De correctie van trillingseffecten in beelden die zijn vastgelegd door ruimtevaartsystemen of onbemande luchtvoertuigen (UAV’s) is een cruciaal onderdeel van het verbeteren van de nauwkeurigheid en kwaliteit van op afstand waargenomen gegevens. Platformbewegingen, vaak aangeduid als 'jitter', ontstaan door microscopische trillingen die zelfs op duizenden kilometers hoogte zichtbaar kunnen worden. Deze trillingen, hoewel onzichtbaar voor het blote oog, kunnen ernstige geometrische vervormingen veroorzaken die de visuele kwaliteit van de beelden verminderen en de meetprecisie ondermijnen. Het ontwikkelen van technieken voor het effectief detecteren en corrigeren van deze vervormingen is daarom van essentieel belang voor het verbeteren van de prestaties van geavanceerde aardobservatiesystemen.

Het gebruik van conventionele sensorgebaseerde methoden voor jittercorrectie is vaak beperkt door de behoefte aan gespecialiseerde hardware, zoals hoge-frequentie attitude-sensoren, die niet altijd beschikbaar zijn op oudere of minder geavanceerde platforms. Dit maakt het noodzakelijk om nieuwe benaderingen te ontwikkelen die geen afhankelijkheid hebben van extra sensoren. Eén dergelijke benadering is het gebruik van deep learning-algoritmen, specifiek convolutionele neurale netwerken (CNN’s), die in staat zijn om geometrische kenmerken uit enkele beelden te extraheren en de jitterparameters te schatten zonder de noodzaak voor aanvullende sensorgegevens.

Onze voorgestelde methode, het "Image Jitter Compensation Network" (IJC-Net), maakt gebruik van deep learning om platformtrillingen nauwkeurig te detecteren en te corrigeren. Het netwerk werkt door de vervormingen in beelden te identificeren en automatisch te herstellen, wat resulteert in een significante verbetering van de beeldkwaliteit. Dit proces maakt het mogelijk om de geometrische kenmerken van beelden te herstellen zonder afhankelijk te zijn van specifieke hardware voor jittermetingen, wat de toegankelijkheid van deze technologie vergroot, vooral voor platforms die niet beschikken over gespecialiseerde sensoren.

Uit experimenten blijkt dat de resultaten van deze deep learning-methode vergelijkbaar zijn met de prestaties van traditionele sensor-gebaseerde technieken, maar dan zonder de bijbehorende kosten en complexiteit van extra apparatuur. Bovendien biedt deze aanpak mogelijkheden voor het corrigeren van historische datasets, waaronder beelden van oudere satellieten en UAV’s, die oorspronkelijk geen jittermetingssensoren hadden. Dit opent nieuwe mogelijkheden voor toepassingen zoals veranderingdetectie, precisiekaartmaking en automatische feature-extractie, die een cruciale rol spelen in vele geavanceerde analysemethoden voor aardobservatie.

Echter, ondanks de veelbelovende resultaten, blijven er verschillende aspecten die verder onderzocht moeten worden. Onze huidige benadering richt zich voornamelijk op translatievervormingen in de roll- en pitch-richtingen, die vooral prominent zijn in satellietbeelden. UAV’s die werken op lagere hoogtes kunnen echter te maken krijgen met meer significante effecten in de yaw-richting, wat het noodzakelijk maakt om ook deze componenten van jitter in toekomstige benaderingen te integreren. Dit zou de nauwkeurigheid van de correctie verder kunnen verbeteren.

Naast de directe toepassingen van beeldcorrectie, biedt de informatie over de jitter, die uit de vervormde beelden wordt gehaald, waardevolle diagnostische gegevens over het gedrag van het platform. Deze gegevens kunnen bijdragen aan het verbeteren van de trillingsisolatiesystemen van platforms en de kalibratieprocedures voor on-board attitudesensoren. Dit opent de deur naar bredere integratie met andere aspecten van remote sensing systeemengineering, waarbij de gecombineerde benaderingen niet alleen beeldcorrectie maar ook andere kwaliteitsverbeteringen zoals atmosferische effecten, verlichtingvariaties en resolutiebeperkingen kunnen aanpakken.

Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op de integratie van jittercompensatie met andere beeldverbeteringstechnieken, waarmee de algehele kwaliteit van remote sensing beelden aanzienlijk kan worden verbeterd. Door deze benaderingen te combineren in uitgebreide verwerkingspijplijnen zou de bruikbaarheid van beelden, vooral onder uitdagende acquisitieomstandigheden, verder kunnen worden geoptimaliseerd.

Het gebruik van deep learning voor het corrigeren van jitter in remote sensing beelden is daarmee niet alleen een technologische vooruitgang, maar ook een stap richting een meer toegankelijke en kosteneffectieve benadering van geometrische correctie. Dit maakt het mogelijk om met minder gespecialiseerde apparatuur en zonder de afhankelijkheid van extra sensoren een hogere kwaliteit van geospatiale gegevens te verkrijgen, wat van groot belang is voor de toekomst van de remote sensing industrie.

Hoe Ongecontroleerde Ruimteobjecten te Detecteren en te Lokaliseren: De Rol van Onbegeleide Domeinadaptatie

Het detecteren van kraters op planeten zoals Mercurius, vooral met behulp van ongeleide domeinadaptatietechnieken, heeft zich als een krachtige benadering gepositioneerd in de geavanceerde ruimtewetenschappen. De vraag hoe we het detecteren van zulke planeten kunnen verbeteren, heeft niet alleen te maken met de precieze herkenning van objecten, maar ook met het overbruggen van domeinspecifieke verschillen die de toepassing van bestaande modellen kunnen belemmeren. In dit kader heeft CraterNet bewezen bijzonder effectief te zijn bij het detecteren van kraters op planeten met verschillende geologische eigenschappen, door gebruik te maken van domeinadaptatie zonder labels van de doelomgeving.

Zonder domeinadaptatie behaalde het model dat getraind was op de maan, slechts een gemiddelde precisie van 0,536 wanneer het werd toegepast op Mercurius. Dit werd grotendeels veroorzaakt door de morfologische verschillen in kraters tussen de twee planeten. De kraters op Mercurius vertonen een meer elliptische vorm als gevolg van verschillende beeldvormingshoeken en de impactkenmerken van het oppervlak. De toepassing van een volledige domeinadaptatiepipeline, die gebruik maakt van willekeurige domeintransformatie, histogrammenaanpassing en causaliteit-alignering van kenmerken, leidde echter tot een significante verbetering. De prestatie steeg naar een indrukwekkende 0,753, wat dichterbij de prestaties van de maan-domein getrainde modellen kwam (0,804). Dit resultaat illustreert niet alleen de effectiviteit van de voorgestelde benadering, maar benadrukt ook hoe de geometrische transformaties in combinatie met verlichting-normalisatie de primaire oorzaken van domeinsverschuiving in de detectie van planetaire kraters effectief kunnen aanpakken.

De techniek van domeinadaptatie maakt gebruik van de zogenaamde Maximum Mean Discrepancy (MMD) afstand om de kloof tussen het bron- en doel-domein te meten. Voor Mercurius, na toepassing van de aanpassing, werd de MMD-afstand teruggebracht van 2,92 naar 0,46, wat de succesvolle afname van de domeinsverschillen bevestigt. Dit stelt ons in staat om kraters die door eerdere methoden niet werden gedetecteerd — vooral de elliptische kraters die volledig gemist werden door het niet-geadaptte model — nu wel met succes te identificeren. Dit is van cruciaal belang voor praktische toepassingen, aangezien veel kraters van wetenschappelijk en navigatiebelang niet perfect rond zijn, maar juist ellipsvormig of zelfs onregelmatig, als gevolg van projectie-effecten of dynamische formaties.

