Fluorescente probes worden steeds belangrijker in het onderzoek naar eiwitaggregatie, denaturatie en de interacties die plaatsvinden op moleculair niveau. Een van de meest gebruikte technieken is het gebruik van extrinsieke fluoroforen, die fluoresceren wanneer ze aan eiwitten binden. Deze fluoroforen zijn in staat om subtiele veranderingen in de structuur van een eiwit te detecteren, zoals de binding van liganden of de denaturatie die optreedt door temperatuurverhoging.
In dit proces speelt de snelheid van de intramoleculaire ladingsoverdracht (intramolecular charge transfer, of ICT) een cruciale rol. Bij ICT wordt een elektron van een elektron-gevende groep, zoals een aminogroep, overgedragen naar een elektron-onttrekkende groep, zoals een aromatische ring. Wanneer een molecuul rotaties ondergaat rond een specifieke binding, kan dit de ICT-activiteit beïnvloeden. Deze moleculen worden soms ook wel "moleculaire rotors" genoemd, en hun gedrag is nuttig om de viscositeit van oplosmiddelen te meten. De interactie tussen fluoroforen en oplosmiddelen, vooral via waterstofbruggen, kan eveneens invloed hebben op het emissiespectrum en de fluorescerentie-opbrengst van de probe.
Er zijn eiwitten die specifiek binden aan intrinsiek fluorescerende liganden of die zelf fluorescerend gemaakt kunnen worden, zoals NADH- of FAD-bindende dehydrogenasen. Deze fluorescerende eigenschappen worden vaak benut in spectroscopische metingen. Bovendien kunnen nucleotide-bindende eiwitten fluorescerende analogen van nucleotiden binden, wat verder inzicht biedt in hun werking en interacties.
Fluorescente assays worden steeds vaker gebruikt voor eiwitkwantificatie vanwege hun hoge gevoeligheid. Populaire voorbeelden van dergelijke assays zijn onder andere de NanoOrange assay, die een merocyanine-gebaseerde fluorofore gebruikt, die zijn fluorescerentie aanzienlijk verhoogt wanneer het bindt aan verhit-ge-denatureerde eiwitten. Andere fluoroforen, zoals de SYPRO-serie, worden vaak ingezet om eiwitten te visualiseren op gel-electroforese, terwijl Nile Red bruikbaar is voor de kwantificatie van SDS-denatureerde eiwitten.
Een andere veelgebruikte techniek is de covalente binding van fluoroforen aan eiwitten, wat al teruggaat naar de pionierswerkzaamheden van Gregorio Weber met dansylchloride. Deze techniek wordt veel toegepast in het biophysische onderzoek naar eiwitten. Er wordt een fluorescerende molecuul gekoppeld aan een reactieve groep op een eiwit, bijvoorbeeld een aminogroep. In dit proces speelt het type reactieve groep een sleutelrol; sulfonylchloriden, isothiocyanaten en succinimidylesters zijn de meest gangbare reactieve groepen die gebruikt worden voor deze labeling.
Het succes van de fluorofore labeling hangt in belangrijke mate af van de pH-omstandigheden tijdens de reactie. De meeste amine-groepen in eiwitten bevinden zich in hun neutrale vorm (–NH2) bij een basische pH. Dit betekent dat het pH-niveau cruciaal is voor de efficiëntie van de labeling, waarbij een pH van 8,5 vaak als optimaal wordt beschouwd voor de meeste eiwitten. Bij hogere pH-waarden kunnen bepaalde reagentia, zoals sulfonylchloriden, echter snel instabiel worden, waardoor het risico bestaat dat de probe tijdens de incubatieperiode afbreekt. Dit kan gedeeltelijk worden opgelost door fluoroforen op diatomiet aarde te dispergeren, wat hun hydrolyse beschermt.
Hoewel de experimenten in het lab vaak complex en specifiek moeten worden afgesteld, biedt de covalente binding van fluoroforen aan eiwitten waardevolle informatie over de ruimtelijke structuur en de dynamische processen die eiwitten ondergaan. Het bestuderen van de veranderingen in fluorescerende eigenschappen tijdens de reactie kan aanwijzingen geven over eiwitconformaties, interacties en de mate van denaturatie die optreedt onder verschillende omstandigheden. Dit type analyse heeft toepassingen in talloze wetenschappelijke domeinen, van moleculaire biologie tot de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.
Bij de keuze van de juiste fluorofore en reactieomstandigheden moet men de stabiliteit van zowel het eiwit als de fluorofore in de specifieke experimentele omstandigheden zorgvuldig afwegen. Het vinden van de juiste balans tussen concentraties, pH-waarden en incubatietijden is essentieel voor het verkrijgen van betrouwbare en reproduceerbare resultaten.
Hoe De Interactie van Elektrostatica de Fluorescentie van Eiwitten Beïnvloedt
De intrinsieke fluorescentie van eiwitten is voornamelijk afhankelijk van de aanwezigheid van aromatische aminozuren, zoals tryptofaan, tyrosine en fenylalanine. Tryptofaan is over het algemeen de dominante bron van fluorescentie, gevolgd door tyrosine, en tot slot fenylalanine. Deze aminozuren, die van nature fluoresceren wanneer ze worden blootgesteld aan ultraviolet licht, spelen een cruciale rol in de studie van eiwitten, omdat ze waardevolle informatie kunnen verschaffen over de structuur en dynamiek van eiwitten.
