Het begrip "Cathedral", bedacht door de NeoReactionaire ideoloog Curtis Yarvin (onder het pseudoniem Moldbug), biedt een kritiek op de heersende ideologische structuren binnen de westerse samenlevingen. In zijn visie vormt de Cathedral een soort culturele en ideologische entiteit die de controle uitoefent over de belangrijkste instellingen in de samenleving, zoals de media, de academische wereld en de culturele industrie. Het is een amalgaam van invloedrijke instituten die, volgens Moldbug, allemaal samenwerken om progressieve ideologieën te bevorderen, die uiteindelijk dienen om de macht van een selecte groep in stand te houden en te versterken.
Moldbug stelt dat de Cathedral, hoewel ogenschijnlijk een losse verzameling van instituten, feitelijk een gecentraliseerde ideologische structuur vormt zonder een officieel bestuur. De leden van deze "priesterklasse", waaronder journalisten, academici en entertainers, zijn vaak zelf niet bewust van hun rol in het systeem. Hun werk bestaat uit het bevorderen van progressieve ideeën zoals diversiteit en gelijkheid, welke vervolgens de ideologische dominantie van de Cathedral legitimeren. Deze progressieve ideologieën fungeren niet alleen als morele richtlijnen, maar als een strategisch hulpmiddel voor de concentratie van macht en invloed.
Een belangrijk kenmerk van de Cathedral is dat de leden ervan de schijn van objectiviteit en onpartijdigheid moeten behouden. Dit zorgt ervoor dat elke afwijking van de dominante ideologie als 'haatspraak' of 'haatmisdrijf' wordt gecategoriseerd, waarbij alles wat niet binnen de progressieve dogma’s valt onmiddellijk wordt onderdrukt. Deze systematische onderdrukking van afwijkende meningen heeft als doel de heerschappij van de Cathedral te behouden, wat leidt tot een situatie waarin academische vrijheid en journalistieke onafhankelijkheid steeds meer onder druk komen te staan.
De opkomst van kritische theorieën, zoals die van de Frankfurter Schule, wordt gezien als een manier om deze ideologische invloed te versterken. Wat oorspronkelijk als een intellectuele beweging begon, wordt nu door critici zoals Moldbug gepresenteerd als een middel om de macht van de progressieve elites te verankeren. Onderzoekers in de geesteswetenschappen, vooral binnen de afdelingen die zich richten op genderstudies, sociale rechtvaardigheid en andere “grieven studies”, worden vaak geprezen voor hun loyaliteit aan de Cathedral, wat hen in staat stelt om te stijgen binnen de academische hiërarchie.
In deze context is het onderwijs een essentieel mechanisme geworden voor de verspreiding van de ideologie van de Cathedral. Het onderwijssysteem in veel westerse landen heeft zich gepositioneerd als een hulpmiddel om nieuwe generaties in deze ideologische stroom te trekken, met als doel een constante stroom van progressief denkende individuen te creëren. Dit proces begint vaak al op jonge leeftijd en wordt verder versterkt door hogere onderwijssystemen, waar de indoctrinatie in de vorm van kritische theorie zich verdiept.
Land, een andere invloedrijke denker binnen de NeoReactionaire beweging, breidt het idee van de Cathedral uit door te wijzen op de onderdrukking van afwijkend denken binnen de academische en media-instellingen. Voor hem is de wijdverspreide kritiek op 'haatspraak' een teken van de intolerantie van de Cathedral voor andere vormen van denken. Dit zou een symptoom zijn van de dieperliggende angst binnen de progressieve gemeenschap: de vrees om hun ideologische monopolie te verliezen.
In zijn werken benadrukt Land dat de academische wereld steeds meer functioneert als een gecontroleerde ruimte waar afwijkende opvattingen niet alleen sociaal, maar ook institutioneel worden bestraft. Dit komt tot uiting in de uitsluiting van bepaalde theorieën of standpunten die als 'vijandig' worden beschouwd voor de progressieve agenda. Voor Land is deze onderdrukking niet slechts een incident, maar een essentieel kenmerk van de machtsstructuren die de Cathedral aandrijven.
Wat verder belangrijk is, is de manier waarop deze ideologieën zich manifesteren in de bredere samenleving. De invloed van de Cathedral is niet alleen te vinden in de formele instituten van de academie en de media, maar ook in de subtiele en vaak onbewuste manieren waarop culturele normen en waarden worden gecreëerd en gehandhaafd. De manier waarop sociale normen, gedragingen en overtuigingen worden gedefinieerd, is vaak een indirecte manier van macht uitoefenen, waarbij de Cathedral zich in de harten en geesten van individuen nestelt.
