Ventilatiesystemen zijn van cruciaal belang voor het handhaven van de vereiste sanitaire en hygiënische omstandigheden in gebouwen, vooral in industriële en openbare voorzieningen, en in toenemende mate ook in woongebouwen. Dit komt door de strengere eisen aan het binnenklimaat. In tegenstelling tot natuurlijke ventilatie vereist mechanische ventilatie echter een continue afweging op het gebied van elektriciteitsverbruik. Bijvoorbeeld, in openbare gebouwen die zijn uitgerust met mechanische ventilatiesystemen, wordt ongeveer 11-14% van het totale elektriciteitsverbruik besteed aan het handhaven van een adequaat luchtverkeer. Dit percentage is vergelijkbaar met het verbruik voor verlichting (~11%), elektronica (~9%) of airconditioningsystemen (~14%). De uitdaging om het elektriciteitsverbruik van ventilatiesystemen te verlagen, blijft daarom altijd relevant, niet alleen vanuit economisch oogpunt, maar ook vanuit milieuoverwegingen.

Elektriciteitsproductie heeft onvermijdelijk milieu-impact, vooral door het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen en de uitstoot van broeikasgassen. De klimaatovereenkomst van Parijs, die door Rusland werd geratificeerd en op 6 november 2019 in werking trad, en het G20 Actieplan voor Energie-efficiëntie stellen dat meer dan 30% van alle geproduceerde energie wordt gebruikt voor de instandhouding van gebouwen en hun technische systemen. Dit betekent dat energiebesparing in de bouwsector direct bijdraagt aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Heden ten dage wordt geschat dat de bijdrage van ventilator-/pompmotoren in technische systemen van openbare gebouwen, zoals winkelcentra, hotels en kantoren, aan de uitstoot van broeikasgassen ongeveer 12-21% bedraagt van het totale energieverbruik van alle verbruikers in deze gebouwen. Het is ook belangrijk om te weten dat meer dan 85% van de elektriciteit die door ventilatoren wordt verbruikt, wordt besteed aan het overwinnen van lokale wrijvingsweerstanden, die zwaarder wegen dan de verliesweerstand in luchtkanalen. Een aanzienlijke vermindering van de aerodynamische weerstand kan worden bereikt door scherpe randen van kanaalcomponenten af te ronden tot cirkelbogen. Hoe groter de straal van de cirkel, hoe groter de weerstandsdaling. Dit vereist echter grotere afmetingen van de componenten, wat het gebruik ervan in beperkte ruimtes binnen een gebouw bemoeilijkt.

Om deze beperking te overwinnen, worden in de praktijk vaak "sharp" componenten gebruikt, zoals T-stukken en uitbreidingen. Bovendien kan het toevoegen van extra apparaten aan het luchtsysteem, zoals hulpmiddelen voor het injecteren of verwijderen van de grenslaag, het gebruik van geleide vinnen of transversale ribben, evenals topologische optimalisatie om de vorm van componenten te verbeteren, de weerstand verder verlagen. Deze benaderingen kunnen echter leiden tot aanzienlijke complicaties in het ontwerp en hoge kosten, waardoor ze moeilijk toepasbaar zijn in ventilatiesystemen van gebouwen.

In deze context wordt het concept van het verbeteren van ventilatiesystemen via numerieke simulaties van luchtkanaalcomponenten, gebaseerd op vortexzone-contouren, steeds relevanter. Vortexzones zijn gebieden waar de luchtstromen complex en turbulent zijn, wat extra energie vereist om door de luchtkanalen te bewegen. Door de vorm van de componenten aan te passen aan de contouren van deze vortexzones, kunnen we de aerodynamische weerstand aanzienlijk verminderen zonder de dimensies van de componenten te vergroten. Dit is niet alleen theoretisch interessant, maar biedt ook praktische voordelen, aangezien het mogelijk is om ventilatiesystemen te optimaliseren zonder ingrijpende aanpassingen in de bestaande productieprocessen of installaties.

Het is van belang dat deze benadering verder onderzocht wordt, niet alleen voor ventilatiesystemen, maar ook voor andere systemen die met vloeistofstromen werken en die te maken hebben met turbulentie, zoals water- en verwarmingssystemen. Het verminderen van vortex-effecten in deze systemen kan niet alleen de energie-efficiëntie verbeteren, maar ook de operationele kosten en de ecologische voetafdruk van industriële installaties verkleinen. Dit onderzoeksgebied heeft dus het potentieel om een breed scala aan toepassingen te dekken, zowel in de ventilatie- als in andere technische systemen.

Het is daarnaast van belang om te begrijpen dat hoewel de technologie van vortexzoneoptimalisatie aanzienlijke vooruitgangen heeft geboekt, er nog veel werk te doen is om deze benaderingen verder te verfijnen en in de praktijk toe te passen. De technologische ontwikkeling zal nauw verweven moeten zijn met de ontwerp- en productiecapaciteiten van bestaande systemen om een werkbare balans te vinden tussen kosten, prestaties en energie-efficiëntie. Het verdere onderzoek zal zich dus niet alleen moeten richten op het optimaliseren van de geometrie van de componenten, maar ook op de werkingsomstandigheden en de integratie van nieuwe technologieën in bestaande infrastructuren.

Hoe kan stromingsweerstand in ventilatiesystemen worden verminderd door vormgeving van componenten?

De optimalisatie van luchtstroming in ventilatiesystemen vereist een diepgaand begrip van stromingsverstoringen en de mechanismen die drukverliezen veroorzaken in kanalen en hulpstukken. De meeste verliezen treden op bij componenten waar de stroming wordt afgebogen, gesplitst of samengevoegd – plekken waar turbulentie, afscheiding van de grenslaag en drukgradiënten de aerodynamica nadelig beïnvloeden. Deze verliezen kunnen in belangrijke mate worden beperkt door doordachte vormgeving van deze componenten.

De initiële stap in deze benadering bestaat uit het herontwerpen van kanaalelementen met als doel om stromingsscheiding aan de wand te minimaliseren of volledig te vermijden. Dit kan bereikt worden door scherpe overgangen te vervangen door afgeronde vormen. Randen met een afgeronde straal van r/D = 0,2 (waarbij r de afrondingsstraal is en D de karakteristieke afmeting van de doorsnede) blijken bijzonder effectief. Zo toont onderzoek aan dat een T-stuk met een stromingsverhouding van Qₛ/Q_b = 0,6 en afgeronde hoeken een weerstandscoëfficiënt ζ heeft die bijna tweemaal lager ligt dan die van een gelijkaardig element met scherpe randen (0,25 tegenover 0,57).

Voor andere componenten zijn vergelijkbare reducties vastgesteld. Een vrijstaand inlaatelement zonder afronding heeft een weerstandscoëfficiënt van ζ = 1, terwijl dit terugvalt naar 0,03 bij afronding met r/D = 0,2. Gelijkaardige afnames worden waargenomen bij frontale uitlaatopeningen en kapconstructies met flenshoeken van 90°, waarbij afronding de weerstand praktisch elimineert. Dergelijke drastische verbeteringen maken andere, complexere technieken vaak overbodig.

Toch worden ook alternatieve methoden gebruikt, met wisselend succes: plaatsing van stromingsgeleiders, dwarse vinnen of actieve methoden zoals het wegblazen van de grenslaag. Deze methoden zijn technologisch veeleisender, duurder en vaak lastig te implementeren in beperkte ruimten. Vandaar dat wandvorming via afronding niet alleen het meest effectief, maar ook het meest praktisch toepasbaar blijkt, voor zover de ruimtelijke condities dit toelaten.

Een belangrijk aspect bij het toepassen van afrondingen is de installatieruimte. Volgens gangbare richtlijnen dient er een minimale afstand van 50 mm te zijn tussen het kanaal en omliggende bouwstructuren. Dit betekent dat een afronding met r/D = 0,2 enkel mogelijk is voor kanaaldiameters of rechthoekige breedtes tot 250 mm. Voor grotere kanaalmaten zou de wand de omliggende structuur raken of moet het gehele fittingelement verder naar binnen worden verschoven. Dit vereist een herpositionering van het kanaal om voldoende afstand te behouden en kan tot toename van de benodigde installatieruimte leiden, met een bijbehorende toename in kost en complexiteit.

De benodigde verschuiving en extra ruimte kunnen worden bepaald via eenvoudige geometrische relaties. Voor een fitting met een gewenste afrondingsstraal van 100 mm en een minimale marge van 50 mm ten opzichte van de wand, bedraagt de nodige verschuiving 29,3 mm en de extra vereiste installatieruimte 14,7 mm. Deze berekeningen worden cruciaal bij het ontwerp van installaties in beperkte ruimtes, zoals in renovatieprojecten of technische ruimtes met veel leidingen en structuren.

Wat verder opvalt, is de asymmetrie in de toepassing van technieken. Hoewel veel systemen profiteren van afronding aan de inlaatzijde, wordt de uitlaatzijde zelden aangepast, mogelijk vanwege een verkeerd inschatten van het potentieel aan verliesreductie of simpelweg vanwege ruimtebeperkingen. Deze blinde vlek kan aanzienlijke gevolgen hebben voor het totale rendement van een systeem.

Verder is er in de literatuur een duidelijke lacune aan gegevens over het effect van detailwijzigingen in het ontwerp van kanaalelementen op de drukweerstand, buiten de vermelding van afgeronde randen. Studies zoals die van Idel’chik bieden gedetailleerde tabellen en diagrammen, maar blijven beperkt tot standaardgeometrieën en geven weinig richting voor de optimalisatie van moderne, complexere kanaalvormen zoals ovale doorsneden of componenten met zijdelingse openingen, roo

Hoe kunnen gescheiden stromen de effectiviteit van uitlaatventilatoren beïnvloeden?

In de studie van gescheiden stromen in ventilatiesystemen wordt vaak gekeken naar het gedrag van luchtstromen die zich niet op de gebruikelijke, laminaire manier gedragen. Dit is vooral relevant bij uitlaatventilatoren, zoals bij de slotted exhaust hoods, die vaak worden gebruikt in industriële en commerciële toepassingen. Het gedrag van deze stromen kan de efficiëntie van de ventilatie aanzienlijk beïnvloeden, vooral als de ventilatorontwerpen niet optimaal zijn afgestemd op de specifieke stromingsomstandigheden.

Bij het testen van de lokale drukval (LDC) in systemen met geventileerde roosters of flenzen, blijkt dat de vormgeving van het inlaatgebied en de invloed van de vortexzones (VZ) cruciaal zijn voor de algehele prestaties. Bij experimenten uitgevoerd op opstellingen met een flens die een hoek van 15° had, was er een merkbare verandering in de obstructie van de hoofdstroming. Dit resulteerde in een reductie van de lokale drukval met 60%, wat aangeeft dat de vormgeving van de inlaat langs de grenzen van deze vortexzones een aanzienlijke verbetering kan opleveren in termen van luchtstroombeheersing.

In dit verband werd de effectiviteit van het insertontwerp getest met behulp van een rechthoekige uitlaat, waarbij de drukmetingen (dynamische en statische druk) werden geanalyseerd. De resultaten gaven een duidelijke vermindering van de wrijvingsverliezen (ΔP = 28,5 Pa) en een afname van de lokale drukval (LDC) met 30%. Dit wijst erop dat het gebruik van een insert, zorgvuldig vormgegeven volgens de vortexgrenzen van de primaire en eerste SVZ (secundaire vortexzones), inderdaad leidt tot aanzienlijke prestatieverbeteringen. De experimentele waarden waren echter iets lager dan die van de numerieke simulaties, wat mogelijk te wijten is aan onnauwkeurigheden in het ontwerp van de insert en meetfouten.

De ontwikkeling van numerieke simulaties en de discrete vortexmethode (DVM) speelt een belangrijke rol in het begrijpen van deze dynamiek. Bij de simulatie van drie-dimensionale stromingsomstandigheden rond rechthoekige uitlaatopeningen, moet men rekening houden met de complexiteit van de vortexzones. Omdat deze zones in de meeste gevallen niet stationair zijn, vereist het vinden van de grenzen van de vortexzones een langdurige tijdsaveraging. Dit maakt het noodzakelijk om een stationair wiskundig model te ontwikkelen om de vortexgrenzen nauwkeurig te bepalen, zodat ze gebruikt kunnen worden voor de ontwerpoptimalisatie van energie-efficiënte ventilatiesystemen.

In de praktische toepassing van deze methoden, zoals blijkt uit de studie, wordt de vortexmethode vooral ingezet bij de discretisatie van de randen van rechthoekige uitlaatopeningen. Dit zorgt ervoor dat de vortexvelden nauwkeurig worden gemodelleerd. Het gebruik van vierkante vortexframes en rechte hoefijzervortexelementen helpt bij het modelleren van de complexe geometrieën van uitlaten. Deze technieken zijn cruciaal voor het verkrijgen van nauwkeurige voorspellingen van de stroming rond uitlaatopeningen en kunnen leiden tot verbeterde ontwerpen die minder energie verbruiken en de luchtstroom effectiever reguleren.

De computational fluid dynamics (CFD)-methoden, die gebruik maken van deze vortextechnieken, bieden een krachtig hulpmiddel om het gedrag van luchtstromen te simuleren en te optimaliseren. De gedetailleerde berekeningen van de vortexdichtheid en de circulatie-intensiteit helpen bij het vaststellen van de precieze locatie en het effect van vortexsystemen die zich rond uitlaten vormen. Zo kunnen ingenieurs ontwerpen die de luchtstroom zowel efficiënter maken als de energiebehoefte van het systeem verlagen.

Het is van belang te realiseren dat de effectiviteit van dergelijke simulaties en modellen niet altijd direct overeenkomt met de werkelijke experimentele resultaten. Fouten in de metingen, onnauwkeurigheden in de geometrische modellen of onvolledige gegevens kunnen leiden tot afwijkingen. Dit benadrukt de noodzaak van voortdurende verfijning en validatie van modellen tegen real-world data om betrouwbare en nauwkeurige ontwerpstrategieën te ontwikkelen.

Tenslotte, het is belangrijk te begrijpen dat, hoewel de toegepaste numerieke methoden veelbelovende resultaten opleveren in de theorie, de daadwerkelijke implementatie van deze technieken in de praktijk zorgvuldige afstemming vereist. De variabiliteit in de fysieke eigenschappen van lucht, veranderingen in omgevingsomstandigheden en de diversiteit van uitlaatconfiguraties maken het noodzakelijk om steeds nieuwe benaderingen en verbeteringen toe te passen bij het ontwerpen van systemen die gebruik maken van deze technieken.

Wat is de rol van het drag-reductieproces bij luchtkanalen en hoe beïnvloedt het de efficiëntie van ventilatiesystemen?

In veel technologische en industriële toepassingen, zoals ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties, is het verminderen van luchtweerstand (drag) een cruciale factor voor het verbeteren van de energie-efficiëntie en de prestaties van het systeem. Luchtkanalen worden vaak geconfronteerd met turbulente stromingen en verschillende verstorende elementen die de luchtstroom beïnvloeden, wat leidt tot verhoogde drukverliezen en verminderde efficiëntie. Het is daarom belangrijk om te begrijpen hoe drag-reductietechnieken kunnen bijdragen aan het optimaliseren van deze systemen.

Drag-reductie kan worden bereikt door verschillende technieken, zoals het gebruik van aerodynamische vormen, het toepassen van computermodellering, en het optimaliseren van duct-geometrieën. Bij luchtkanalen speelt de vorm en de configuratie van de kanaalonderdelen, zoals T-stukken, afsluiters en bochten, een aanzienlijke rol in de mate van luchtweerstand. Het verminderen van deze weerstand kan niet alleen de energieconsumptie verlagen, maar ook de levensduur van de apparatuur verlengen door minder belasting op het systeem.

Een van de belangrijke concepten die hierbij betrokken zijn, is de zogenaamde "vortex zone" (VZ). De VZ verwijst naar het gebied in de luchtstroom waarin er een vortex (werveling) ontstaat, wat kan leiden tot verhoogde wervelstromen en drukverliezen. Het beheer van de VZ kan de luchtstroom aanzienlijk verbeteren door de vortexen te verminderen of af te voeren. Dit kan worden bereikt door de vorm van de kanalen en de toevoeropeningen strategisch te optimaliseren. Experimenten en simulaties met behulp van de Discrete Vortex Method (DVM) hebben aangetoond dat het optimaliseren van de VZ in T-stukken en bochten kan bijdragen aan substantiële drag-reductie.

Daarnaast speelt de keuze van het turbulentiemodel en de numerieke simulatiemethoden, zoals Computational Fluid Dynamics (CFD), een cruciale rol. Met behulp van CFD kunnen we nauwkeuriger de stromingspatronen in luchtkanalen voorspellen en de invloed van verschillende geometrieën op de drag beter begrijpen. Het uitvoeren van mesh-convergentie- en validatiestudies is essentieel om de betrouwbaarheid van deze simulaties te waarborgen, aangezien onnauwkeurige berekeningen kunnen leiden tot suboptimale ontwerpoplossingen.

Het gebruik van topologische optimalisatie is een andere interessante benadering om de drag te verminderen. Door geavanceerde algoritmes en automatische ontwerpmethoden kan de ideale kanaalvorm worden berekend die de luchtweerstand minimaliseert, zelfs in complexe systemen. Dit is vooral nuttig in gevallen waar traditionele benaderingen van ductontwerp niet voldoende zijn om de gewenste prestaties te bereiken.

Wat ook belangrijk is voor een goed begrip van de drag-reductie, is de invloed van de specifieke drukval in verschillende delen van het luchtkanaalsysteem. Elke verandering in de vorm of de oriëntatie van kanaaldelen, zoals bochten of T-stukken, kan leiden tot veranderingen in de drukverdeling en de lokale drag-coëfficiënten (LDC). Het beheersen van deze drukverliezen is essentieel voor het behoud van de algehele efficiëntie van het systeem.

Daarnaast moeten ontwerpers ook rekening houden met de invloed van externe verstoringen en randvoorwaarden, zoals de snelheid van de luchtinlaat en de specifieke geometrieën van de kanaalcomponenten. Het optimaal afstemmen van deze parameters kan de luchtstroom stabiliseren en de negatieve effecten van turbulentie minimaliseren.

Voor een meer gedetailleerd en praktisch inzicht in de drag-reductie in luchtkanalen, kunnen ontwerpers verder kijken naar de invloeden van de Reynolds-nummers, de bochtgeometrieën en de specifieke vorm van de inlaatopeningen. Ook moet men niet vergeten dat de keuze van materialen en de precisie van de fabricage van cruciaal belang kunnen zijn voor het succes van de drag-reductie-technieken.