Structuur, logica en opmaak van onderzoekswerken van leerlingen

I. Aanbevelingen voor het schrijven van een onderzoekswerk: experimenteel of theoretisch.

  1. Structuur en logica van het onderzoekswerk.
         Een onderzoekswerk, net als elke creatie, is alleen mogelijk en effectief op vrijwillige basis. Schoolonderzoeken kunnen buiten de lessen en gewone schooltaken plaatsvinden als aanvullende, buitenschoolse, naschoolse activiteiten.
    De belangrijkste fasen van een onderzoekswerk zijn de volgende punten:
    Een probleem vinden – wat bestudeerd moet worden.
    Onderwerp – hoe het genoemd wordt.
    Actualiteit – waarom dit probleem bestudeerd moet worden.
    Doel van het onderzoek – welk resultaat verwacht wordt.
    Hypothese – wat niet duidelijk is in het object.
    Nieuwheid – wat nieuw is ontdekt tijdens het onderzoek.
    Onderzoeksopdrachten – wat theoretisch en experimenteel gedaan moet worden.
    Literatuuroverzicht – wat al bekend is over dit probleem.
    Onderzoeksmethode – hoe en wat is onderzocht.
    Onderzoeksresultaten – eigen gegevens.
    Conclusies – korte antwoorden op de gestelde opdrachten.
    Belang – hoe de resultaten de praktijk beïnvloeden.
    Laten we de genoemde fasen nader bekijken.
           De structuur van een onderzoekswerk is standaard en mag niet worden afgeweken. In de opzet waarmee het onderzoek begint, worden twee hoofdonderdelen onderscheiden: methodologisch en procedureel. Ten eerste moet duidelijk worden wat bestudeerd moet worden – het probleem.
           Het probleem moet uitvoerbaar zijn en de oplossing ervan moet daadwerkelijk voordeel brengen aan de deelnemers van het onderzoek. Daarna moet het benoemd worden – het onderwerp.
         Het onderwerp moet origineel zijn, met een element van verrassing, ongewone aspecten, en zo dat het werk relatief snel uitgevoerd kan worden.
         Het moet duidelijk worden waarom juist dit probleem nu bestudeerd moet worden – dit is de actualiteit.
         In het onderzoekswerk moet het doel worden geformuleerd – welk resultaat verwacht wordt en hoe dit resultaat globaal wordt gezien nog voor het behaald is. Meestal bestaat het doel uit het bestuderen van bepaalde fenomenen.

         In het onderzoek is het belangrijk de hypothese en de te verdedigen stellingen aan te wijzen. Een hypothese is een voorspelling, een waarschijnlijk kennis die nog niet bewezen is. In eerste instantie is een hypothese geen waarheid en ook geen onwaarheid – het is gewoon niet bewezen.
        De te verdedigen stellingen zijn wat de onderzoeker ziet, maar anderen niet opmerken. Een stelling wordt tijdens het werk bevestigd of verworpen. De hypothese moet onderbouwd zijn, dat wil zeggen gesteund door literatuurgegevens en logische overwegingen.
         Na het bepalen van het doel en de hypothese worden de onderzoekstaken geformuleerd. Taken en doelen zijn niet hetzelfde. Het doel van een onderzoekswerk is er meestal één, terwijl er meerdere taken zijn. Taken tonen aan wat je gaat doen. De formulering van de taken is nauw verbonden met de structuur van het onderzoek. Sommige taken kunnen voor het theoretische deel zijn, andere voor het experimentele.
        In het werk moet een literatuuroverzicht aanwezig zijn, dat wil zeggen een korte beschrijving van wat bekend is over het onderzochte fenomeen en in welke richting het