De vooruitgang die is geboekt met CraterNet heeft brede implicaties voor de ruimte-exploratie en de ontwikkeling van autonome navigatiesystemen. De mogelijkheid om detectiecapaciteiten over verschillende hemelse lichamen over te dragen met minimaal gebruik van labels uit het doel-domein betekent een enorme efficiëntieverbetering, wat de kosten van toekomstige missies aanzienlijk kan verlagen. Bovendien maakt de sub-pixel nauwkeurigheid bij het lokaliseren van kraters nauwkeurige navigatie mogelijk — een essentieel aspect voor veilige en precieze landingsoperaties. De verkregen informatie zou ook van belang kunnen zijn voor toekomstige wetenschappelijke missies die gericht zijn op het gedetailleerd in kaart brengen van planeten en hun geologische structuren.

Naast de detectie van kraters, biedt de domeinadaptatie techniek ook een potentieel voor de detectie van andere planetaire structuren zoals bergen, breuken en vulkanische formaties. De veelzijdigheid van deze aanpak kan een meer gedetailleerd en completer beeld bieden van de geografie van andere planeten, waardoor nieuwe wetenschappelijke inzichten mogelijk worden. Toch zijn er nog verschillende onderzoeksrichtingen die verdere verbetering van dit systeem mogelijk maken. Het gebruik van temporele gegevens kan de robuustheid van de detectie verbeteren, vooral tijdens de benaderings- en landingsfasen van ruimtevaartuigen. Daarnaast zou de fusie van multimodale data, afkomstig van verschillende sensorsoorten zoals visuele, infrarode en radarbeelden, de detectiemogelijkheden in uitdagende omstandigheden verder kunnen versterken.

Toekomstige ontwikkelingen kunnen ook focussen op het integreren van fysica-gebaseerde simulatiemodellen met data-gedreven benaderingen, wat ons in staat zou stellen de onderliggende processen van kraterformaties en hun verschijningsvormen over verschillende planeten beter te begrijpen. Met deze verbeteringen kan CraterNet wellicht niet alleen een belangrijke rol spelen in toekomstige verkenning van Mercurius en de maan, maar ook in de bredere context van ruimteonderzoek naar andere hemellichamen.

Hoe de gecombineerde beweging van doelwitten en waarnemers de nauwkeurigheid van rotatie-estimatie beïnvloedt

In de context van ruimtelijke navigatie en observatie van niet-coöpererende objecten, zoals satellieten of andere ruimtevaartuigen, is het belangrijk om de rotatie van het doelwit nauwkeurig te volgen. Dit stelt ons in staat om niet alleen de positie van het object te bepalen, maar ook zijn oriëntatie in de ruimte te begrijpen. Een essentieel aspect van het verbeteren van de nauwkeurigheid van deze rotatie-estimatie is het afhandelen van de gecombineerde beweging van zowel het doelwit als de waarnemer, oftewel de jager (chaser).

Wanneer de rotatie van het doelwit ervoor zorgt dat het zijn oorspronkelijke configuratie benadert, kan een directe vergelijking met een referentiekader de opgetelde fouten elimineren. Dit voorkomt dat de drift, die zich anders in opeenvolgende cycli zou kunnen ophopen, invloed uitoefent op de nauwkeurigheid van de schattingen. Dit proces is van cruciaal belang voor het voorkomen van langdurige afwijkingen in de waarnemingen die kunnen leiden tot onnauwkeurige rotatie-informatie in latere stadia van een missie.

De laatste stap in het algoritme dat we gebruiken voor het schatten van de pose van het doelwit is de scheiding van de beweging van het doelwit en de waarnemer. Aangezien de rotatiematrix wordt geschat in het camerakader van de jager, reflecteren de waargenomen veranderingen in de pose zowel de bewegingen van het doelwit als die van de jager. De pose van de jager wordt vaak bepaald met behulp van sensoren aan boord van het vaartuig, waardoor we de echte rotatie van het doelwit kunnen extraheren via een eenvoudige relatie:

Rtarget=R^RchaserR_{\text{target}} = \hat{R} \otimes R_{\text{chaser}}

waarbij RchaserR_{\text{chaser}} de relatieve rotatie van de jager vertegenwoordigt, en R^\hat{R} de gecombineerde rotatiematrix is die door ons model wordt geschat. Deze decompositie is van fundamenteel belang voor het verkrijgen van een nauwkeurige schatting van de staat van het doelwit, wat de basis vormt voor verdere analyse, reconstructie en interactie van het doelwit.

De complexiteit van het probleem wordt verder vergroot door de variëteit aan doelwitten die in de ruimte kunnen worden aangetroffen. In onze experimenten gebruiken we negen verschillende niet-coöpererende ruimteobjecten, variërend van relatief eenvoudige vormen zoals de CubeSat, tot complexere en moeilijker te analyseren structuren zoals de Deep Impact en Hubble. Elk van deze objecten vertoont verschillende geometrieën, oppervlakte-eigenschappen en kenmerkende vormen, wat de robuustheid van het model test in verschillende operationele scenario's.

Voor de evaluatie van ons systeem hebben we experimenten uitgevoerd waarbij een waarnemend satelliet in een cirkelvormige baan rondom het doelwit draait. Dit stelt ons in staat om de invloed van variërende camerainstellingen, lichtomstandigheden en rotatiesnelheden van het doelwit te onderzoeken. We hebben een trainingsset opgebouwd bestaande uit 9.252 beeldparen en een testset met 2.313 beeldparen, met een resolutie van 1920x1080 pixels en bijbehorende dieptekaarten. De implementatie werd uitgevoerd met behulp van de PyTorch-framework voor deep learning-componenten, gecombineerd met een optimalisatie-algoritme gebaseerd op de Ceres Solver.

Onze evaluatie van de matchingprestaties werd uitgevoerd met behulp van verschillende complementaire metriek zoals de Area Under Curve (AUC), recall en de Matching Score (MS). De AUC biedt inzicht in de prestaties van het systeem bij verschillende drempelinstellingen, terwijl de Matching Score de verhouding van de juiste overeenkomsten tot het totaal aantal gedetecteerde kenmerken weergeeft. Voor de pose-estimatie nauwkeurigheid gebruikten we de gemiddelde posefout (MPE), die het verschil tussen de voorspelde en de werkelijke waarde van de pose kwantificeert.

Een belangrijke bevinding uit onze experimenten is dat bij hogere rotatiesnelheden, vooral in het bereik van 20–30°/s, onze methode de prestaties van de andere vergelijkbare benaderingen aanzienlijk overtreft. Terwijl veel van de alternatieven goed presteren bij langzamere rotaties, blijkt onze methode in deze uitdagende snelheden robuuster te zijn, wat resulteert in een substantieel hogere AUC-score.

Bij de segmentatie van beelden, die essentieel is voor het nauwkeurig volgen en isoleren van doelwitobjecten, heeft ons model dat gebruik maakt van SegFormer uitstekende prestaties geleverd. Het kan niet alleen de achtergrond van het doelwit scheiden, maar ook individuele componenten zoals hoofdlichamen, zonnepanelen en antennes effectief onderscheiden. Dit is een bijzonder belangrijke stap, aangezien antennes vaak moeilijk te segmenteren zijn door hun dunne profielen en variabele vormen. Vergelijking van de gemiddelde Intersection over Union (mIoU) scores tussen verschillende modellen toont aan dat ons model aanzienlijke verbeteringen biedt ten opzichte van eerdere beste resultaten, vooral in de segmentatie van antennes.

Het is cruciaal voor de lezer te begrijpen dat de effectiviteit van ons model niet alleen afhangt van de technische implementatie, maar ook van de keuze van de juiste evaluatiemethoden en de robuustheid van de gegevenssets. Het vermogen om met verschillende soorten ruimteobjecten om te gaan, in combinatie met de juiste scheiding van de doelwit- en jagerbewegingen, maakt het mogelijk om uiterst nauwkeurige rotatie- en pose-estimaties uit te voeren. Dit opent de deur voor verdere toepassingen in de ruimtenavigatie, waarbij nauwkeurige tracking en interactie met niet-coöpererende ruimteobjecten van vitaal belang zijn voor succesvolle missies.

Hoe kunnen we domeinonafhankelijke representaties extraheren bij verschillende sensorplatformen in de ruimtevaart?

De registratie van heterogene remote sensing beelden is een goed ontwikkeld onderzoeksgebied met aanzienlijke evoluties in de gebruikte methodologieën. In dit gedeelte worden relevante benaderingen van beeldregistratie en niet-gesuperviseerde domeinadaptatie besproken, met bijzondere aandacht voor technieken die toepasbaar zijn in de verwerking van ruimtevaartgegevens.

Beeldregistratiemethoden

Remote sensing beeldregistratie kan globaal worden onderverdeeld in intensiteitsgebaseerde en kenmerkgebaseerde methoden. Intensiteitsgebaseerde technieken bepalen geometrische transformaties door de gelijkenis tussen beeldparen te maximaliseren, waarbij kruis-correlatie en wederzijdse informatie veelvuldig worden toegepast. Zo hebben Ye en Shen verschillende gelijkenheidsmaatregelen geëvalueerd voor toepassingen in remote sensing, terwijl Gong et al. de optimalisatie van wederzijdse informatie voor multi-temporele beelden onderzochten. Kenmerkgebaseerde methoden daarentegen identificeren kenmerkende overeenkomsten tussen beelden om transformatieparameters vast te stellen. Deze benaderingen extraheren vaak opvallende kenmerken, zoals punten, lijnen of regio’s, waarna overeenkomsten worden vastgesteld door middel van descriptor matching. De Scale-Invariant Feature Transform (SIFT) heeft zich als bijzonder invloedrijk bewezen op dit gebied, met talloze aanpassingen voor remote sensing toepassingen. Variaties zoals Speeded Up Robust Features (SURF), FSC-SIFT, SAR-SIFT en position-scale-orientation SIFT zijn ontwikkeld om specifieke uitdagingen in remote sensing beelden aan te pakken. Recentelijk hebben deep learning technieken revolutionaire verbeteringen aangebracht in kenmerkgebaseerde registratie. Convolutional Neural Networks (CNN's) hebben een superieure prestatie geleverd vergeleken met handgemaakte kenmerken, waarbij netwerken zoals AlexNet, VGG16 en VGG19 krachtige feature extractors zijn geworden.

Er zijn ook gespecialiseerde netwerken ontstaan, zoals Siamese netwerken voor transformatievoorspelling, pseudo-Siamese CNN's voor het matchen van stedelijke SAR-optische patches, en hybride netwerken die Siamese en pseudo-Siamese benaderingen combineren voor multi-modale registratie. Andere noemenswaardige benaderingen zijn Quicksilver voor deformeerbare registratie door momentumvoorspelling, multi-branch U-Net architecturen voor het uitlijnen van optische beelden met kadasterkaarten, en gespecialiseerde frameworks voor schaarse matching van SAR- en optische gegevens. Hoewel deze benaderingen indrukwekkende resultaten hebben behaald, vertrouwen de meeste op gesuperviseerd trainen met geannoteerde data, wat aanzienlijke beperkingen oplegt voor operationele toepassingen in ruimtevaartsystemen, waar gelabelde multimodale datasets schaars en kostbaar zijn om te produceren.

Niet-gesuperviseerde Domeinadaptatie

Domeinadaptatie (DA) is een gespecialiseerde transfer learning benadering die gebruik maakt van gelabelde monsters uit brondomeinen om de prestaties te verbeteren op doeldomeinen met beperkte of geen annotaties. Niet-gesuperviseerde DA richt zich specifiek op scenario’s waarbij alleen niet-gelabelde doeldomeindata beschikbaar is, naast gelabelde brondata tijdens training. Op basis van de overlap tussen bron- en doeldomeinen kunnen technieken voor niet-gesuperviseerde domeinadaptatie worden onderverdeeld in één-stap en multi-stap benaderingen. Eén-stap methoden proberen de distributies direct op elkaar af te stemmen door het verfijnen van niet-gelabelde doeldomeindata, en worden typisch geclassificeerd als instantie-gebaseerde, kenmerk-gebaseerde of classifier-gebaseerde methoden. Kenmerk-gebaseerde benaderingen hebben bijzonder veel aandacht getrokken voor remote sensing toepassingen vanwege hun effectiviteit in het extraheren van overdraagbare representaties via deep learning.

Wanneer bron- en doeldomeinen aanzienlijke afwijkingen vertonen, introduceren multi-stap benaderingen tussenliggende domeinen om de kloof geleidelijk te overbruggen. Xie et al. gebruikten nachtlichtintensiteit als een tussenliggend domein om kennis over te dragen van dagluchtbeelden naar armoedepredictie. Tan et al. ontwikkelden een progressieve adaptatiemethode die meerdere tussenliggende domeinen gebruikt voor verre transfer learning, terwijl Rusu et al. een progressief neuraal netwerkarchitectuur ontwierpen die kennis accumulateert over een reeks van domeinen. Ondanks deze vooruitgangen worstelen bestaande domeinadaptatietechnieken vaak met de aanzienlijke distributieverschillen die optreden bij cross-modale ruimtevaartdata, vooral wanneer bron- en doeldomeinen beperkte overlap vertonen.

Voorstel voor een Innovatieve Methode

Om de unieke uitdagingen van niet-gesuperviseerde cross-modale registratie in ruimtevaartsystemen aan te pakken, introduceren we een uitgebreid raamwerk dat geavanceerde deep learning architecturen combineert met gespecialiseerde domeinadaptatietechnieken. De voorgestelde aanpak maakt effectieve SAR-optische registratie mogelijk over verschillende satellietplatforms zonder dat gelabelde data in het doeldomein nodig zijn, wat het bijzonder waardevol maakt voor operationele ruimtevaarttoepassingen.

Het raamwerk bestaat uit drie hoofdcomponenten: (1) een Siamese netwerk met rotatie-/schaal-transformaties voor gesuperviseerd leren op bron-domeindata, (2) een causal inference-gebaseerd zelflerend mechanisme voor het overdragen van kennis naar het doeldomein, en (3) multi-resolutie histogrammatching technieken om verschijningsverschillen tussen domeinen te verminderen. Elk van deze componenten pakt specifieke aspecten van het cross-modale domeinadaptatieprobleem aan:

  1. Het Siamese netwerk legt de basis voor het extraheren van discriminerende kenmerken uit multi-modale invoerdata, terwijl gespecialiseerde transformaties zorgen voor robuustheid tegen geometrische variaties.

  2. Het causal inference framework identificeert invariabele representaties die essentiële structurele informatie vastleggen, ongeacht de modaliteit of platformspecifieke kenmerken.

  3. De histogrammatching benadering vermindert laag-niveau verschijningsverschillen, waardoor effectievere kennisoverdracht tussen domeinen mogelijk wordt.

Deze componenten werken synergetisch samen om zowel de cross-modale kloof (tussen SAR- en optische beelden) als de cross-platform kloof (tussen verschillende satellietsystemen) te overbruggen, wat zorgt voor effectieve registratie zonder doel-domeinannotaties.

Wat is verder belangrijk voor de lezer?

Naast de technische details over de methoden en frameworks die hier worden beschreven, is het belangrijk om te begrijpen dat de uitdaging van cross-modale domeinadaptatie niet enkel technisch van aard is. Er zijn aanzienlijke praktische en operationele obstakels bij het implementeren van deze technieken in echte ruimtevaartscenario’s. De gegevens die door satellieten worden verzameld, vertonen vaak een grote variëteit in kwaliteit en representatie, afhankelijk van het platform en de sensor. Dit maakt het extraheren van robuuste domeinonafhankelijke representaties uit zulke heterogene gegevenssets uiterst complex. De methoden die hier worden beschreven kunnen in potentie aanzienlijke vooruitgangen boeken, maar vereisen gedetailleerd testen en verfijning in verschillende operationele omgevingen, waarbij niet alleen technische maar ook economische en logistieke overwegingen een rol spelen.