De eerste gedetailleerde spectrale analyses van de fluorescentie van deze aminozuren werden uitgevoerd door Gregorio Weber en zijn collega F.W. John Teale in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hun werk legde de basis voor verder onderzoek naar de intrinsieke fluorescentie van eiwitten. In hun invloedrijke publicaties beschrijven ze de emissiespectra van de aromatische aminozuren, evenals de eerste nauwkeurige excitatie spectrums. De spectrale gegevens die ze publiceerden, zijn sindsdien herhaaldelijk gebruikt als referentie in de studies van eiwitfluorescentie.
De fluorescentie van tryptofaan in eiwitten is meestal het meest prominent, niet alleen omdat het een hogere extinctiecoëfficiënt heeft dan tyrosine of fenylalanine, maar ook omdat tyrosine gemakkelijk kan worden gedempt in de eiwitmatrix. Deze demping komt vaak door energietransfer van tyrosine naar tryptofaanresiduen, wat zorgt voor de overheersende emissie van tryptofaan in de meeste eiwitten. Een interessant voorbeeld van deze dynamiek is het verschil in fluorescentie tussen runderserumalbumine (BSA) en humaan serumalbumine (HSA). BSA bevat 18 tyrosineresiduen en 2 tryptofaanresiduen, terwijl HSA 17 tyrosineresiduen en slechts 1 tryptofaanresidu bevat. Wanneer beide eiwitten worden geëxciteerd bij 280 nm, is de tryptofaanemissie in beide gevallen dominant, en dit ondanks het feit dat tyrosine de meeste absorptie bij dit golflengtegebied vertoont. Dit komt doordat tyrosine meestal wordt onderdrukt door de energieoverdracht naar tryptofaan.
Er zijn echter gevallen waarin tyrosine een meer uitgesproken bijdrage levert aan de fluorescentie, zoals bij het bacteriële eiwit elongatiefactor Tu van Escherichia coli, dat 10 tyrosineresiduen en slechts één tryptofaanresidu bevat. In dit geval zorgt excitatie bij 280 nm voor een duidelijke bijdrage van tyrosine, die verdwijnt bij excitatie met 300 nm. Dit voorbeeld illustreert hoe de specifieke aminozuursamenstelling van een eiwit kan bepalen welke fluorescente eigenschappen het vertoont, wat van cruciaal belang is voor de interpretatie van spectroscopische gegevens.
Naast de invloed van de aminozuursamenstelling zijn er verschillende externe factoren die de fluorescentie van eiwitten kunnen beïnvloeden, zoals de pH van de omgeving, de aanwezigheid van oplosmiddelen en de interactie met liganden. De studie van deze invloeden biedt inzicht in de dynamiek van eiwitten in biologische systemen, en kan bijvoorbeeld helpen bij het begrijpen van de structurele veranderingen die optreden bij ligandbindingen of bij veranderingen in de omgeving van het eiwit.
Een ander belangrijk aspect van eiwitfluorescentie is het gebruik van genetisch gemodificeerde fluorescente indicatoren, zoals GFP (groen fluorescerend eiwit), die in staat zijn om de intracellulaire omgeving van levende cellen te monitoren. Dergelijke fluorescente eiwitten kunnen niet alleen de pH van cellen in real-time visualiseren, maar ook helpen bij het bestuderen van eiwitinteracties en de dynamiek van moleculaire processen binnen cellen. Deze technologie heeft de manier waarop we cellulaire processen observeren en begrijpen aanzienlijk verbeterd.
Naast de intrinsieke fluorescentie van aminozuren, zijn er ook tal van fluorescerende kleurstoffen ontwikkeld, die specifiek kunnen binden aan bepaalde eiwitten of cellulaire componenten. Deze kleurstoffen, zoals de Alexa-dye serie, bieden hoge helderheid en fotostabiliteit, waardoor ze waardevolle hulpmiddelen zijn in de bioanalytische chemie en cellulaire beeldvorming.
Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat de fluorescentie van eiwitten niet alleen een vraag is van de aanwezigheid van fluorescerende aminozuren, maar ook van de interactie van deze aminozuren met hun omgeving. Veranderingen in de oplosmiddelpolariteit, de aanwezigheid van ionen of de binding van kleine moleculen kunnen de emissie-eigenschappen van een eiwit drastisch veranderen. Daarom moet men altijd rekening houden met de experimentele condities en de specifieke omgevingsfactoren bij het interpreteren van fluorescentiegegevens.
Hoe Witte Studentenacties de Burgerrechtenbeweging in het Zuiden Veranderden
Hoe Kunstmatige Intelligentie de Biodiversiteit van de Oceaan Verandert
Wat is het echte gezicht van Sardinië? Over het onmiskenbare en veranderlijke landschap van de eilanden
Deel 3. Thema 5. Het ionproduct van water. De waterstofionenconcentratie en de pH-schaal.
Gegevens en Betalingsvoorwaarden voor het Verstrekken van Documentkopieën – Openbaar Aandelenvennootschap "Centrale Voorstedelijke Passagiersmaatschappij"
Gewijzigd document met gecorrigeerde informatie uit het verslag van de emittent over het eerste halfjaar van 2022
Ze moeten in elke tijd in een zegevierende mars vooruitgaan Middelbare school nr. 2 van Makarev sluit zich aan bij de landelijke Russische initiatief “Onsterfelijk Regiment”

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский