OTEC-apparaten, ofwel Ocean Thermal Energy Conversion-systemen, hebben hun oorsprong in de jaren 70, toen het NELHA (National Energy Laboratory of Hawaii Authority) voor het eerst experimenteerde met de technologie. Sindsdien is er veel onderzoek verricht naar het commercieel toepassen van deze systemen, maar ondanks verschillende succesvolle proefinstallaties is de volledige commercialisering nog steeds niet gerealiseerd. De technologie maakt gebruik van het temperatuurverschil tussen het warme oppervlaktewater van de oceaan en het koude water op grotere diepte om elektriciteit op te wekken. Dit biedt, mits goed geïmplementeerd, een onuitputtelijke en duurzame bron van energie die wereldwijd potentie heeft.

OTEC biedt een potentieel enorme bijdrage aan de wereldwijde energietransitie, omdat het in staat is om betrouwbare en continue energie te leveren, ongeacht de weersomstandigheden. In tegenstelling tot zonne- en windenergie, die sterk afhankelijk zijn van lokale weersomstandigheden, kan de oceaanthermische energie op elk moment van de dag of het jaar worden gewonnen. Dit maakt het mogelijk om elektriciteit te produceren in regio’s waar traditionele hernieuwbare energiebronnen wellicht niet optimaal beschikbaar zijn, zoals op kleine eilanden en kustgebieden.

Desondanks staat de brede implementatie van OTEC nog steeds voor aanzienlijke uitdagingen. De initiële kosten voor de installatie van OTEC-systemen zijn hoog, en de technologie zelf vereist verder onderzoek en ontwikkeling om de efficiëntie te verbeteren en de kosten te verlagen. Bovendien spelen logistieke en infrastructuurproblemen een grote rol. Het plaatsen van OTEC-installaties vereist specifieke geografische omstandigheden, zoals diepe oceaanwateren en de nabijheid van een elektriciteitsnetwerk, wat de toepasbaarheid in sommige regio’s beperkt.

Een ander belangrijk punt is de menselijke en institutionele capaciteit die nodig is voor de implementatie van OTEC-technologie. Het vergt niet alleen geavanceerde technische kennis om de systemen te bouwen en te onderhouden, maar ook beleidsmatige ondersteuning van overheden die de infrastructuur kunnen ontwikkelen en de technologie financieel kunnen ondersteunen. Veel ontwikkelingslanden beschikken nog niet over de nodige middelen of de technische infrastructuur om OTEC-technologie effectief in te zetten, wat de verspreiding ervan vertraagt.

Daarnaast is de regelgeving van cruciaal belang. Zonder duidelijke wetgeving en stimuleringsmaatregelen kunnen potentiële investeerders terughoudend zijn om grote hoeveelheden kapitaal te investeren in dergelijke innovatieve technologieën. Beleidsmakers moeten niet alleen investeringen in onderzoek en ontwikkeling bevorderen, maar ook het kader bieden voor het opzetten van haalbare commerciële OTEC-projecten. Dit vereist samenwerking tussen overheden, bedrijven en onderzoeksinstellingen om de economische levensvatbaarheid van OTEC te waarborgen en tegelijkertijd milieuvriendelijke praktijken te bevorderen.

Er bestaat wereldwijd grote variëteit in de beschikbaarheid van hernieuwbare energiebronnen, en de evaluatie van de benodigde technologieën en middelen is essentieel voor de succesvolle implementatie van deze energiebronnen. Dit geldt ook voor OTEC, waarbij, net als bij andere hernieuwbare energiebronnen, de technologie moet worden afgestemd op de specifieke lokale omstandigheden. De afstemming van OTEC-technologie met de beschikbaarheid van warm en koud oceaanwater kan een complex proces zijn, waarbij rekening gehouden moet worden met diepte, temperatuurverschillen en lokale mariene ecosystemen.

Wanneer men nadenkt over de mogelijkheden van OTEC, moet men niet alleen kijken naar de technische aspecten van de installatie, maar ook naar de bredere context waarin deze technologie moet opereren. Dit omvat de beschikbaarheid van benodigde grondstoffen, de economische haalbaarheid van grootschalige implementatie en de politieke bereidheid om nieuwe technologieën te omarmen. Bovendien is het cruciaal om te begrijpen hoe OTEC kan bijdragen aan de verduurzaming van het energieaanbod en de diversificatie van de energiemix, waarbij OTEC mogelijk een belangrijke rol kan spelen in gebieden die anders moeilijk toegang zouden hebben tot betrouwbare hernieuwbare energie.

