Gedurende mijn verblijf in de Engelse Lake District, werd ik geconfronteerd met een opmerkelijke verandering in de dynamiek van de academische wereld. Terwijl mijn tijd in Cambridge en andere Europese steden vol was van intellectuele verwikkelingen, voelde ik dat ik nu meer op mijn gemak was, hoewel ik officieel geen deel meer uitmaakte van de academische gemeenschap. In Cambridge had de sfeer zich veranderd: door de toenemende invloed van vrouwen in de colleges en de verschuiving naar gemengde studentenhuisvesting, werd de traditionele academische cultuur langzaam vervangen door een meer open en inclusieve omgeving. Dit maakte mijn gesprekken met oude collega’s interessant, maar de realiteit was dat veel van mijn vrienden inmiddels waren vertrokken.
Wanneer ik terugdenk aan mijn tijd in Manchester en later in Cardiff, realiseer ik me hoe de veranderingen binnen de instellingen, zoals het vertrek van sommige collega’s en het aantrekken van nieuwe mensen, mijn begrip van de wetenschappelijke wereld verdiepten. Ik was in staat om inzichten op te doen die me hielpen bij mijn eigen werk. De gesprekken waren vaak complex en gingen diep in op de fundamentele vraagstukken van de natuurkunde en sterrenkunde, maar het was de interactie met mensen zoals Chandra Wickramasinghe die de ervaring tot iets meer maakte dan alleen academisch.
Ik reisde vaak naar Cambridge, waar ik de kans kreeg om opnieuw met veel oude vrienden te praten, maar het viel me op dat de stad, in mijn herinnering altijd een bruisend intellectueel centrum, nu veel stiller was geworden. De verdwijning van oude gezichten, de afname van het aantal kennissen en de toenemende verandering in het academische landschap gaven me het gevoel dat de stad zijn charme verloren had. Cambridge leek meer dan ooit een herinnering aan het verleden, een stad die voor mij niet meer hetzelfde was als vroeger.
De impact van het bezoeken van verschillende landen en het ontmoeten van wetenschappers uit diverse delen van de wereld was onmiskenbaar voor mijn persoonlijke en professionele groei. Mijn tijd in Italië, waar ik gastcolleges gaf, en de ontmoetingen met beroemde wetenschappers zoals Yuval Ne'eman, Nobelprijswinnaar uit Israël, breidden mijn horizon verder uit. Deze contacten gaven me niet alleen academische inzichten, maar lieten me ook nadenken over de geopolitieke en diplomatieke implicaties van wetenschappelijke samenwerking.
Mijn geplande reis naar Israël in 1973 had echter niet alleen wetenschappelijke motieven. De geopolitieke situatie in het Midden-Oosten bracht extra complicaties met zich mee. Door de afwezigheid van diplomatieke betrekkingen tussen India en Israël, was het verkrijgen van een speciaal paspoort en visa voor deze reis niet eenvoudig. Dit bracht niet alleen praktische obstakels met zich mee, maar ook politieke gevoeligheden die ik moest navigeren. De waarschuwingen van de Indiase regering om uit de media te blijven, waren een teken van hoe politiek en wetenschap in die tijd vaak met elkaar verweven waren.
Toen de situatie in de regio verergerde en de Yom Kippur-oorlog uitbrak, werd mijn reis naar Israël geannuleerd. De onvoorspelbaarheid van geopolitieke spanningen, gecombineerd met de persoonlijke ambities van wetenschappers om onpartijdig en onafhankelijk onderzoek te doen, bracht me tot de realisatie dat wetenschap, hoe belangrijk ook, nooit volledig losstaat van de wereld buiten de academische muren.
Het verhaal van mijn bezoeken aan deze wetenschappelijke centra in Europa en het Midden-Oosten onderstreept hoe diep onze persoonlijke ervaringen verbonden zijn met de wereld waarin we werken. Wetenschappers zijn niet geïsoleerde figuren in laboratoria; ze bewegen zich door een wereld die constant verandert, waar wetenschappelijke vooruitgang vaak gepaard gaat met politieke en culturele uitdagingen. Het is cruciaal voor wetenschappers om zich bewust te zijn van deze dynamiek, zowel om hun werk te kunnen doen als om de impact van hun wetenschappelijke prestaties op de bredere samenleving te begrijpen. Het is belangrijk om de grenzen tussen wetenschap en politiek te herkennen, maar ook om te begrijpen hoe deze twee gebieden elkaar kunnen beïnvloeden.
Hoe de Overgang naar Pensioen Mijn Leven Veranderde: Reflecties op een Langs Reis
Toen ik mijn pensioen naderde, stond ik aan de rand van een belangrijk hoofdstuk in mijn leven, zowel op professioneel als persoonlijk vlak. De jaren die ik bij IUCAA had doorgebracht, waren niet alleen een periode van intensief werk en wetenschappelijk streven, maar ook van diepe persoonlijke groei en verandering. De overgang van een actieve, veeleisende carrière naar de retraite is vaak geladen met tegenstrijdige emoties: een mengeling van voldoening, opluchting en soms zelfs een gevoel van verlies.
De voorbereiding op mijn pensionering werd bemoeilijkt door de bureaucratische vertragingen en onzekerheden die typisch zijn voor grote instituten en overheidsstructuren. Na de goedkeuring van de bevorderingsbeleid door de commissie, werd mij verteld dat alle betrokkenen hiervan binnen een maand op de hoogte zouden worden gebracht. Maar maanden gingen voorbij zonder enig bericht. Dit gebrek aan communicatie werd alleen maar ingewikkelder door een reeks interne vertragingen bij de UGC, waarvan de oorzaak volgens mijn informatie te maken had met enkele sleutelpersonen die zich tegen een snelle besluitvorming verzetten. Uiteindelijk, na zes maanden, werd mij eindelijk gemeld dat we met onze bestaande bevorderingsbeleid konden doorgaan, hoewel dit met een nadelige voorwaarde werd gekoppeld die de belofte van eerlijke voordelen ondermijnde. De lange wachttijd en de onduidelijke situatie waren niet alleen frustrerend, maar ook demotiverend voor veel van mijn collega’s die de gevolgen van de vertragingen zouden ondervinden.
Deze periode van onzekerheid werd verlicht door de kalmerende invloed van Professor Bambah, die mij vaak tot rust bracht wanneer ik het idee had om mijn werk neer te leggen en de situatie aan de kaak te stellen. Zijn woorden herinnerden me eraan dat geduld en toewijding aan het grotere geheel vaak meer opleveren dan onmiddellijke actie. Dit was een les in het belang van doorzettingsvermogen in een omgeving die vaak werd gekarakteriseerd door vertragingen en onvoorspelbaarheid.
De aanstelling van Arun Nigavekar als vicevoorzitter van de UGC bracht echter een nieuwe hoop. Zijn kalmte en vastberadenheid gaven ons vertrouwen dat er weer een zekere orde zou komen in de zaken die lange tijd vastzaten. Dit gevoel van opluchting kwam pas echt tot zijn recht toen de voormalige directeur van de UGC, die verantwoordelijk was voor veel van de vertragingen, met pensioen ging en de leiding overging naar Nigavekar.
De momenten van introspectie en waardering tijdens de laatste fase van mijn carrière waren echter niet alleen te wijten aan bureaucratische processen of institutionele veranderingen. Mijn zestigste verjaardag, die plaatsvond op 19 juli 1999, werd een moment van reflectie en erkenning. Het kleine, maar betekenisvolle feestje georganiseerd door mijn collega's en vrienden, herinnerde me aan de waarde van persoonlijke relaties en het belang van gemeenschap, zelfs in de wetenschappelijke wereld waar werk vaak een isolerend effect kan hebben.
Naarmate mijn pensioen naderde, werden er twee belangrijke bijeenkomsten georganiseerd om mijn afscheid te markeren. De ene was academisch van aard, met technische lezingen en wetenschappelijke bijdragen van vrienden en collega's van over de hele wereld. De andere bijeenkomst was meer gericht op de popularisatie van wetenschap, georganiseerd door de Nationale Raad van Wetenschapscommunicatoren, een goed initiatief om wetenschap op een breder publiek over te brengen. Beide bijeenkomsten gaven me de gelegenheid om mijn carrière in bredere zin te evalueren en te reflecteren op de betekenis van mijn werk binnen de wetenschappelijke gemeenschap.
Bijna gelijktijdig met mijn pensionering werd mijn opvolger, Naresh Dadhich, benoemd. Hij was een bekend gezicht binnen IUCAA en zijn benoeming stelde me gerust, wetende dat het instituut in goede handen zou blijven. Dit was een moment van diepe voldoening voor mij, omdat ik wist dat ik het werk niet alleen had afgesloten, maar dat de koers die ik had uitgestippeld zou voortgezet worden.