Het is dus van belang om te begrijpen dat de strijd tegen de Cathedral niet enkel een strijd is tegen specifieke ideologische standpunten, maar tegen de onderliggende machtstructuren die deze ideologieën mogelijk maken. Dit is een strijd die zich niet alleen op intellectueel niveau afspeelt, maar die diep doorwerkt in de sociale en culturele lagen van de samenleving.
Wat is de rol van woede in de moderne publieke sfeer?
De intellectuele praktijken en politieke acties van verschillende groepenidentiteiten worden vaak doordrongen door woede, frustratie en afkeer van zogenaamde ‘elite’-groepen. Moffitt wijst bijvoorbeeld op het groeiende populisme, dat volgens hem wordt aangedreven door "woede, razernij en walging gericht op de leden van de ‘elite’—of het nu de bankiers van Wall Street zijn, de bureaucraten van Brussel, de politici van de leidende partijen of de culturele strijders op de opiniepagina’s." Deze emoties zijn voelbaar in oproepen om ontslagen, gevangenisstraffen of zelfs een volledige revolutie om de status quo te veranderen. Jan-Werner Müller voegt hieraan toe dat populisme ook een bepaalde attitude vertegenwoordigt: "Het begrip wordt vooral geassocieerd met bepaalde stemmingen en emoties: populisten zijn 'boos'; hun kiezers zijn 'gefrustreerd' of lijden onder 'wrok'."
Een ander voorbeeld van deze woede-uitbarstingen vindt men in de hedendaagse universiteiten in de Verenigde Staten en andere landen, waar lezingen van uitgenodigde sprekers en reguliere colleges op verschillende manieren worden gedemonstreerd. Dit varieert van disruptie door vulgaire taal en gebaren tot het vertonen van fysiek geweld, zoals het incident in 2018 op Queen’s University, waar een vrouw de ruiten van een zaal insloeg tijdens een lezing van Jordan Peterson en Bruce Pardy. De politie vond later een garrote bij haar. Hoewel dit een uitzonderlijk geval is, benadrukt het de angst die dergelijke demonstraties oproepen bij zowel de doelwitten van de woede als bij degenen die mogelijk doelwit kunnen worden.
De protesten tegen Peterson en Pardy werden door een tweedejaarsstudent, Daisy, die zich identificeert als genderqueer, beschreven als niet slechts een actie om de sprekers het zwijgen op te leggen, maar als een protest tegen de manier waarop deze sprekers transidentiteiten interpreteren. Daisy pleit voor meer communicatie en het cultiveren van empathie om misverstanden, wantrouwen en haat te overwinnen. Dit pleidooi sluit aan bij de gedachte van Lucía Martínez Valdivia, die stelt dat de ‘extremistische’ momenten in de campuspolitiek juist moeten worden gegrond in de geesteswetenschappen, die ons uitnodigen om ons in te leven in andermans perspectieven en situaties.
Het concept van een “cultuur van onbeschoftheid” is ook een belangrijk element in de hedendaagse publieke sfeer. Woede is niet meer alleen een tijdelijke emotie, maar is getransformeerd in een breed gedragen sociale kracht die zich uit op sociale media, op televisie, in restaurants en op straat. Dit werd duidelijk tijdens de controverse rondom de nul-tolerantie immigratiepolitiek van de Trump-regering, toen Democratisch vertegenwoordiger Maxine Waters opriep om mensen uit de regering-Trump te confronteren in openbare gelegenheden, zoals restaurants en tankstations. Deze oproepen tot confrontatie brengen de vraag met zich mee of dergelijke woedeproducties werkelijk bijdragen aan constructieve verandering, of simpelweg leiden tot meer vijandigheid en polarisatie.
De vraag of dergelijke uitingen van woede productief zijn, hangt nauw samen met de vraag naar de effectiviteit van woede als katalysator voor verandering. In plaats van enkel woede te uiten, moet deze overgaan naar actie die gericht is op het algemeen welzijn. Zoals het idee van de ‘vierde wand’ in het theater impliceert, moeten publiek en acteur samen actief betrokken raken bij de sociale realiteit die in het stuk wordt gepresenteerd, zodat de woede niet blijft hangen als een passieve emotie, maar wordt omgezet in constructieve maatschappelijke actie.
De vraag van vrije meningsuiting speelt een centrale rol in deze discussies, vooral binnen universiteiten waar protesten gaan over wie er wel of niet mag spreken. Terwijl protesteerders vaak beweren bescherming te verdienen tegen haatzaaien of beledigende spraak, is het belangrijk te begrijpen dat deze bescherming niet simpelweg een kwestie is van het recht om te spreken, maar van de maatschappelijke impact die de uitingen kunnen hebben. Stanley Fish betoogt in “There’s No Such Thing as Free Speech, and It’s a Good Thing, Too” dat vrije meningsuiting alleen kan bestaan binnen de grenzen van maatschappelijke waarden en de context waarin uitingen plaatsvinden. Hij stelt dat uitingen niet alleen beschrijven, maar ook de werkelijkheid creëren die ze veronderstellen te beschrijven.
Het idee van ‘speech act theory’ biedt een nuttige lens om te begrijpen hoe taal de werkelijkheid kan beïnvloeden. Uitingen zijn niet slechts een passieve overdracht van ideeën, maar kunnen actieve veranderingen teweegbrengen in de manier waarop mensen de wereld ervaren en erop reageren. Dit heeft implicaties voor de manier waarop we naar woede en publieke retoriek kijken: woorden en acties zijn niet gescheiden, maar vormen samen de basis van sociale verandering.
In deze context is het van belang dat we ons realiseren dat de strijd voor een meer rechtvaardige samenleving niet alleen een kwestie is van het uiten van woede, maar van het omzetten van die woede in betekenisvolle en constructieve actie die daadwerkelijk bijdraagt aan de verbetering van de publieke sfeer. Woede op zich is niet genoeg; het moet zich vertalen in verandering en in dialoog die de samenleving vooruit helpt, zonder de vervallen in vijandigheid die de sociale cohesie ondermijnt.
Hoe politieke retoriek de publieke sfeer verandert: De opkomst van de alt-right en de dynamiek van haat en woede
In de hedendaagse politieke sfeer is het steeds duidelijker geworden dat publieke conflicten en retoriek diepgaande gevolgen hebben voor de samenleving. De opkomst van populisme, de alt-right en extremistische groeperingen heeft geleid tot een herdefiniëring van wat wordt beschouwd als acceptabele politieke communicatie. Dit proces wordt vaak gevoed door de retoriek van schuld en vergelding, waarbij vijandbeelden worden gecreëerd die, hoewel misschien tijdelijk opwindend voor de aanhangers, diep ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het sociale weefsel.
Een markant voorbeeld van deze verschuiving in de publieke sfeer werd zichtbaar tijdens de toespraak van Hillary Clinton in 2016. Clinton’s opmerking dat de helft van de aanhangers van Donald Trump een “mand van verwerpelijke figuren” was, werd later door Trump en zijn supporters omgedraaid tot een symbool van trots. Het begrip ‘deplorable’ werd niet langer gezien als een belediging, maar als een eerbetoon aan de verontwaardiging die zij voelden tegenover het establishment. Dit proces illustreert hoe politieke uitspraken kunnen worden omgedraaid en geherinterpreteerd in de publieke sfeer om een collectief gevoel van gemeenschap te versterken, vaak ten koste van dialoog en samenwerking.
De idee van woede als politiek instrument is niet nieuw, maar de manier waarop het wordt ingezet in de moderne politiek roept nieuwe vragen op. In het geval van de alt-right en de extreme rechtse bewegingen, bijvoorbeeld, wordt woede vaak gemobiliseerd tegen ‘de ander’: minderheden, vluchtelingen en progressieve bewegingen. Woede is hier niet alleen een emotie, maar een strategie geworden die het mogelijk maakt om identiteiten te versterken, te radicaliseren en een gevoel van macht te herwinnen. Dit vindt zijn uitdrukking in de manipulatie van publieke beelden, waarbij groepen hun vijanden presenteren als de boosdoeners die verantwoordelijk zijn voor de sociale, economische en culturele achteruitgang van het land.
Het belang van deze dynamiek wordt verder benadrukt door het voorbeeld van Maxine Waters, een prominente Amerikaanse politica die in 2018 opriep tot publieke confrontatie met leden van het Trump-kabinet. Haar woorden, die werden opgevat als een oproep tot intimidatie, werden door haar tegenstanders gekarakteriseerd als een gevaarlijke escalatie van de retoriek van haat. Dit incident werd echter niet alleen gezien als een moment van politieke spanning, maar als een weerspiegeling van bredere maatschappelijke krachten die, gevoed door woede en frustratie, leiden tot een toenemende polarisatie van de samenleving. Politieke leiders die zulke retoriek gebruiken, dragen bij aan een verdere verstoring van het politieke klimaat, waarbij gesprekken over vreedzame samenlevingen steeds moeilijker te voeren zijn.
De retoriek van haat kan echter niet volledig worden begrepen zonder aandacht te schenken aan de onderliggende sociale en economische factoren die deze emotie versterken. Voor veel mensen in de Verenigde Staten en Europa, vooral binnen de witte werkende klasse, heeft de globalisering de banen weggenomen die eens de ruggengraat van hun economie vormden. Het falen van de overheid om deze economische veranderingen adequaat aan te pakken, heeft bijgedragen aan een groeiend gevoel van onveiligheid en wanhoop. In dit klimaat is het gemakkelijk voor populistische leiders om de boosheid van deze groepen te kanaliseren in verontwaardiging over hun vermeende slachtofferschap, vooral ten opzichte van minderheden die als ‘de vijand’ worden gepresenteerd. Deze dynamiek heeft niet alleen gevolgen voor de politieke cultuur, maar ook voor de bredere maatschappelijke cohesie.
Wat verder van belang is, is dat de populistische politiek en de alt-right-beweging niet alleen maar gebaseerd zijn op gevoelens van slachtofferschap en woede, maar ook op de angst voor verandering. De opkomst van diversiteit, zowel in culturele als economische zin, wordt door sommige groepen gezien als een bedreiging voor hun traditionele waarden en levensstijl. Deze angst voedt de behoefte aan een nostalgisch ideaal van ‘hoe het was’ – een visie van een tijdperk waarin de sociale orde onbetwistbaar was en de politieke machtsverhoudingen duidelijk waren. Het idee van ‘witte slachtofferschap’ heeft zich vervolgens vertaald in een breed scala van politieke en sociale bewegingen die streven naar het herstel van een vroegere status quo.
Toch is het belangrijk te beseffen dat deze politieke en maatschappelijke verschuivingen niet uitsluitend negatieve gevolgen hebben. De opkomst van populistische bewegingen heeft ook geleid tot een herbezinning op de betekenis van politiek engagement en de rol van de burger in het politieke proces. Terwijl veel van de retoriek polariserend is, roept het tegelijkertijd belangrijke vragen op over representatie, machtsdynamiek en de grenzen van vrijheid van meningsuiting in een samenleving die steeds meer verdeeld raakt.
Het zou verkeerd zijn te veronderstellen dat de dynamiek van haat, woede en schuld die de publieke sfeer doordringt, eenvoudig kan worden verklaard of opgelost. Het is een complex netwerk van sociale, economische en culturele factoren die elkaar versterken. Wat wel duidelijk is, is dat de manier waarop politieke leiders en burgers omgaan met deze emoties, het toekomstige verloop van de democratische debatten zal bepalen. Er is een groeiend besef dat de publieke sfeer een arena moet zijn waar verschillende visies en meningen met respect en begrip voor elkaar kunnen worden uitgedragen. De uitdaging ligt in het herstellen van een publieke ruimte waar mensen niet slechts als ‘tegenstanders’ of ‘vrienden’ worden gezien, maar als burgers die samen streven naar oplossingen voor de problemen van hun tijd.
Hoe de Burgeroorlog de Zuidelijke Identiteit en Cultuur Hervormde
Na de Amerikaanse Burgeroorlog bevonden de zuidelijke staten zich in een diepgaande crisis. De nederlaag van de Confederatie was voor veel blanke zuiderlingen niet alleen een militaire mislukking, maar een existentiële ramp. De vernietiging van het zuidelijke leven – zowel materieel als sociaal – was allesomvattend. Wat voor hen nog zwaarder woog dan de fysieke schade, was de dreigende afbrokkeling van de fundamenten van hun identiteit en cultuur. De nederlaag betekende niet alleen de vernietiging van hun natie, maar ook de ontmaskering van hun religieuze en culturele overtuigingen die hen tot dat moment hadden gedefinieerd.
Voor de aanhangers van de Confederatie was de burgeroorlog veel meer dan een politiek conflict; het was een religieuze en culturele strijd, geworteld in het geloof dat het Zuiden een heilige missie had. De zuidelijke identiteit was nauw verweven met het idee dat hun manier van leven, gekarakteriseerd door slavernij en patriarchale structuren, een goddelijk ideaal was. De overwinning van de Noordelijke Unie, samen met de uitbreiding van vrijheid en gelijkheid naar de Afro-Amerikaanse bevolking, leek dit wereldbeeld volledig te vernietigen.
In de nasleep van de oorlog ontstond er een religieuze crisis. Hoe moest men verder gaan, wanneer het fundament waarop men zijn identiteit had gebouwd, was verwoest? Theologen en geestelijken in het Zuiden begonnen hun bijbelinterpretaties en ideologieën te koppelen aan symbolen van de oorlog, waardoor een 'burgerlijke religie' ontstond. Deze nieuwe ideologie diende als een copingmechanisme voor de zielen die hun plaats in een veranderende wereld verloren hadden. Het Zuiden kon zich zo blijven voorstellen als het 'uitverkoren volk' met een goddelijke bestemming, zelfs in de nasleep van hun nederlaag.
Dit burgerlijke religie creëerde een wereldbeeld dat zich kenmerkte door religieus fundamentalisme, een strikte naleving van patriarchale autoriteit en een uitgesproken afkeer van egalitarisme, vooral wanneer het werd toegepast op ras. De blanke zuiderlingen overtuigden zich ervan dat sociale stabiliteit alleen gewaarborgd kon worden door de voortzetting van de blanke suprematie, een systeem dat de gelijkheid tussen ras negeerde en in plaats daarvan een strikt kastenstelsel handhaafde. In dit wereldbeeld was het idee van 'thuisbestuur' of de rechten van de staten, en het behoud van de blanke suprematie, van vitaal belang.
De gevolgen van deze ideologie waren vergaand en bleven het Zuiden beïnvloeden tot diep in de 20ste eeuw. Na de Burgeroorlog werd de segregatie in het Zuiden steeds verder wettelijk verankerd, onder andere door het beroemd geworden arrest Plessy v. Ferguson in 1896, waarin het principe van "gescheiden maar gelijk" werd vastgesteld. Dit juridische systeem werd pas echt uitgedaagd in de jaren 50 en 60, toen de burgerrechtenbeweging zich krachtig begon te manifesteren. De politieke steun voor deze beweging door de Democratische Partij leidde tot een breuk met veel zuidelijke blanken, die zich steeds meer vervreemd voelden van een systeem dat hen hun vermeende culturele superioriteit had ontnomen.
Dit gevoel van vervreemding werd verder aangewakkerd door de Republikeinse Partij, die de Zuidelijke Strategie omarmde. De strategie richtte zich niet langer op openlijke raciale retoriek, die politiek incorrect was geworden, maar op het subtiel inbedden van raciale kwesties in culturele debatten over bijvoorbeeld abortus, immigratie en de welfare state. Deze tactieken werden verfijnd door Richard Nixon, Ronald Reagan en de Moral Majority, en legden de basis voor de opkomst van een partij die steeds meer door blanke kiezers werd geassocieerd.
Het was deze ideologie die uiteindelijk vorm zou krijgen in het populisme van Donald Trump. Trump zelf werd vaak vergeleken met Andrew Jackson, de zevende president van de Verenigde Staten, die een soortgelijk populistisch en nationalistisch platform had. Zijn boodschap van 'de vergeten man' en zijn belofte om de politieke elite te bestrijden, weerspiegelde een donkere kant van het Jacksoniaanse populisme – een beweging die blanke Amerikanen als de 'echte' bevolking zag, in tegenstelling tot de etnische en culturele minderheden.
Wat vaak over het hoofd wordt gezien in deze discussies, is de voortdurende invloed van de burgeroorlog en de burgerlijke religie op de Amerikaanse politiek tot op de dag van vandaag. De strijd die zich afspeelde in de zuidelijke staten na de burgeroorlog is niet slechts een moment in de geschiedenis; het is een proces dat zich in de 20ste en 21ste eeuw heeft voortgezet. De ideologie van blanke suprematie die zich vormde in het Zuiden heeft zich vermengd met bredere politieke en culturele bewegingen, wat resulteerde in een langdurige en diepgewortelde impact op de Amerikaanse samenleving.
Het is belangrijk te begrijpen dat de burgeroorlog en de nasleep ervan niet slechts het verleden zijn. De sporen van de oorlog zijn nog steeds zichtbaar in de politieke cultuur van de Verenigde Staten. Wat de gevolgen zijn van het omarmen van een burgerlijke religie die blanke suprematie verheerlijkt, is iets dat nog steeds invloed heeft op de hedendaagse Amerikaanse politiek. De manier waarop politieke partijen raciale kwesties aansteken, de manier waarop sociaal-economische ongelijkheid wordt behandeld, en de manier waarop minderheden worden gepercipieerd en behandeld, zijn allemaal onlosmakelijk verbonden met de erfenis van de burgeroorlog en de ideologieën die eruit voortkwamen.
Jak efektiv komunikovat při návštěvě muzea a na pracovních pohovorech?
Jak se změnily vnitřní světy a co se skrývá za slovy dopisů z fronty?
Jak zůstat v přítomném okamžiku a zlepšit svou pozornost pomocí smyslů a jednoduchých technik

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский