Per- en polyfluoralkylsubstanties (PFAS) zijn een groep van chemische stoffen die veelvuldig worden gebruikt in industriële toepassingen vanwege hun water-, olie- en vuilafstotende eigenschappen. Deze stoffen zijn te vinden in een breed scala aan producten, zoals waterafstotende stoffen, vlamvertragers, en coatings voor voedselverpakkingen. Het meest zorgwekkende aspect van PFAS is de persistentie in het milieu: ze breken nauwelijks af en kunnen zich jarenlang in de natuur ophopen. Dit maakt ze bijzonder gevaarlijk voor zowel de volksgezondheid als het milieu.

PFAS komen voornamelijk via verontreinigd water in het milieu terecht. Ze kunnen ook via de lucht of via de bodem in ecosystemen doordringen. Een belangrijk aspect van PFAS is dat ze zich kunnen ophopen in levende organismen, inclusief mensen. De biologische accumulatie van deze stoffen heeft geleid tot bezorgdheid over de mogelijke schadelijke effecten op de gezondheid, waaronder kanker, leverziekte en immunosuppressie.

Het is niet alleen het gebruik van PFAS in industriële processen dat een probleem vormt, maar ook de voortdurende aanwezigheid van deze stoffen in afvalwater. Verschillende studies hebben aangetoond dat PFAS in stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties worden aangetroffen, wat betekent dat ze, zelfs na behandeling, in het milieu kunnen blijven. De langdurige blootstelling aan PFAS kan verschillende gezondheidseffecten veroorzaken, waaronder verstoringen in het hormoonsysteem en het immuunsysteem.

Er is inmiddels veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de gevaren van PFAS en de manieren om deze stoffen uit water te verwijderen. Diverse technologieën, zoals ionenuitwisseling, adsorptie, en fotokatalytische afbraak, zijn onderzocht om de verwijdering van PFAS te verbeteren. Bij de ontwikkeling van waterzuiveringstechnieken wordt steeds meer gekeken naar de specifieke eigenschappen van verschillende PFAS-verbindingen en de effectiviteit van verschillende adsorptiemethoden. In dit verband is het belangrijk dat de samenstelling van het water, inclusief de concentratie van organisch materiaal, invloed heeft op de efficiëntie van deze behandelingen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat langere ketens van PFAS moeilijker te verwijderen zijn dan kortere ketens.

Desondanks is het verwijderen van PFAS uit water een uitdaging, vooral omdat sommige van deze stoffen resistent zijn tegen traditionele waterzuiveringstechnieken zoals actieve koolfiltratie of omgekeerde osmose. Om deze redenen wordt er voortdurend gewerkt aan de ontwikkeling van efficiëntere en duurzamere methoden, zoals de toepassing van plasmasystemen en elektrochemische technologieën. Deze technologieën maken gebruik van de elektrochemische oxidatie van PFAS in water om schadelijke stoffen af te breken tot minder schadelijke bijproducten.

Er zijn echter ook zorgen over de ethiek en haalbaarheid van dergelijke technologieën op grotere schaal. Gezien de hoge kosten van geavanceerde zuiveringstechnieken en de grote hoeveelheden PFAS die in het milieu aanwezig zijn, blijft de regulering en het beheer van PFAS een belangrijk onderwerp voor beleidsmakers wereldwijd. Het verminderen van de blootstelling aan PFAS vereist niet alleen geavanceerde technologieën, maar ook striktere regelgeving en strengere normen voor de acceptabele niveaus van deze stoffen in drinkwater.

Het is van cruciaal belang dat beleidsmakers, wetenschappers en het publiek zich bewust zijn van de potentiële risico’s van PFAS en het belang van effectieve regulering en verantwoorde industriële praktijken. Alleen door gezamenlijke inspanningen kan de impact van PFAS op het milieu en de volksgezondheid aanzienlijk worden verminderd.

Wat zijn de risico's van glyfosaat voor mens, dier en milieu?

Een 42-jarige man met ervaring in de landbouw werd opgenomen op de spoedeisende hulp met symptomen zoals duizeligheid, misselijkheid, buikpijn en ademhalingsproblemen. Hij gaf aan dat de symptomen waren ontstaan na een recente accidentele blootstelling aan glyfosaat (GBH), tijdens het reinigen van een spuitapparaat met Roundup in een kleine kamer (US EPA, 2014). Het incident weerspiegelt de bredere bezorgdheid over de blootstelling aan glyfosaat, een van de meest gebruikte herbiciden ter wereld. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) classificeerde glyfosaat als waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens (Groep 2A) op basis van dierstudies en sterk bewijs van genotoxiciteit en oxidatieve stress (IARC, 2015). Desondanks betwistten de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en de Amerikaanse EPA deze conclusie, waarbij zij stelden dat glyfosaat geen significant risico voor de gezondheid van mens en dier vormt (EFSA, 2015; US EPA, 2019).

Het debat over de gevaren van glyfosaat is complex. Terwijl sommige studies geen duidelijk verband aantonen tussen glyfosaatgebruik en kanker, zijn er ook onderzoeken die wijzen op een mogelijk verhoogd risico, zoals het verband tussen glyfosaat en non-Hodgkinlymfoom (Andreotti et al., 2017; Zhang et al., 2019). Het juridische landschap weerspiegelt deze verdeeldheid: duizenden rechtszaken zijn aangespannen tegen Monsanto (nu Bayer) over de bewering dat het gebruik van Roundup heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van kanker bij gebruikers (Guardian, 2018). In de VS werd een van de eerste grote rechtszaken in 2018 gewonnen door Dewayne Johnson, die beweerde dat zijn ziekte werd veroorzaakt door glyfosaat, en Bayer werd verplicht om miljarden dollars te betalen in schadevergoeding aan de slachtoffers (Guardian, 2020).

De wetenschappelijke gemeenschap heeft ook bezorgdheid geuit over de langetermijneffecten van glyfosaat op het milieu. Glyfosaat komt niet alleen in de bodem terecht, maar ook in het lucht- en watersysteem. Bij gebruik kan het via luchtverspreiding, oppervlakte-afstroming, of leaching naar het grondwater verplaatsen. Glyfosaat wordt in het milieu afgebroken door microbiologische processen en fysisch-chemische reacties zoals verbranding en fotolyse. In de bodem kan glyfosaat zich binden aan klei en andere sedimenten, terwijl het in het water door bioafbraak kan worden omgezet in stoffen zoals CO2, ammoniak en nitraat, wat schadelijk kan zijn voor de microbiële gemeenschappen in water en bodem (Villamar-Ayala et al., 2019).

Vanuit ecologisch perspectief heeft glyfosaat ook invloed op de bodemgezondheid. Het komt in verschillende bodemreservoirs terecht, zoals door afspoeling van bladeren of de afbraak van behandelde planten. Deze interacties kunnen de microbiële samenstelling van de bodem verstoren en de gezondheid van het bodemecosysteem schaden, wat gevolgen heeft voor de biodiversiteit en de bodemvruchtbaarheid. Er is nog steeds veel onbekend over de specifieke mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de schadelijkheid van glyfosaat, hoewel sommige onderzoekers suggereren dat het de microbiota van de menselijke darm kan beïnvloeden, wat kan bijdragen aan gezondheidsproblemen zoals leverontsteking, metabole aandoeningen en zelfs kanker (Eskenazi et al., 2023; Christensen, 2023).

In termen van gezondheid is de discussie over kankerverwekkende effecten van glyfosaat de meest prominente. Veel van de epidemiologische studies die zijn uitgevoerd, hebben geen sluitend bewijs geleverd, hoewel er een trend is die wijst op een verhoogd risico van non-Hodgkinlymfoom bij langdurige blootstelling (Zhang et al., 2019). De verscheidenheid aan wetenschappelijke meningen over de kankerverwekkendheid van glyfosaat kan verwarrend zijn voor het publiek en beleidsmakers. Het feit blijft echter dat er genoeg bewijs is om voorzichtig te zijn, vooral gezien het feit dat glyfosaat wereldwijd in enorme hoeveelheden wordt gebruikt.

Naast de directe gezondheidseffecten voor mensen, moet de potentieel schadelijke invloed van glyfosaat op het milieu niet worden onderschat. De verspreiding en persistentie van het middel in bodem, lucht en water maakt het moeilijk om volledig te begrijpen wat de langetermijneffecten zijn op ecosystemen. Vooral de impact op niet-doelorganismen, zoals inheemse plantensoorten en dieren, kan verstrekkende gevolgen hebben voor de ecologische balans. Het is daarom essentieel om te blijven onderzoeken hoe glyfosaat het milieu beïnvloedt en wat de best practices zijn voor het beheer van dit herbicide om negatieve effecten te minimaliseren.

Er is een groeiende roep om de wereldwijde afschaffing van glyfosaat, zoals aanbevolen door de International Federation of Gynecology and Obstetrics (FIGO, 2019), die pleit voor een volledige uitfasering van het gebruik van glyfosaat vanwege de risico’s voor reproductieve en milieugezondheid. De drang naar strengere regulering en alternatieven is sterker dan ooit, gezien de toenemende bezorgdheid over de schadelijke effecten van glyfosaat.

Het is belangrijk te begrijpen dat de risico's van glyfosaat niet alleen afhangen van de directe blootstelling aan het middel, maar ook van de cumulatieve effecten over langere perioden en bij verschillende blootstellingsroutes. Mensen die regelmatig werken met glyfosaat, zoals boeren en tuinonderhoudswerkers, lopen een groter risico op gezondheidsproblemen. Maar ook consumenten die via het voedsel keten in contact komen met sporen van glyfosaat, moeten zich bewust zijn van de mogelijke gevolgen van langdurige, lage dosis blootstelling.

Wat zijn de gevolgen van glyfosaatgebruik voor het milieu en de gezondheid?

Glyfosaat, wereldwijd geregistreerd als herbicide, heeft door de jaren heen zowel wetenschappelijke als publieke discussie aangewakkerd. Het gebruik ervan, oorspronkelijk goedgekeurd vanwege de beperkte risico’s voor de volksgezondheid, heeft in de loop van de tijd zorgen doen rijzen over de gevolgen voor mens, dier en het milieu. Een belangrijke factor in deze discussie is de invloed van glyfosaat op de ecologische systemen, waaronder het aquatische milieu. Onderzoek heeft aangetoond dat glyfosaat direct toxische effecten kan hebben op micro-organismen, wat leidt tot de afbraak van organisch materiaal en de vrijlating van voedingsstoffen in het water. In een studie uitgevoerd in mesocosmen werd aangetoond dat een enkele dosis glyfosaat (2,4 mg L−1) de totale fosforconcentratie in leidingwater met zeven keer verhoogde, en tegelijkertijd de dichtheid van picocyanobacteriën verdubbelde binnen 1–8 dagen na toepassing. Dit effect benadrukt de potentiële verstoring van de primaire productie in aquatische ecosystemen door glyfosaat.

Naast de schadelijke impact op micro-organismen in het water, is er ook steeds meer bezorgdheid over de gevolgen van glyfosaat voor de gezondheid van de mens. Aanvankelijk concludeerden veel regelgevende instanties dat glyfosaat geen carcinogeen risico vormde en dat het veilig was voor gebruik. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en haar Internationale Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) kwamen in 1994 tot de conclusie dat glyfosaat niet als kankerverwekkend werd beschouwd. Echter, naarmate het gebruik van glyfosaat toenam, kwamen er steeds meer meldingen van gezondheidsklachten, variërend van huidirritaties tot ernstigere aandoeningen. Dit resulteerde in een toenemend aantal rechtszaken tegen het gebruik van het product. In 2015 classificeerde het IARC glyfosaat als “waarschijnlijk carcinogeen voor de mens” (categorie 2A), een beslissing die werd genomen op basis van uitgebreide wetenschappelijke literatuur en epidemiologisch bewijs, onafhankelijk van de invloed van de pesticidenindustrie.

De kwestie van glyfosaatgebruik werd ook prominent in de juridische arena. In 2009 diende de Milieuadvocatenvereniging van Argentinië een rechtszaak in tegen het gebruik van glyfosaat, wat leidde tot een verbod op het sproeien van glyfosaat nabij bepaalde woonwijken in de stad Córdoba. Dit was het eerste land ter wereld dat beperkingen oplegde aan het gebruik van glyfosaat. In de Verenigde Staten leidde de toenemende bezorgdheid over de gezondheids- en milieu-impact tot herhaalde herzieningen van de glyfosaatregistratie door de Environmental Protection Agency (EPA). Na een uitgebreide beoordeling van de wetenschappelijke gegevens over de carcinogeniciteit van glyfosaat in 2016, concludeerde de EPA dat glyfosaat “onwaarschijnlijk carcinogeen is voor mensen” bij de dosisniveaus die relevant zijn voor de volksgezondheid. Toch bleef de kwestie juridisch complex, vooral met de constante herzieningen van de risico’s die gepaard gaan met het gebruik van glyfosaat.

Naast de zorgen over de directe gezondheidseffecten, heeft glyfosaat ook invloed op de biodiversiteit, met name op de fauna die afhankelijk is van specifieke ecosystemen. De impact op vlinderpopulaties, zoals de monarchvlinder, werd bijvoorbeeld een belangrijk punt van discussie. De EPA heeft de mogelijke effecten van glyfosaat op vlinderhabitats opnieuw onderzocht, evenals de bredere ecologische risico’s, waaronder de effecten op andere inheemse soorten en het effect van glyfosaat op de bodemgezondheid.

De wetgeving met betrekking tot pesticiden verschilt sterk tussen landen en regio’s. De Europese Unie heeft bijvoorbeeld een van de meest uitgebreide en strengste wetgevingen voor het gebruik van pesticiden, waarbij glyfosaat in 2017 voor herziening werd ingediend. In tegenstelling tot de Amerikaanse benadering, die sterker gericht is op een casus-voor-casus beoordeling, omvat de Europese wetgeving bredere ecologische en gezondheidsbeoordelingen die van invloed zijn op het toelatingsproces van pesticiden.

Deze ontwikkelingen in regelgeving en wetenschappelijk onderzoek wijzen op de complexiteit van het gebruik van glyfosaat, waarbij de afweging tussen de voordelen voor de landbouwproductie en de mogelijke schadelijke effecten voor het milieu en de volksgezondheid centraal staat. De vraag blijft in hoeverre de langetermijneffecten van glyfosaat voor ecosystemen en de mens kunnen worden begrepen en beheerd.

Het is belangrijk te beseffen dat hoewel glyfosaat wereldwijd wordt gebruikt, de informatie over de risico’s van het middel vaak gemengd en afhankelijk van verschillende wetenschappelijke en juridische interpretaties is. Er bestaat geen uniforme benadering voor het beheer van glyfosaatgebruik, wat de grote uitdaging vormt voor beleidsmakers, wetenschappers en het publiek.

Hoe beïnvloeden chloorhoudende paraffines het milieu en de gezondheid?

Chloorhoudende paraffines (CP's) zijn een groep van chemische verbindingen die al lange tijd in verschillende industriële toepassingen worden gebruikt. Ze worden voornamelijk gebruikt als weekmakers, smeermiddelen en brandvertragers in producten zoals coatings, kunststoffen en vloermaterialen. Ondanks hun brede toepassingen, zijn de milieu-impact en de gezondheidsrisico's van chloorhoudende paraffines (met name de korteketen chloorhoudende paraffines, SCCP's) steeds meer onderwerp van wetenschappelijke discussie en onderzoek.

SCCP's zijn een belangrijke groep binnen de chloorhoudende paraffines. Deze verbindingen hebben een beperkte afbraak in het milieu, wat ze tot persistente organische verontreinigende stoffen maakt. Ze komen in het milieu terecht door industriële uitstoot, verbranding van producten die deze stoffen bevatten, of door het wassen van textiel en synthetische materialen. Hierdoor kunnen SCCP's zich ophopen in water, bodem en lucht, wat een potentieel risico vormt voor zowel het milieu als de menselijke gezondheid. Onderzoek heeft aangetoond dat SCCP's in diverse omgevingen aanwezig zijn, van stedelijke gebieden tot afgelegen gebieden zoals de poolgebieden.

De toxiciteit van SCCP's is al goed gedocumenteerd. Ze kunnen zich ophopen in levende organismen, inclusief de mens, en kunnen ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken, zoals hormonale verstoringen en schade aan het voortplantingssysteem. De gevolgen voor de biodiversiteit zijn ook aanzienlijk. In sommige gevallen kunnen deze verbindingen de ontwikkeling van aquatische organismen beïnvloeden, wat leidt tot verminderde overlevingskansen en voortplantingsproblemen in aquatische ecosystemen. De mogelijkheid van biomagnificatie, waarbij de concentratie van SCCP's toeneemt naarmate men verder omhoog gaat in de voedselketen, is een belangrijk aspect van hun schadelijke impact.

Een ander aspect van chloorhoudende paraffines dat aandacht verdient, is hun gedrag bij thermische afbraak. In verschillende industriële processen, zoals de productie van polyvinylchloride (PVC), kunnen SCCP's vrijkomen door verhitting, wat leidt tot de vorming van schadelijke nevenproducten zoals gechloreerde alkenen. Deze verbindingen kunnen op hun beurt de toxiciteit en de milieubelasting verhogen. Bij thermische behandeling van producten die SCCP's bevatten, is het belangrijk om de temperatuur en de atmosferische omstandigheden te controleren, aangezien hogere temperaturen of een gebrek aan zuurstof de afbraak van SCCP's kunnen bevorderen, wat leidt tot de productie van nog meer toxische stoffen.

Er zijn ook zorgen over de manier waarop SCCP's zich gedragen in waterige omgevingen. Ze vertonen een sterke neiging om zich te binden aan deeltjes in het water, wat hun transport en verspreiding vergemakkelijkt. Dit kan ertoe leiden dat SCCP's zich in de sedimenten ophopen en daar langdurig aanwezig blijven, wat het herstel van vervuilde waterlichamen bemoeilijkt. Dit gedrag benadrukt de complexiteit van het probleem, omdat het niet alleen gaat om de directe schadelijkheid van deze stoffen, maar ook om hun vermogen om zich op lange termijn te handhaven in het milieu.

Bovendien kan de blootstelling aan chloorhoudende paraffines in werkomgevingen ook een gezondheidsrisico vormen voor werknemers. Studies tonen aan dat de concentraties van SCCP's in de lucht en op oppervlakken in fabrieken waar deze stoffen worden geproduceerd of verwerkt, vaak hoog kunnen zijn. Dit roept bezorgdheid op over de mogelijke effecten van langdurige blootstelling, vooral bij mensen die werkzaam zijn in de chemische industrie of in de productie van kunststoffen.

Er is groeiende bezorgdheid over de regelgeving en het beheer van chloorhoudende paraffines. Hoewel sommige landen stappen hebben gezet om het gebruik van SCCP's te beperken, is het wereldwijd gebruik nog steeds aanzienlijk. Dit benadrukt de noodzaak voor strengere milieumaatregelen en regelgeving, vooral met betrekking tot de productie en het gebruik van chemische stoffen die persistente eigenschappen vertonen. Wereldwijd beleid moet niet alleen gericht zijn op het beperken van de productie van nieuwe SCCP's, maar ook op het beheer van de bestaande verontreinigingen in het milieu.

Naast de problemen van vervuiling en toxiciteit zijn er verschillende uitdagingen bij het opruimen van gebieden die besmet zijn met chloorhoudende paraffines. De persistentie van SCCP's in het milieu maakt het moeilijk om ze effectief te verwijderen. Traditionele zuiveringsmethoden, zoals fysische en chemische afbraak, zijn vaak niet effectief genoeg om deze stoffen volledig te verwijderen. Innovatieve benaderingen, zoals het gebruik van fotokatalytische processen of geavanceerde filtratietechnieken, worden onderzocht, maar er is nog veel werk te doen om duurzame en efficiënte schoonmaakmethoden te ontwikkelen.

Verder is het van belang om het publiek bewust te maken van de risico's van chloorhoudende paraffines. Consumenten kunnen in hun keuze voor producten die chloorhoudende stoffen bevatten, invloed uitoefenen door bewust te kiezen voor alternatieven die minder schadelijk zijn voor zowel hun gezondheid als het milieu. Educatie en informatievoorziening zijn essentiële instrumenten in de strijd tegen de verspreiding van deze gevaarlijke stoffen.

Hoe Werken Wereldwijd de Regels voor Chemische Veiligheid en Milieu Bescherming?

Het Mental Protection Act (CEPA) 1999 vereist een grondige beoordeling van de milieu- en gezondheidsimpact van nieuwe chemische stoffen die na 1994 in Canada werden geproduceerd of geïmporteerd. De “Guidelines for Notification and Testing of New Substances: Chemicals and Polymers” (versie 2005) beschrijven de vereisten voor het verzamelen van gegevens voor de beoordeling van nieuwe chemicaliën. Canada houdt een gedetailleerde inventaris bij, de Domestic Substances List (DSL), terwijl stoffen die internationaal gebruikt worden maar niet op de DSL staan, worden geclassificeerd als de Non-Domestic Substances List (NDSL) (Ji et al., 2017).

In de Europese Unie is het REACH-regelgevingskader van toepassing, beheerd door de European Chemicals Agency (ECHA). REACH, dat bekendstaat als een van de meest uitgebreide chemische reguleringen wereldwijd, verplicht fabrikanten, importeurs en downstreamgebruikers om chemische stoffen die op de EU-markt worden gebracht, te registreren en veiligheidsgegevens aan te leveren. Het reguleert niet alleen de registratie, maar ook de evaluatie en autorisatie van stoffen, evenals het risicobeheer bij het gebruik ervan. Dit systeem heeft als doel de kennis en controle over chemicaliën te verbeteren en uiteindelijk de meest gevaarlijke stoffen uit de handel te bannen.

In de Verenigde Staten wordt de productie, import, het gebruik en de verwijdering van industriële chemicaliën gereguleerd door de Toxic Substances Control Act (TSCA), beheerd door de Environmental Protection Agency (EPA). Sinds de wijziging van de wet in 2016, werden de chemische veiligheidsnormen versterkt, en de wet vergemakkelijkte de evaluatie en regulering van bestaande chemicaliën. De nadruk ligt op de bescherming van de volksgezondheid en het milieu tegen onredelijke risico’s van zowel nieuwe als bestaande chemicaliën.

In Australië is er het Australian Industrial Chemicals Introduction Scheme (AICIS), een risicogebaseerd beoordelingssysteem dat gericht is op het beschermen van de bevolking en het milieu door de risico’s van industriële chemicaliën te evalueren. Dit systeem hanteert een gelaagde benadering, waarbij chemicaliën worden geprioriteerd op basis van hun risico’s.

China heeft meerdere regelgevingssystemen die de veilige productie, opslag, het gebruik, het vervoer en de verwijdering van gevaarlijke stoffen beheren. De Chinese wetgeving vereist uitgebreide risicobeoordelingen en het beheer van de risico’s van nieuwe chemicaliën. Verschillende overheidsinstanties, zoals het Ministerie van Ecologie en Milieu en de Nationale Registratiecentrum voor Chemische Stoffen, zijn verantwoordelijk voor de implementatie van deze wetgeving.

Internationale verdragen spelen ook een belangrijke rol in de chemische veiligheid. De Rotterdam Conventie, die zich richt op de informatievoorziening over gevaarlijke chemicaliën in de internationale handel, en de Stockholm Conventie, die zich richt op de productie, het gebruik en het vervoer van persistente organische verontreinigende stoffen (POPs), zijn twee belangrijke voorbeelden. De Rotterdam Conventie verplicht exporteurs om vooraf toestemming te verkrijgen van het importerende land voordat gevaarlijke stoffen worden verzonden. De Stockholm Conventie richt zich op het beheersen van de productie en het gebruik van persistente organische verontreinigende stoffen, en vereist dat lidstaten zich houden aan de bepalingen van de conventie, inclusief de wetenschappelijke evaluaties van bestaande POP’s.

Naast nationale wetgevingen en internationale verdragen zijn er ook milieu-managementstandaarden die zich richten op het verminderen van de milieueffecten van industriële chemicaliën. Het is essentieel om veiligere alternatieven te zoeken en te implementeren waar mogelijk, procedures te ontwikkelen die de kans op lekkages en gemorste stoffen minimaliseren, en verantwoordelijk om te gaan met het behandelen en verwijderen van chemisch afval. Regelmatig milieumonitoring en het rapporteren van incidenten of mogelijke risico’s zijn van cruciaal belang. Het Globally Harmonized System of Classification and Labeling of Chemicals (GHS) draagt bij aan veilige omgang en verwijdering van stoffen door een gestandaardiseerde classificatie en etikettering te waarborgen, zelfs al is het niet direct gerelateerd aan de beheersstandaarden.

Het Strategisch Aanpak voor Internationale Chemische Beheer (SAICM) biedt een internationaal beleidskader dat chemische stoffen verantwoord beheert gedurende hun hele levenscyclus om het milieu en de volksgezondheid te beschermen. Dit beleid moedigt de ontwikkeling van nationale en regionale beleidskaders aan, zoals het REACH-regelsysteem in de EU en de Industriële Chemische Milieu Beheerstandaard (IChEMS) in Australië. Het IChEMS-classificeert industriële chemicaliën op basis van hun milieu-risico en biedt richtlijnen voor hun veilige en duurzame opslag, gebruik en verwijdering.

Er bestaat momenteel geen universeel geaccepteerde standaard voor het milieubeheer van industriële chemicaliën, maar verschillende landen en organisaties hebben programma's geïmplementeerd die de risico’s van chemische stoffen aanpakken. Het is belangrijk dat bedrijven die met deze stoffen werken, zich aan deze regelgevingskaders houden, en actief bijdragen aan het beheersen van de risico’s voor de volksgezondheid en het milieu.