Het was niet alleen de professionele overgang die indruk op me maakte, maar ook de persoonlijke veranderingen die gepaard gingen met mijn pensionering. De verhuizing naar ons nieuwe appartement in de Khagol Coöperatieve Woningvereniging was symbolisch voor deze verandering. Het proces van verhuizen was een uitdaging op zich, maar het gaf ons ook de gelegenheid om ons leven opnieuw in te richten. De verhuizing van een groot huis naar een kleiner appartement bracht me ertoe na te denken over de hoeveelheid "bagage" die we in de loop der jaren hadden verzameld – zowel fysiek als emotioneel. In de tijd voorafgaand aan ons vertrek naar Australië, namen Mangala en ik de tijd om al onze spullen te herorganiseren en te heroverwegen wat echt belangrijk was. Dit besef kwam precies op het juiste moment, want het stond gelijk aan de introspectie die de overgang naar pensioen met zich meebracht: het loslaten van oude verplichtingen en het richten op een nieuwe fase in het leven.
Mijn pensioen was voor mij het begin van wat in de Indiase traditie wordt aangeduid als "Vanaprasthashrama", een fase van terugtrekking uit actieve verplichtingen en het zoeken naar innerlijke rust en vervulling. Terwijl ik mijn rol als directeur van IUCAA overdroeg aan Naresh en me voorbereidde om mijn tijd tussen Australië en Frankrijk te verdelen, voelde ik de spanning van jaren van verantwoordelijkheid langzaam van mijn schouders glijden. Het was een bevrijdend gevoel, maar ook een van gemengde emoties, want het betekende het afscheid van een levensfase die ik had gekend en gewaardeerd.
Naast de zakelijke en institutionele veranderingen die mijn pensioen markeerden, was er ook ruimte voor persoonlijke reflectie. Het was niet alleen een moment om terug te kijken op mijn carrière, maar ook om na te denken over wat ik had bereikt, wat ik misschien anders had kunnen doen, en vooral: wat ik nu wilde doen met de tijd die me nog restte. Het was het begin van een nieuwe zoektocht, een zoektocht naar betekenis en vervulling buiten de muren van het wetenschappelijke instituut. In die zin was mijn pensioen niet het einde, maar een nieuw begin.
Hoe de Relatie Tussen Einstein's Algemene Relativiteit en Mach's Ideeën over Inertie De Wetenschap Veranderde
Het werk dat ik verrichtte gaf mij enorme intellectuele voldoening, aangezien het een directe link legde tussen Einstein’s algemene relativiteitstheorie en Mach’s ideeën over inertie. Einstein, die een bewonderaar van Ernst Mach was, had geprobeerd zo’n link te vinden, maar was daarin niet geslaagd. Mach had betoogd dat er een langafstandseffect zou moeten bestaan dat de eigenschap van inertie aan elk deeltje materie verleent. Zo heeft een massa, zoals een klomp materie, massa en vereist een kracht om zijn toestand van rust of uniforme beweging te veranderen (de eerste wet van Newton), omdat het zich in een universum vol materie bevindt. Dit idee van Mach was nooit expliciet en kwantitatief geformuleerd. Einstein had moeite met dit idee omdat het leek te impliceren dat er sprake was van actie op afstand, een concept dat door Newton in zijn zwaartekrachtwet werd geïntroduceerd en door Coulomb werd gebruikt om elektrische en magnetische krachten te beschrijven, maar dat aan het begin van deze eeuw in ongenade gevallen was.
Ik herinner me nog goed de opwinding die zowel Einstein als ik voelden toen we, door te beginnen met Mach’s benadering van inertie, ontdekten dat onze vergelijkingen ons naar een theorie van zwaartekracht leidden, de zogenaamde Einsteinse eindtheorie! De zwaartekrachtsvergelijkingen bleken algemener te zijn dan die van Einstein’s relativiteitstheorie, maar we konden zien hoe deze als een speciaal geval daaruit voortvloeiden. Dit werk presenteerden we voor de Royal Society. Het was echter geen eindpunt op zich. We moesten verder gaan. Tussen 1967 en 1972 waren we vooral bezig met de kwantumaspecten van actie op afstand, en het was pas heel recent dat we konden aantonen dat de rol van de grootschalige structuur van het universum essentieel is voor ons begrip van microscopische kwantumfenomenen. Ik vermoed zelfs dat onze zwaartekrachtstheorie mogelijk licht kan werpen op sommige mysterieuze resultaten van de roodverschuivingen van quasars en sterrenstelsels, resultaten die niet lijken te passen binnen het kader van de algemene relativiteitstheorie.
Een ander hoogtepunt in mijn carrière was de oprichting van het Institute of Theoretical Astronomy (nu het Institute of Astronomy) in Cambridge door Fred Hoyle. In de vroege jaren zestig, toen Hoyle de heropleving van de astronomie voorzag, had hij zich sterk gemaakt voor de oprichting van een nieuw instituut voor theoretische astronomie in Cambridge. Ondanks de lange traditie van de sterrenkunde in Cambridge werd deze aanvraag om politieke redenen genegeerd, en werd er een nieuw centrum opgericht aan de universiteit van Sussex. Een van de redenen die genoemd werd, was de nabijheid van het Royal Greenwich Observatory (RGO) in Herstmonceux, Sussex. Hoyle werd uitgenodigd om het nieuwe centrum te leiden, maar hij weigerde en bleef ijveren voor de oprichting van een instituut in Cambridge. Aangezien er geen overheidssteun was, wendde hij zich tot particuliere stichtingen, en dankzij de steun van de Nuffield en Wolfson stichtingen slaagde hij erin om in 1966 het Institute of Theoretical Astronomy op te richten. Het bracht frisse lucht in het Britse astronomische onderzoek en IOTA verwierf al snel internationale reputatie.
Een laatste inspirerende bron was Edward Morgan Forster. Toen ik als nieuwe Fellow naar King’s College kwam, waren mijn kamers direct naast die van Forster, wat geen toeval was, maar door hem zo geregeld. Forster zelf was Honorary Fellow van het college, maar als uitzondering verbleef hij daar. Hij vroeg mij om hem bij zijn voornaam, ‘Morgan’, aan te spreken. Aanvankelijk was het ongemakkelijk voor mij om iemand die meer dan drie keer zo oud was als ik, met zijn voornaam aan te spreken, maar Morgan’s informele houding stelde mij al snel op mijn gemak. Zijn humanistische houding, zijn scherpe observatie van de menselijke natuur, zijn zachtheid die een sterke overtuiging verhulde, en zijn vrolijke houding ondanks de problemen van ouderdom, hebben een diepe indruk op mij achtergelaten.
Ten slotte was er Mangala’s oom, R.G. (Balasaheb) Rajwade, een goedgelezen man met een scherp gevoel voor humor, en een expert in industriële geschillen. Hij had zijn eigen manier van het oplossen van conflicten die voor beide partijen transparant was en, belangrijker nog, manifest eerlijk. Vaak elimineerde hij de oorzaak van een geschil, zodat de vraag van een oplossing niet opkwam. Zijn benadering was cultuurgebonden, niet-agressief en zonder intimiderende juridische taal. Geen wonder dat hij enorm in de vraag was bij zowel de arbeid als het management van de industrie. Door deze ervaringen leerde ik veel, vooral over de rol van het menselijke ego bij het creëren van conflicten.
Bij mijn eigen werk als directeur van het IUCAA ontdekte ik hoe wetenschappers, ondanks hun rationele benadering, irrationeel kunnen worden wanneer het om ego gaat. Dit werd me duidelijk bij verschillende gelegenheden waarbij ik moest bemiddelen tussen academische medewerkers en administratief personeel, of soms tussen twee academici. Ondanks de wetenschappelijke rationaliteit kunnen ego en persoonlijke belangen vaak logica en redelijkheid volledig overschaduwen.
Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat de rol van menselijke interactie, emotie en zelfs ego vaak over het hoofd wordt gezien in de zoektocht naar wetenschappelijke waarheid en objectieve kennis. Bij het verkennen van abstracte concepten zoals inertie en zwaartekracht kunnen de meest fundamentele wetenschappelijke doorbraken niet alleen voortkomen uit theoretische kennis, maar ook uit de interactie tussen denkers, hun persoonlijke overtuigingen en de manieren waarop ze met elkaar omgaan.