Hoe bepaalt energie de toekomst van onze economieën en samenlevingen?

De afgelopen jaren zijn getekend door een aaneenschakeling van mondiale crises die de kwetsbaarheid van onze economische, geopolitieke en ecologische systemen hebben blootgelegd. De COVID-19-pandemie, de escalerende geopolitieke spanningen, en de versnellende klimaatverandering vormen geen losstaande gebeurtenissen, maar zijn onderling verweven door een gemeenschappelijke drijfveer: energie. Energievoorziening blijkt niet slechts een technische of economische aangelegenheid, maar een fundamentele voorwaarde voor veerkracht, stabiliteit en toekomstgericht beleid.

De coronapandemie, ontstaan rond eind 2019, legde binnen enkele weken het wereldwijde sociale en economische verkeer lam. De quarantaine­maatregelen, sociale afstandsregels en reisbeperkingen ontwrichtten toeleveringsketens, vertraagden internationale handel, en brachten sectoren zoals transport en industrie tot stilstand. De afhankelijkheid van internationale energiemarkten werd pijnlijk duidelijk: beperkingen op mobiliteit en productie veroorzaakten abrupte schommelingen in de energievraag en -prijzen, en zetten energie-exporterende en -importerende landen onder grote druk. De pandemie fungeerde als een vergrootglas voor structurele kwetsbaarheden in het mondiale energiesysteem.

Vervolgens, op geopolitiek vlak, markeerden de aanval op het Amerikaanse Capitool in januari 2021 en de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 een kantelpunt. Deze gebeurtenissen onthulden de fragiele grenzen van politieke stabiliteit in het Westen en benadrukten de geopolitieke verwevenheid van energiebelangen. De Europese afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen dwong beleidsmakers tot een harde confrontatie met hun eigen energieafhankelijkheid, ondanks opgelegde sancties. Hieruit blijkt hoe diep energie verweven is met nationale veiligheid en buitenlandse betrekkingen – wie controle heeft over energiebronnen, oefent invloed uit op geopolitieke dynamiek.

Maar misschien nog alarmerender is de versnelling van de klimaatcrisis, die zich in steeds extremere vormen manifesteert: ongekende hittegolven, verwoestende overstromingen, en ecosystemen die op instorten staan. De grens van 1,5 °C opwarming, ooit een abstract politiek doel, lijkt steeds onhaalbaarder. Fossiele brandstoffen blijven de dominante bron van broeikasgassen, en hun rol in de verslechterende toestand van het klimaat is onbetwistbaar. Tegelijkertijd groeit het besef dat hernieuwbare energie niet slechts een alternatief is, maar een noodzakelijke voorwaarde voor het vermijden van catastrofale scenario’s.

De rode draad tussen deze crises is de centrale rol van energie in het functioneren van onze economieën. Zonder toegang tot betaalbare en schone energie kunnen basisdiensten niet geleverd worden, economische groei stagneert, en ongelijkheid neemt toe. Daarom speelt energie ook een sleutelrol in het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), zoals uiteengezet in de 2030 Agenda van de Verenigde Naties. Energie is niet alleen een doel op zich (SDG 7), maar ook een voorwaarde voor bijna alle andere doelen: van onderwijs en gezondheid tot economische inclusie en klimaatactie.

De relevantie van hernieuwbare energie in dit geheel kan nauwelijks overschat worden. Hernieuwbare energiebronnen – zoals zonne-, wind-, en waterkracht – bieden een kans om energieproductie te decarboniseren en tegelijkertijd energieonafhankelijkheid te bevorderen. Tegelijk vereist deze transitie diepgaande structurele hervormingen in de manier waarop energie wordt opgewekt, opgeslagen, gedistribueerd en verbruikt. Dit vraagt niet alleen technologische innovatie, maar ook politieke wil, financiële instrumenten en maatschappelijke acceptatie.

Wat vaak onderbelicht blijft, is het besef dat energie een systeemdimensie heeft die verder gaat dan enkel productie en verbruik. De sociale en politieke organisatie rond energie – wie beslist, wie profiteert, wie betaalt – bepaalt de uitkomst van de energietransitie. Toegang tot energie is niet universeel, en de energietransitie mag de reeds bestaande ongelijkheden niet versterken. In veel delen van de wereld is er nog steeds geen betrouwbare toegang tot elektriciteit, wat duurzame ontwikkeling belemmert. Hier komt het belang naar voren van “moderne, betaalbare en schone energie” zoals omschreven in internationale verdragen – een formule die niet enkel ecologisch maar ook sociaal rechtvaardig moet zijn.

De energietransitie is geen technocratisch project, maar een maatschappelijk proces dat diep doordringt in alle lagen van economie en samenleving. Het is daarom cruciaal dat beleidsmakers, bedrijven en burgers niet alleen de technische aspecten van hernieuwbare energie begrijpen, maar ook de systemische, geopolitieke en ethische implicaties ervan. Alleen dan kunnen we een koers uitstippelen naar een toekomst die zowel duurzaam als rechtvaardig is.

Hoe de Wereld Energietransitie kan Bereiken: Van Fossiele Brandstoffen naar Hernieuwbare Bronnen

De energietransitie is een van de belangrijkste uitdagingen van de 21ste eeuw. De verschuiving naar een duurzamer energiesysteem, waarbij de wereld in 2050 netto-emissievrij moet zijn, vereist ingrijpende veranderingen in alle sectoren van de economie. Het proces houdt een drastische herstructurering van de energieproductie en -consumptie in, met het doel de opwarming van de aarde te beperken en de negatieve effecten van fossiele brandstoffen te verminderen. De benodigde technologische doorbraken en beleidsmaatregelen variëren sterk tussen de verschillende sectoren, zoals energieproductie, transport, en industrie.

In het pad naar netto-nulemissies tegen 2050, volgens het IRENA-scenario, zijn de belangrijkste maatregelen onder andere energie-efficiëntie, elektrificatie van de eindgebruikerssector, waterstof en zijn derivaten, CO2-afvang en -opslag (CCUS), en bio-energie met CO2-afvang en -opslag (BECCS). De belangrijkste verschuivingen in de energieproductie zullen plaatsvinden in de richting van hernieuwbare energiebronnen, zoals zonne- en windenergie, terwijl het gebruik van fossiele brandstoffen sterk zal afnemen. Deze verschuiving betekent dat fossiele brandstoffen, die in 2020 goed waren voor 79% van de energieproductie, tegen 2050 tot slechts 16% zullen verminderen. Tegelijkertijd zal het aandeel hernieuwbare energiebronnen stijgen van 16% naar 77%.

De overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie is bijzonder urgent voor de productie van elektriciteit. In 2022 waren kolencentrales wereldwijd nog steeds de belangrijkste uitstoters van CO2, goed voor een derde van de wereldwijde elektriciteitsproductie. De afbouw van deze kolencentrales is noodzakelijk voor de vermindering van de broeikasgasemissies en wordt in verschillende landen ondersteund door beleid en financiële prikkels. Bijvoorbeeld in Australië zijn er maatregelen zoals de Safeguard Mechanism Act (2016), die in 2022 verder werd aangescherpt, om de uitstoot van kolencentrales te verminderen. Daarnaast krijgen hernieuwbare energiebronnen zoals zonne- en windenergie, en energieopslagtechnologieën zoals pomp- en batterijopslag, steeds meer steun van de overheid.

In de transportsector is de overgang naar schone energiebronnen in de afgelopen jaren sneller gegaan. De verkoop van elektrische voertuigen (EV's) is wereldwijd gestegen van slechts 2% van de totale autoverkopen in 2018 naar 18% in 2023. In Australië is de verkoop van EV's van 0,2% in 2018 gestegen naar 8,5% in 2023. De transitie naar elektrische voertuigen en waterstofauto's is echter niet de enige verandering in de transportsector. Er is ook een verschuiving naar biobrandstoffen, zoals bioethanol en biodiesel, voor de luchtvaart en vloeibare biobrandstoffen voor de scheepvaart.

De industrie is een andere belangrijke bron van emissies, vooral door de productie van staal en cement. Deze sectoren stoten grote hoeveelheden CO2 uit, maar er zijn mogelijkheden om de productie te decarboniseren. Een veelbelovende technologie is groene waterstof, die in plaats van fossiele brandstoffen kan worden gebruikt om metalen zoals ijzer te produceren. Bij de traditionele staalproductie komt CO2 vrij als bijproduct van het reduceren van ijzererts met koolstof. Maar met groene waterstof kan deze reactie worden aangepast, waarbij alleen water als bijproduct ontstaat, wat de productie vrijwel emissievrij maakt.

De vooruitgang in de productie van groene waterstof heeft de laatste jaren aanzienlijke stappen gezet. Er wordt al gewerkt aan de grootschalige commerciële productie van groene waterstof in landen zoals Australië, waar het proces steeds dichter bij kostenefficiëntie komt. Overheidsmaatregelen en financiële steun spelen hierin een cruciale rol. In de Australische begroting voor 2024–2025 werd bijvoorbeeld bijna $12,3 miljard toegewezen aan de ontwikkeling van groene waterstofproductie.

Ook in de cementindustrie, waar de omzetting van kalksteen in kalk CO2-uitstoot veroorzaakt, is er ruimte voor verbetering. Door het toepassen van duurzame productiemethoden en het gebruik van hernieuwbare energie kan de koolstofvoetafdruk van de cementproductie aanzienlijk worden verminderd. Deze vooruitgangen zijn belangrijk, omdat de wereldwijde vraag naar cement blijft groeien door de bouwsector, wat betekent dat de verduurzaming van deze industrie essentieel is voor de bredere energietransitie.

Naast de technologische ontwikkelingen speelt beleid een sleutelrol in het realiseren van deze transitie. Landen moeten ambitieuze doelstellingen formuleren, passende wetgeving implementeren en investeren in infrastructuur die hernieuwbare energie ondersteunt. De energiebehoeften en de benadering van de transitie kunnen sterk variëren per regio, afhankelijk van de beschikbare middelen, politieke wil, en economische factoren. Het is belangrijk dat de energietransitie niet alleen vanuit het perspectief van technologische innovatie wordt bekeken, maar ook vanuit het sociale en economische perspectief, omdat de transitie gevolgen zal hebben voor werkgelegenheid, energieprijzen en het dagelijks leven van mensen.

Het is daarom essentieel voor de lezer om te begrijpen dat de energietransitie niet een enkelvoudige technologische verandering is, maar een geïntegreerd proces dat zowel economische als maatschappelijke aanpassingen vereist. Beleidsmakers moeten bijvoorbeeld investeren in opleiding en omscholing om werknemers in vervuilende sectoren te ondersteunen en ervoor te zorgen dat de voordelen van hernieuwbare energie eerlijk worden verdeeld. De transitie naar schone energie vereist wereldwijd samenwerking en innovatieve oplossingen die niet alleen de technologische vooruitgang bevorderen, maar ook bijdragen aan een rechtvaardige en duurzame toekomst voor iedereen.

Wat zijn de belangrijkste principes en toepassingen van bio-energie en waterkracht?

Bio-energie en waterkracht behoren tot de oudste en meest betrouwbare vormen van hernieuwbare energie (RE). Deze energiebronnen worden steeds belangrijker in het streven naar duurzamere energieproductie. Zowel bio-energie als waterkracht bieden enorme potentie voor de opwekking van energie zonder de verwoestende gevolgen van fossiele brandstoffen. In dit hoofdstuk worden de fundamentele principes van bio-energie en waterkracht behandeld, evenals de technologieën die worden gebruikt om deze energiebronnen te benutten.

Bio-energie is de energie die wordt gewonnen uit organisch materiaal, ook wel biomassa genoemd. Deze energie is opgeslagen in de chemische bindingen van de energie-rijke moleculen die aanwezig zijn in planten, bomen, algen en andere biologische stoffen. Het proces begint met fotosynthese, waarbij de energie van de zon wordt omgezet in biomassa. Bij verbranding van dit organische materiaal worden deze moleculen gecombineerd met zuurstof, waardoor de chemische energie vrijkomt in de vorm van warmte. Deze warmte kan vervolgens worden gebruikt voor verwarming of voor de aandrijving van verbrandingsmotoren die elektriciteit genereren. Bio-energie kan zowel in vaste, vloeibare als gasvormige vormen voorkomen.

De meest traditionele vormen van biomassa zijn brandhout, gewasresten en dierlijke mest, die al eeuwenlang worden gebruikt voor verwarming. Met de industrialisatie zijn echter ook nieuwe vormen van biomassa ontstaan, zoals industriële reststromen en stedelijke vaste afvalstoffen (MSW). Recent is er een toenemende belangstelling voor de productie van biomassa-pellets en -briketten, die worden gebruikt voor de verwarming van huishoudens. Deze pellets worden gemaakt van verschillende soorten biomassa, zoals zaagsel, vruchtensapresten, palmpitten, kokosnootschalen en brandhout. Het productieproces omvat het fijnmalen van de biomassa en het extruderen van de poederachtige substantie onder hoge druk, wat resulteert in de pellets die vervolgens kunnen worden verbrand in huishoudelijke ketels.

Vloeibare bio-energiedragers zoals ethanol en biodiesel zijn de afgelopen decennia steeds populairder geworden. Ethanol wordt meestal geproduceerd door de fermentatie van suikers in biomassa door speciale micro-organismen, terwijl biodiesel wordt verkregen door transesterificatie van plantaardige oliën of dierlijke vetten. De chemische reactie tussen deze oliën en een alcohol, zoals methanol, leidt tot de vorming van een kleinere molecule die minder dicht is en gemakkelijker in verbrandingsmotoren kan worden gebruikt.

Een andere belangrijke gasvormige brandstof is biogas, dat voornamelijk uit methaan en koolstofdioxide bestaat. Biogas kan worden geproduceerd door anaerobe vergisting van organisch afval, zoals mest of voedselresten, in een biogasreactor. Dit proces gebeurt zonder zuurstof, waarbij micro-organismen de organische stoffen afbreken en methaan produceren, dat vervolgens kan worden gebruikt voor elektriciteitsopwekking of als brandstof voor voertuigen.

Waterkracht is een andere vorm van hernieuwbare energie die wereldwijd veel wordt toegepast. Deze energie is afkomstig van de kinetische en potentiële energie van water. Wanneer water wordt opgeslagen in een dam of reservoir, heeft het een hoge potentiële energie, die kan worden omgezet in kinetische energie wanneer het water door een turbine stroomt. Deze turbines zijn gekoppeld aan generatoren die elektriciteit produceren. Dit proces maakt gebruik van de kracht van vallend of stromend water en kan op grote schaal energie leveren, afhankelijk van de hoogte en de hoeveelheid water die beschikbaar is. De grootste hydro-elektrische dammen bevinden zich in landen als China, Brazilië en Canada, waar de geografie en waterreserves ideaal zijn voor grootschalige waterkrachtprojecten.

Naast de traditionele waterkrachtcentrales zijn er ook kleine waterkrachtcentrales die gebruik maken van kleinere stromen of rivieren. Deze kleinschalige projecten zijn vaak gemakkelijker te implementeren en veroorzaken minder milieuschade dan hun grotere tegenhangers. De toepassing van waterkracht kan echter variëren, afhankelijk van de locatie en de specifieke eisen van het project. Bijvoorbeeld, in gebieden waar de watertoevoer fluctueert, kan het moeilijker zijn om betrouwbare energieopwekking te garanderen zonder geavanceerde opslag- en distributiesystemen.

De toekomst van bio-energie en waterkracht is sterk verbonden met technologische vooruitgang. Innovaties in de conversie van biomassa naar vloeibare en gasvormige brandstoffen verbeteren de efficiëntie van bio-energie. Daarnaast wordt er gewerkt aan de optimalisatie van waterkrachtinstallaties, waaronder de integratie van kleinschalige waterkrachttechnologieën en innovaties op het gebied van energieopslag. De implementatie van dergelijke technologieën kan leiden tot een meer robuuste en flexibele energie-infrastructuur die beter bestand is tegen de fluctuaties van vraag en aanbod.

Naast het verduurzamen van de energieproductie door bio-energie en waterkracht, is het essentieel om rekening te houden met de milieu-impact van deze technologieën. De productie van bio-energie kan leiden tot ontbossing als het niet duurzaam wordt beheerd, en de aanleg van grote waterkrachtcentrales kan het milieu en de lokale gemeenschappen verstoren door het veranderende waterpeil en de afname van biodiversiteit. Daarom is het van cruciaal belang dat er in de toekomst meer nadruk komt te liggen op duurzaam beheer van biomassa en het zorgvuldig plannen van waterkrachtprojecten.