In de veterinair wetenschappelijke praktijk is het essentieel om het looppatroon van honden zorgvuldig te observeren, vooral wanneer het gaat om prestaties of revalidatie. De manier waarop honden zich voortbewegen kan waardevolle informatie verschaffen over hun fysieke toestand, maar om een echt objectief beeld te krijgen, is het gebruik van moderne technologieën essentieel. Deze technologieën kunnen het looppatroon van de hond in detail analyseren, wat belangrijk is voor zowel diagnostische als behandelingsdoeleinden.

De studie naar het gebruik van grondpalen, die vaak in de revalidatie worden ingezet, toont aan dat het doel van dit soort obstakels anders is dan dat van de zogenaamde cavaletti-palen. Bij het gebruik van cavaletti-palen moeten honden over hogere palen stappen tijdens het wandelen. Het doel hiervan is om actief de flexie en extensie van de gewrichten te verbeteren. De grondpalen daarentegen worden gebruikt om de coördinatie van het looppatroon te versterken, zonder dat er specifiek een verbetering van de gewrichtsbewegingen wordt beoogd.

In een onderzoek werd gekeken naar de krachten die op de grond werken (Ground Reaction Forces, of GRF) en naar de positie van de drukcentra (Center of Pressure, of CoP) van honden tijdens het lopen over cilindrische PVC-palen. De resultaten toonden aan dat de thoracale ledematen, die de voorpoten van de hond vertegenwoordigen, geen significante veranderingen vertoonden in GRF en CoP, terwijl het bekkenlid (de achterpoot) na het obstakel een merkbaar hogere verticale impuls vertoonde. Dit duidt op een langere fase van steun na het passeren van het obstakel. Het veranderde snelheid van het CoP in de achterpoten suggereerde een gecontroleerdere beweging van het lidmaat, wat vaak een aanwijzing is voor een meer gedempt gebruik van de ledematen bij pijn of ongemak.

In een andere kinematische studie bleek dat het stappen over obstakels de flexie in verschillende gewrichten van de voor- en achterpoten aanzienlijk verhoogde. Bij honden met heupartrose werden specifieke compensatoire bewegingen waargenomen, zoals een verhoogde flexie in de stiftepoot van het contralaterale lidmaat (de achterpoot aan de andere kant van het lichaam). Dit soort compensaties kan in de klinische praktijk wijzen op ongemak of pijn die de hond mogelijk ervaart, maar die niet altijd zichtbaar is zonder gedetailleerde analyse.

Visuale observatie van het looppatroon blijft een belangrijke methode in de klinische praktijk, hoewel het vaak niet voldoende is om subtiele afwijkingen vast te stellen. Er zijn gevallen waarin honden, vooral bij lichte vormen van kreupelheid, nauwelijks merkbare afwijkingen vertonen die alleen bij grondige analyse van hun looppatroon ontdekt kunnen worden. Het gebruik van geavanceerde technologieën, zoals force plate-analyse en videografie, kan artsen helpen bij het detecteren van onregelmatigheden die anders misschien gemist zouden worden.

Er zijn verschillende technieken die toegepast kunnen worden om de bewegingen van een hond nauwkeurig te analyseren. Videografie is een praktische methode, vooral voor het vastleggen van subtiele bewegingen die in het echte leven moeilijk waarneembaar zijn. Het filmen van een hond tijdens het draven of wandelen op een harde, vlakke ondergrond stelt artsen in staat om nauwkeurig te observeren hoe de voeten van de hond contact maken met de grond. Het gebruik van slow-motion video helpt om onregelmatigheden in de beweging van de ledematen te identificeren, zoals het vroegtijdig plaatsen van een poot om een pijnlijke fase te verkorten. Dit is belangrijk voor de diagnose, vooral wanneer de hond een verborgen of beginnende blessure heeft die zich nog niet uit in opvallende kreupelheid.

De objectieve analyse van het looppatroon is van cruciaal belang bij het monitoren van prestatiehonden. Honden die getraind worden voor sport, zoals agility, kunnen compensatiebewegingen vertonen die de prestaties beïnvloeden, zelfs als ze geen duidelijke tekenen van pijn vertonen. Door voorafgaand aan de training een basisanalyse van het looppatroon te doen, kunnen eigenaren en dierenartsen veranderingen in het looppatroon van de hond beter volgen. Dit is vooral belangrijk bij werkhonden die zwaar belast worden, omdat kleine veranderingen in hun looppatroon vaak het eerste teken kunnen zijn van een onderliggende blessure. Het vroegtijdig herkennen van deze veranderingen kan het verschil maken bij het voorkomen van ernstigere schade.

Naast de technologische hulpmiddelen is het ook belangrijk dat de dierenarts begrijpt dat het looppatroon van een hond sterk kan variëren op basis van het ras en de individuele kenmerken van de hond. Daarom is het essentieel om een goed referentiekader te hebben van wat normaal is voor een specifieke hond, zodat afwijkingen snel opgemerkt kunnen worden. Dit geldt vooral voor honden die worden gebruikt in prestaties of werk, waar het lichaam constant op de proef wordt gesteld.

Het doel van alle technieken, van visuele observatie tot geavanceerde technologieën, is niet alleen het diagnosticeren van problemen, maar ook het monitoren van de voortgang van een behandeling en het helpen bij het herstel. Het is daarom belangrijk om objectieve gegevens te verzamelen die later als referentie kunnen dienen. Dit kan helpen bij het bepalen van het juiste moment om terug te keren naar activiteit of training, en voorkomt dat honden te snel worden belast, wat kan leiden tot verdere schade.

Hoe wordt Canine DM Herkend en Geïdentificeerd in Honden?

Canine DM (degeneratieve myelopathie) wordt nu erkend als een veelvoorkomend probleem bij verschillende hondenrassen, zowel raszuiver als gemengd. De prevalentie wordt geschat op 0,19% van de hondenpopulatie, wat het belang onderstreept van het begrijpen van de oorzaak, symptomen en diagnostische benadering van deze ziekte. De onderliggende oorzaak van canine DM is lange tijd een mysterie geweest, maar recent onderzoek heeft belangrijke vooruitgangen geboekt in het begrijpen van deze aandoening.

In 2009 identificeerde Awano en zijn collega’s een genetische overgang in het SOD1-gen, c.118G>A, die de basis vormt voor de E40K-missense mutatie, een van de belangrijkste genetische factoren die bijdragen aan het ontstaan van DM bij honden. Deze mutatie werd met name gevonden bij rassen zoals de Pembroke Welsh Corgi, Boxer, Chesapeake Bay Retriever, Duitse Herder en Rhodesian Ridgeback. Deze ontdekking wees op een overeenkomst met de genetische oorzaak van ALS (amyotrofische laterale sclerose) bij mensen, die ook geassocieerd wordt met SOD1-mutaties. Bij honden bleek echter dat niet alle SOD1:c.118A homozygoot honden klinische symptomen vertoonden, wat suggereert dat de ziekte incompleet penetrant is en afhankelijk is van de leeftijd van het dier.

De SOD1:c.118A allel wordt gevonden in meer dan 100 hondenrassen en gemengde rassen, en het komt bijzonder vaak voor in bepaalde rassen. Het is dan ook geen verrassing dat DM als een erkend gezondheidsprobleem wordt beschouwd door rasverenigingen, zoals de bAKC Canine Health Foundation. In sommige gevallen is de ziekte histopathologisch bevestigd bij heterozygote honden, wat suggereert dat DM een complexer erfelijk patroon heeft dan oorspronkelijk werd aangenomen.

DM volgt een voorspelbaar klinisch patroon van progressieve neurologische aandoeningen, beginnend met asymmetrische verlamming van de achterpoten en algemene proprioceptieve ataxie. Dit gaat gepaard met spierzwakte en coördinatieproblemen die zich uiteindelijk uitbreiden naar de voorpoten en zelfs de hersenstam. De voortgang van de ziekte wordt vaak ingedeeld in vier stadia, waarbij het eerste stadium gekarakteriseerd wordt door spastische paraparesis en proprioceptieve ataxie. Dit gaat in het tweede stadium over in non-ambulatoire paraparesis of paraplegie, waarbij de achterpoten niet langer functioneel zijn. In het derde stadium kan er zwakte van de voorpoten optreden, wat leidt tot een verergering van de verlamming. Het vierde stadium omvat tetraplegie, spieratrofie en hersenstamdisfunctie, wat kan resulteren in ernstige ademhalingsproblemen en moeite met slikken en blaffen.

De progressie van de ziekte is relatief snel, waarbij de meeste honden binnen een jaar niet meer in staat zijn om te lopen en uiteindelijk euthanasie nodig hebben wanneer de kwaliteit van leven onhoudbaar wordt. Bij kleinere hondenrassen kan de ziekte iets langer duren, maar de meeste eigenaren kiezen voor euthanasie zodra de hond niet langer op de achterpoten kan steunen.

Het vroege stadium van DM wordt gekarakteriseerd door het verlies van coördinatie en spierkracht in de achterpoten, met een asymmetrisch verloop en verhoogde spasticiteit. Typisch voor deze fase is het ontbreken van paraspinale hyperesthesie, wat het kan onderscheiden van andere compressieve myelopathieën. Een MRI is vaak nodig om compressieve aandoeningen uit te sluiten, hoewel sommige gevallen verwarring kunnen veroorzaken door discusprotrusies. In gevallen waarbij MRI niet beschikbaar is, kan CT/myelografie een alternatief bieden.

Wanneer de ziekte verder vordert, komt de patiënt in het late stadium van DM, gekarakteriseerd door het verlies van motorische functies in de achterpoten en daarna de voorpoten. Dit resulteert in flacciditeit en ernstige spieratrofie. In dit stadium kunnen ademhalingsproblemen optreden door dysfunctie van de ademhalingsspieren, wat leidt tot hypoxemie. De patiënt kan moeite hebben met slikken, en het verlies van de mogelijkheid om te blaffen is een andere indicator van de progressie van de ziekte.

Het diagnosticeren van DM vereist een zorgvuldige neurologische beoordeling en het uitsluiten van andere aandoeningen die vergelijkbare symptomen vertonen. Er wordt gebruikgemaakt van beeldvormingstechnieken zoals MRI om compressieve aandoeningen uit te sluiten. Elektrodagnostische tests kunnen aanvullende informatie bieden, vooral in de vroege stadia van de ziekte, wanneer de veranderingen in de neuromusculaire functie subtieler zijn. Belangrijk is dat zelfs wanneer de genetische mutatie aanwezig is, dit niet noodzakelijk betekent dat de hond symptomen zal ontwikkelen. De klinische ervaring van de dierenarts speelt een cruciale rol bij het stellen van de juiste diagnose.

De ziekte heeft dus zowel genetische als omgevingsfactoren die een rol spelen in de ontwikkeling en progressie ervan. De mogelijkheid dat andere genetische mutaties, zoals de SOD1:c.52A>T mutatie bij de Berner Sennenhond, een rol kunnen spelen in de ziekte, benadrukt het belang van gedegen genetisch onderzoek om de aanwezigheid van ziekteverwekkende allelen vroegtijdig op te sporen.

Het is essentieel voor hondenbezitters en fokkers om zich bewust te zijn van de genetische risico's van DM, vooral in rassen die bekend staan om hun verhoogde vatbaarheid voor de ziekte. Regelmatige genetische testen kunnen helpen bij het identificeren van risico’s en het minimaliseren van de verspreiding van de ziekte door verantwoord fokbeheer. Door een beter begrip van de genetische en klinische aspecten van DM kunnen we de diagnose en behandeling van deze verwoestende aandoening verbeteren, wat uiteindelijk zal bijdragen aan een betere kwaliteit van leven voor getroffen honden.