Hoe de familie Naralikar haar naam kreeg en wat het betekent voor haar geschiedenis
De oorsprong van de naam ‘Naralikar’ is een onderwerp van mysterie en folklore. Een verklaring die ik hoorde van de lokale bevolking was dat de familie Naralikar een mangoboom bezat, waarvan de vruchten zo groot waren als een kokosnoot (Naral), wat leidde tot de huidige achternaam. Dit lijkt een plausibele verklaring, maar wat men vroeger noemde voordat deze naam werd aangenomen, blijft onbekend. Aangezien de Naralikars volgens de overlevering afstammen van de oude wijze Jamadagni, is het mogelijk dat ze oorspronkelijk zijn genoemd naar deze sage, maar dit is slechts een veronderstelling. Het zou interessant zijn om een definitief antwoord op deze vraag te krijgen.
Ik werd geboren op 19 juli 1938 in Kolhapur, een stad in het zuidoosten van Maharashtra, die destijds de hoofdstad was van de staat Kolhapur. De geschiedenis van deze regio vertelt ons dat na de dood van Sambhaji, de oudste zoon van de beroemde Shivaji, de heerschappij van het Maratha-koninkrijk werd overgenomen door Shivaji’s jongere zoon Rajaram, en later door zijn invloedrijke vrouw Tarabai. Dankzij hun inspanningen kon het kleine koninkrijk weerstand bieden aan de machtige Mogol-keizer Aurangzeb. Uiteindelijk, om het Maratha-koninkrijk te verzwakken, liet Aurangzeb Shahu, de zoon van Sambhaji, vrij, in de hoop dat zijn terugkeer de Maratha-politiek zou verdelen. De terugkeer van Shahu leidde tot een splitsing binnen het koninkrijk, waarbij een groot deel naar Shahu ging, gevestigd in Satara, en het andere deel onder leiding van Tarabai in Kolhapur bleef. De Satara-tak bloeide uit tot het grote Maratha-rijk, dat op zijn hoogtepunt de meeste delen van Noord-India beheerste. De Kolhapur-tak bleef echter beperkt tot een kleiner gebied. Ironisch genoeg stortte het Maratha-imperium van de Peshwas in, en werd het overgenomen door de Britten, terwijl de staat Kolhapur intact bleef, aangezien deze als te klein werd beschouwd om een bedreiging voor de Britse overheersing te vormen.
Mijn familie, aan zowel de kant van mijn moeder als mijn vader, woont al generaties lang in Kolhapur. Mijn moeders vader, Shankar Abaji Huzurbazar, was geadopteerd door de Huzurbazar-familie vanuit zijn oorspronkelijke Shrikhande-familie. De adoptie binnen de Huzurbazar-familie was een traditie die zich al vele generaties voortsleepte. De naam ‘Huzurbazar’ betekende oorspronkelijk ‘Verantwoordelijk voor de inkopen van Zijn Hoogheid’ en verwees naar een functie die iemand in de koninklijke hofhouding van Kolhapur bekleedde. Hoewel deze functie inmiddels was opgehouden te bestaan, bleef de naam in de familie, en werd het een symbool van eer en traditie, ook al was mijn grootvader in zijn latere jaren een onderwijzer.
Mijn grootvader aan vaderszijde, Vasudevashastri Naralikar, was een beroemde pandit en leraar van de heilige geschriften. Zijn toespraken waren niet alleen geestelijk, maar ook vermakelijk en informatief. Zelf heb ik hem nooit gekend, maar ik heb veel verhalen gehoord van ouderen in Kolhapur die zich herinnerden hoe zijn lezingen hen hadden geïnspireerd. Mijn vader was slechts tien jaar oud toen hij overleed, maar zijn invloed bleef merkbaar in de regio.
De Huzurbazars woonden in een groot ‘Wada’, gelegen aan de ingang van Bhende Galli bij Shivaji Chowk. In mijn jeugd herinner ik me de zomervakanties die ik daar doorbracht, waar ik werd verwelkomd door een heleboel tantes en onkel. Mijn moeder had vijf mamas en twee maoshis, en hoewel mijn moeder de tweede oudste was, werd zij altijd ‘Tai’ genoemd door haar familie. Dit was een naam die ik later ook als kind voor haar gebruikte, en die uiteindelijk werd verkort tot ‘Taji’ door mijn dochters, wat ‘Tai-Aji’ betekent, wat grootmoeder betekent in het Marathi.
In tegenstelling tot haar zus Akka, die op jonge leeftijd getrouwd was, toonde Tai een uitzonderlijke scholastische vaardigheid, vooral in de klassieke talen. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was het ongebruikelijk voor meisjes om naar de universiteit te gaan, maar mijn moeder werd aangemoedigd om haar studie voort te zetten. Ze behaalde haar Master of Arts in Sanskriet aan de Universiteit van Bombay, wat een opmerkelijke prestatie was voor die tijd.
De familie van mijn vader had een bescheidener Wada aan de Mahadwar Road, niet ver van de beroemde Ambabai-tempel. Ik herinner me dat het Wada groter was dan wat ik uiteindelijk aantrof, aangezien het werd ingekort tijdens de verbreding van de straat. Mijn vader, geboren in 1908, was de jongste van drie broers en een van de slimste. Na het verlies van zijn vader op jonge leeftijd, werd hij aangemoedigd zijn studies voort te zetten en slaagde hij erin om de B.Sc. examens te behalen, waarna hij werd toegelaten tot de Koninklijke Instituut voor Wetenschap in Bombay. Na het behalen van zijn diploma vertrok hij naar Cambridge voor verdere studie in de wiskunde. Later keerde hij terug naar India om een professorpositie in wiskunde aan de Banaras Hindu University (BHU) te aanvaarden.
Mijn ouders trouwden op 21 juni 1937 in Narsobachi Wadi, aan de oevers van de rivier Krishna. Hoewel ze in Banaras woonden, was het gebruikelijk dat mijn moeder naar haar ouderlijk huis in Kolhapur ging voor de bevalling. Na mijn geboorte bracht mijn moeder mij terug naar Banaras, waar ik mijn kindertijd doorbracht.
De BHU-campus, gelegen aan de zuidelijke rand van de heilige stad Banaras, was een van de belangrijkste universiteiten van India. Het was gepland als een replica van de beroemde universiteiten van Oxford en Cambridge, maar de grote overstromingen van de rivier de Ganges in 1916 dwongen de oprichters om het campusgebied verder van de rivier te verplaatsen. De campus bleef echter vaak getroffen door overstromingen, waardoor ik als kind herinneringen heb aan het zien van mensen die in boten rond de universiteit voeren.
Wat is de ware betekenis van publieke erkenning voor wetenschappers in India?
Tijdens mijn verblijf in India, na een hectische tour van het land, werd ik voortdurend geconfronteerd met de onvermijdelijke publieke erkenning die men van mij verwachtte, ondanks mijn wens om rust te nemen en gewoon tijd door te brengen met familie en vrienden. Het begon allemaal in Delhi, waar ik, ondanks mijn vermoeidheid, een relatief lichte agenda had. De dag bracht me naar Agra voor een ontmoeting met een oude vriend van Cambridge, S.N. Srivastava, die mij de beroemde Taj Mahal en Fatehpur Sikri liet zien. Toch was ik, zelfs in deze vredige omgeving, niet vrij van verplichtingen, aangezien een lezing aan de universiteit onvermijdelijk was. In die periode had ik een belangrijk gesprek met Dr. Hussein Zaheer, directeur-generaal van de CSIR, die suggereerde dat mijn tour eigenlijk niet volledig was, aangezien ik geen echte interactie had gehad met de werkelijke wetenschappers in mijn vakgebied. Hij stelde voor om dit volgend jaar te herstellen, wat ik met plezier accepteerde.
Nadat ik de hoofdzaken van mijn tour had afgerond, zocht ik naar wat ontspanning. Dit leidde me naar Ajmer, waar ik meer verplichtingen tegenkwam. De minister-president van Rajasthan had besloten een diner ter ere van mijn verblijf te geven. Het evenement vond plaats in het Circuit House van Ajmer, waar de stadsbekendheden en academici zich verzamelden om hun respect te betuigen. Deze gelegenheid liet me inzien hoeveel waarde de mensen hechten aan het respect dat mijn vader in de staat genoot. Zelfs als mijn persoonlijke wens was om rust te nemen, was de druk van publieke verplichtingen moeilijk te vermijden.
Wat opvallend was, is dat elke keer wanneer ik naar een nieuwe stad reisde, de publieke ontvangst een nieuwe dimensie aannam. Zo herinner ik me mijn bezoek aan Pune. Hier werd ik verwelkomd door een massale menigte op het station, die me begroette met bloemen en kransen, een gebaar van waardering dat ik maar moeilijk kon bevatten. Ik werd meegenomen naar een officiële auto, waarna ik me even later bevond in de rustige omgeving van het VSP-huis op de universiteitscampus. Dit voelde als een welkome afwisseling van de chaotische ontvangsten die ik eerder had meegemaakt.
Mijn verblijf in Pune bracht me in contact met veel mensen, waaronder studenten en academici. Ik moest twee lezingen geven, een in de stad en een op de universiteit. De studenten bleken niet alleen geïnteresseerd in de wetenschap die ik bestudeerde, maar ook in de waarde die wetenschap kan brengen voor de samenleving. De stadsreceptie die werd georganiseerd, was voor mij een emotioneel moment, want ik voelde me niet volledig in staat om dergelijke eer te ontvangen. Wat had ik gedaan om het te verdienen, vroeg ik mezelf af? Ik had mijn werk gedaan en enige erkenning gekregen, maar de publieke aandacht was iets waar ik niet altijd comfortabel mee was.
Tijdens de officiële ceremonies, waarin ik voortdurend werd vergeleken met iconen zoals Newton en Einstein, realiseerde ik me dat deze erkenning niet alleen voor mij was. Het was een erkenning van het werk van mijn vader en de bijdrage die hij had geleverd aan het wetenschappelijke landschap. De mensen in Pune waren zich duidelijk bewust van de impact die hij had gehad, en ik voelde me soms ongemakkelijk in hun verwachtingen van mij.
De lezingen in de stad, zowel aan de Fergusson- als aan de Sir Parashurambhau-colleges, trokken enorme menigten. Bij de laatste lezing, gehouden in de openlucht, was het aantal aanwezigen geschat op zo’n vijfduizend mensen. Het was een ervaring die ik nooit zou vergeten, vooral de luchtige sfeer die ontstond doordat we buiten waren en niet in een overvolle collegezaal.
Mijn bezoek aan Simhagad, een fort nabij Pune, was voor mij een bijzonder moment. Het is niet vaak dat een wetenschapper die in het buitenland werkt, op zulke warme wijze wordt ontvangen door mensen die zelf niet de voordelen van formeel onderwijs hebben ervaren. De dorpelingen verwelkomden me met een arati (een religieuze ceremonie) en gaven me een kokosnoot en bloemen. Dit moment toonde me dat respect voor wetenschap en wetenschap zelf niet beperkt is tot de academische wereld, maar diep geworteld is in de cultuur van het land, zelfs onder mensen die zelf nooit het onderwijs hadden ontvangen dat wetenschappers normaal gesproken wordt toebedeeld.
Mijn tijd in Kolhapur was een ander voorbeeld van de enorme publieke belangstelling voor mijn werk. Bij aankomst op het station werd ik verwelkomd door de stadshoogwaardigheidsbekleders, en we werden vriendelijk gehuisvest in het Circuit House, waar we uitstekend verzorgd werden.
Wat ik in de loop van deze ervaringen besefte, was dat de erkenning die wetenschappers ontvangen, niet alleen een persoonlijk voordeel is. Het is vaak een reflectie van de bredere erkenning van de waarde van onderwijs en wetenschappelijk werk in de samenleving. In een land als India, waar wetenschappelijk onderwijs vaak nog steeds niet breed toegankelijk is, is elke gelegenheid om wetenschappers te eren een kans om de waarde van kennis te benadrukken en de volgende generatie te inspireren.
Hoe Hybrid-Energie Snijden de Bewerking van Luchtvaartlegeringen Revolutie Brengt
Hoe kan onzekerheidskwantificatie helpen bij metacognitie?
Hoe Electrotherapie Effectief In Te Zetten Bij Spierherstel: Praktische Overwegingen en Richtlijnen
Hoe voorspelt men de waterkwaliteit op stranden? Een overzicht van voorspellingsmodellen en technieken in het beheer van zwemwaterkwaliteit
Online-les over drugspreventie in het onderwijs: ervaring en samenwerking van Russische overheidsinstanties en scholen
Aanwijzing van functionarissen en oprichting van commissies op middelbare school nr. 2 in Makarjev
Chemisch Practicum voor 9e Klasse: Keuzevak voor het Biologie-Chemieprofiel
Aanvraag voor toelating van mijn kind in de ________ klas

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский