spel. De kern van zijn boodschap was dat Obama ‘niet echt Amerikaans’ was. Dit was een soort gedempte vorm van de ‘andere’ retoriek die de politiek van de extremen doordrong, waarin Obama als vreemd werd afgeschilderd, zelfs nadat hij jarenlang als president had gediend.
In 2010, met de publicatie van zijn boek No Apology: The Case for American Greatness, lanceerde Romney scherpe kritiek op Obama’s houding tegenover de Amerikaanse geschiedenis. Hij verweet Obama zich te verontschuldigen voor vermeende of werkelijke fouten van de VS, zonder echter uit te leggen waarom verontschuldigen voor ‘werkelijke’ misstappen een probleem was. Het werd al snel duidelijk dat Romney’s doel was om het idee te promoten dat Obama niet in de grondslagen van de Amerikaanse politiek en cultuur geloofde. In zijn campagneuitspraken over Obama bleef Romney vaak impliciet suggereren dat Obama’s ideeën over Amerika wezenlijk anders waren dan die van de meeste Amerikanen.
Toen Romney zich voorbereidde op de voorverkiezingen in 2012, stelde hij vast dat Obama de ‘Amerikaanse experimenten’ niet begreep en de Verenigde Staten op weg wilde helpen naar een soort sociaal-economisch systeem dat typisch zou zijn voor Europa – een ‘welfare state’ zoals dat in de ogen van veel conservatieven niet passend zou zijn voor de VS. Deze boodschap vond weerklank bij een breed publiek van rechtse kiezers, maar was verre van objectief. Hij herhaalde keer op keer dat Obama niet begreep wat Amerika uniek maakte, zonder te erkennen dat Obama juist veel van zijn politieke carrières had opgebouwd rond het idee van ‘Amerikaanse uitmuntendheid’.
Romney wist dat hij zich moest distantiëren van de complottheorieën die de Trump-aanhang voedden, maar de manier waarop hij Obama afschilderde als een man die het ‘Amerikaanse idee’ niet begreep, had dezelfde onderliggende boodschap. Door impliciet aan te nemen dat Obama een ‘buitenstaander’ was, voegde Romney zich toe aan de retoriek die Obama niet alleen als een politiek tegenstander, maar als een illegitiem figuur portretteerde. Dit was de basis waarop het verhaal van de ‘andere’ Obama werd gebouwd, een beeld dat Trump later op een nog hardere manier zou omarmen.
Wat ook opvalt, is de manier waarop Romney de steun van extreme figuren uit de Republikeinse partij omarmde, ondanks dat hun standpunten vaak niet overeenkwamen met zijn eigen gematigde imago. Zijn bereidheid om de steun van mensen zoals Ted Nugent en Donald Trump te accepteren, signaliseerde dat hij bereid was om de extreemrechtse vleugels van de partij toe te laten tot zijn campagne, zonder zich te veel te distantiëren van hun extremistische visies.
Deze paradoxale houding creëerde een interessant spanningsveld: Romney had de steun van zowel de traditionele Republikeinen als de nieuwe, radicalere krachten van de Tea Party en hun fanatieke achterban. Dit spanningsveld had een belangrijke invloed op de campagne en de manier waarop de Republikeinen zich positioneerden ten opzichte van Obama en diens regering.
De zaak wordt verder gecompliceerd door Romney’s aanpak van de economie. Terwijl hij de boosdoener in de vorm van Obama aanpakte, werd hij zelf blootgesteld aan kritiek over zijn zakelijke carrière bij Bain Capital, waar hij betrokken was bij grote bedrijfsopkoopacties die leidden tot ontslagen en het verplaatsen van werk naar het buitenland. Dit contrast tussen zijn kritiek op Obama en zijn eigen economische verleden was een van de vele zwakke plekken die de Democraten aandroegen in hun poging om Romney af te schilderen als de belichaming van de economische ongelijkheid in Amerika.
Wat deze analyse verder verdiept, is het idee van ‘andere’ in de Amerikaanse politiek: de manier waarop bepaalde groepen zich niet alleen tegen bepaalde beleidspunten verzetten, maar ook tegen de legitimiteit van andere Amerikanen op basis van culturele, etnische of ideologische verschillen. Dit idee, hoewel niet nieuw, werd op een ongekende manier ingebed in de retoriek van de rechts-conservatieve beweging. De focus op ‘anders zijn’, het idee dat Obama niet eens een echt Amerikaans persoon was, vormt de onderstroom van veel van de politieke discussies die de afgelopen jaren in de VS hebben gespeeld.
De invloed van de Tea Party en latere Trumpistische figuren zoals Trump zelf op de Republikeinse partij kan niet worden onderschat. Hoewel Romney zelf relatief gematigd leek, maakte zijn campagne deel uit van een bredere verschuiving in de partij, waarin steeds meer nadruk werd gelegd op ideologieën van afscheiding en andereing, in plaats van op een gedeelde nationale identiteit of pragmatisch beleid.
In een politiek landschap dat steeds meer gepolariseerd raakt, is het belangrijk te begrijpen dat de dynamiek van ‘andere’ steeds verder reikt dan alleen de vraag of iemand wel of niet in de VS is geboren. Het gaat om de vraag wie wordt geaccepteerd als legitiem binnen de nationale gemeenschap, en wie niet. Dit is een kwestie die diepe wortels heeft in de Amerikaanse politiek en die voorlopig niet zal verdwijnen, zelfs niet na de verkiezingen van 2012.
Wat betekent het als een stad sterft en opnieuw geboren wordt?
Hoe Leonardo da Vinci's Vroege Leven Zijn Toekomst Vormde
Hoe de Balanswetten en Constitutieve Relaties de Gedragingen van Ferromagnetoelastische Materialen Beïnvloeden

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский