Toen de Chinese topdiplomaat Yang Jiechi op 1 november 2016 in het Palace Hotel in New York samenkwam met nationale veiligheidsadviseur Susan Rice en minister van Buitenlandse Zaken John Kerry, werd daar geen confrontatie gezocht. Integendeel: de sfeer was gecoördineerd, vertrouwelijk, bijna geruststellend. De boodschap die Yang ontving was helder: de Verenigde Staten, zoals onder het presidentschap van Obama, zouden zich niet verzetten tegen de groeiende invloed van China. Er werd gesproken over samenwerking op thema’s als klimaatverandering, Iran, Noord-Korea en piraterij. Niet over mensenrechten, niet over de Zuid-Chinese Zee, niet over oneerlijke handel.
De uitgaande Amerikaanse regering wilde vooral stabiliteit behouden. Obama’s team was ervan overtuigd dat een harde confrontatie met China niet alleen onwenselijk, maar ook onhaalbaar was. Binnen deze denkwijze werd gezocht naar een nieuwe machtsverhouding – een model waarin de VS China niet langer als ondergeschikte behandelden, maar als gelijke grootmacht. Xi Jinping zelf had dit idee gepresenteerd als een “nieuw model van betrekkingen tussen grote mogendheden”.
Dit model impliceerde een fundamentele verschuiving: de VS zouden terugtreden, China zou mogen oprukken in zijn eigen regio en mogelijk zelfs daarbuiten. In plaats van weerstand te bieden tegen de uitbreiding van China’s invloed, wilde Obama begrijpen waar de grenzen lagen. Hij gaf zijn team opdracht om “rode lijnen” opnieuw te definiëren, om te zoeken naar waar Amerikaanse belangen werkelijk in gevaar kwamen. Het was een erkenning van de onvermijdelijke opkomst van China – en misschien van de onvermijdelijke neergang van de Amerikaanse wereldhegemonie.
In gesprekken met Xi sprak Obama niet langer expliciet over het “nieuwe model”, maar de praktische implicaties ervan bleven aanwezig. Achter gesloten deuren werd China impliciet ruimte gegund voor dominantie in delen van de wereld waar de VS tot dan toe onbetwist waren. Tijdens zijn laatste ontmoeting met Xi in Hangzhou in 2016, stelde Xi zelfs triomfantelijk dat dit model “substantiële resultaten” had geboekt – een erkenning dat de VS hun verzet grotendeels hadden opgegeven.
Voor veel Amerikaanse buitenlandbeleidsmakers ging deze benadering te ver. Zij zagen in het pragmatisme van Obama geen wijsheid, maar gevaarlijk idealisme. Door stilzwijgend toe te staan dat China gebieden als de Zuid-Chinese Zee onder controle bracht via misleiding en schending van internationaal recht, gaf de VS het signaal dat regels onderhandelbaar waren – afhankelijk van macht en niet van principe.
Toch was dit voor Obama geen zwaktebod, maar een rationele afweging. China zou zijn invloed hoe dan ook uitbreiden. Het Westen kon dat proces slechts gedeeltelijk beïnvloeden. De echte vraag was volgens Obama: hoe kunnen we deze invloed vormgeven voordat het te laat is? Zijn adviseur Ben Rhodes vatte het zo samen: “Je erkent dat de invloed van China zal groeien. Je probeert alleen de contouren daarvan mee te bepalen.”
De hele benadering rustte op een diepere overtuiging: dat het Amerika van de toekomst niet langer de enige supermacht zou zijn. Door nu al ruimte te maken voor China, hoopte Obama een gecontroleerde overgang te bewerkstelligen – een diplomatieke afbouw van unipolaire dominantie. Dit was volgens zijn team geen capitulatie, maar een poging om een nieuwe koude oorlog te vermijden.
Maar die hoop werd abrupt doorbroken. Eén week na het Palace Hotel-overleg werd Donald Trump verkozen tot president. En drie weken later stond Yang opnieuw in New York, nu tegenover een team dat fundamenteel andere signalen uitzond. Waar Obama’s diplomaten ruimte wilden maken voor China’s ambities, eisten Trump’s adviseurs een koerswijziging van China zelf. Wat eerst werd gepresenteerd als een strategische afstemming, werd nu een geopolitieke confrontatie.
Deze breuk was niet slechts politiek; ze markeerde een fundamentele omslag in het Amerikaanse zelfbeeld. Voor velen binnen de nieuwe regering was dit het moment van ontwaken – een moment waarop werd ingezien dat de concurrentiestrijd tussen de VS en China niet slechts een aspect van buitenlands beleid was, maar het centrale strijdtoneel van de 21ste eeuw. De illusie dat samenwerking de machtsstrijd kon verzachten, viel weg. Wat overbleef, was het besef dat grootmachten geen ruimte delen – ze bevechten die.
Belang
Is het coronavirus ontsnapt uit het Wuhan Instituut voor Virologie?
Vanaf het begin van de pandemie geloofde een aanzienlijk deel van de overheid dat het virus afkomstig was uit het Wuhan Instituut voor Virologie (WIV), in plaats van via een natuurlijke overdracht van dier op mens op de vismarkt in Wuhan, zoals aanvankelijk door de Chinese regering werd beweerd. De hypothese dat het virus natuurlijk was ontstaan, zonder enige connectie met het WIV, was gebaseerd op circumstantieel bewijs. Historisch gezien waren de meeste virusuitbraken het gevolg van zogeheten “natuurlijke spillover”, waarbij het virus van een dier naar een mens springt. Amerikaanse wetenschappers die samenwerkten met onderzoekers van het WIV hielden echter vol dat ook dit keer sprake moest zijn van een natuurlijke oorsprong, omdat het volgens hen onmogelijk was dat het nieuwe coronavirus uit een laboratorium kon zijn ontsnapt.
Shi Zhengli, de “vrouwenbat” van het WIV, stelde op 3 februari dat het instituut in haar databanken geen bewijs had gevonden van het nieuwe virus. Wel was er een virus met een genetische gelijkenis van 96,2% met SARS-CoV-2: RaTG13. Volgens haar paper in Nature was RaTG13 de nauwste bekende verwant van het nieuwe coronavirus en vormden zij een aparte tak binnen de SARS-gerelateerde coronavirussen. Dit zou betekenen dat RaTG13 mogelijk de directe voorouder was van SARS-CoV-2, een virus dat in het wild was ontdekt en naar Wuhan was gebracht. Maar omdat het nieuwe virus zelf niet in haar databank voorkwam, concludeerde Shi dat ontsnapping uit het lab onmogelijk was.
De genetische verschillen tussen RaTG13 en SARS-CoV-2 zijn echter aanzienlijk, wat neerkomt op evolutieverschillen die ergens tussen twintig en vijftig jaar van mutaties kunnen representeren, al is dat door sommigen wellicht overschat. Sommige wetenschappers denken dat SARS-CoV-2 zich waarschijnlijk buiten het laboratorium heeft ontwikkeld en via een tussendier, zoals een pangolin, is overgesprongen op mensen. Anderen stellen dat er geen bewijs is dat zowel SARS-CoV-2 als het virus uit pangolins direct van vleermuizen afkomstig zijn. Wat wel duidelijk is: de directe link tussen RaTG13 en SARS-CoV-2 ontbreekt.
De opvallende gelijkenis tussen RaTG13 en SARS-CoV-2 zette voorstanders van de natuurlijke spillover-theorie voor een dilemma. Het suggereerde namelijk dat het virus uit vleermuizen in Yunnan afkomstig was, een gebied dat meer dan duizend kilometer van Wuhan ligt. Daarbij komt dat de Chinese autoriteiten het bewijs op de Wuhan-vismarkt hadden vernietigd en dat het eerste bekende geval volgens een studie in The Lancet niet eens met die markt in verband kon worden gebracht.
Bovendien bleek dat RaTG13, ook bekend als Bt-CoV/4991, in 2013 was gevonden in vleermuisuitwerpselen uit een mijn in Mojiang, Yunnan — dezelfde provincie waar het WIV drie extreem besmettelijke coronavirussen had ontdekt. Kort voor de ontdekking van dit virus waren zes mijnwerkers die de vleermuisuitwerpselen hadden schoongemaakt, ernstig ziek geworden en drie van hen overleden. Hun symptomen leken sterk op die van COVID-19, wat een masterthesis van een behandelende arts bevestigde. Hoewel Shi in een interview zei dat de ziekte werd toegeschreven aan een schimmelinfectie, stuurde het WIV tussen 2012 en 2013 vier expedities naar dezelfde mijn om naar vleermuiscoronavirussen te zoeken.
Deze feiten zijn cruciaal omdat ze suggereren dat het WIV al jaren wist dat RaTG13 mensen kon infecteren, en dat het virus ver van Wuhan vandaan kwam. Dit roept vragen op over hoe het virus ineens in Wuhan opdook, op slechts enkele kilometers afstand van het WIV en het Wuhan Centrum voor Ziektecontrole. Als SARS-CoV-2 natuurlijk was overgedragen via een dier, dan zou het virus of zijn directe voorouder de enorme afstand van meer dan duizend kilometer naar Wuhan op de rug van een dier hebben moeten afleggen — zonder daar een spoor van uitbraken achter te laten.
Zelfs Shi gaf toe dat ze aanvankelijk dacht dat een uitbraak in Wuhan onwaarschijnlijk was, aangezien de meeste vleermuizen in Zuid-China leven. Dit laat zien dat de natuurlijke spillover-theorie grote gaten vertoont, wat ruimte creëert voor alternatieve verklaringen, waaronder de theorie dat het virus uit het laboratorium ontsnapt zou zijn. In april begonnen Amerikaanse functionarissen bewijs te verzamelen dat deze laatste hypothese plausibeler maakte dan de officiële verklaring over de vismarkt, hoewel er geen sluitend bewijs was om dit publiekelijk te bevestigen.
Belangrijk is dat het gehele debat wordt gekenmerkt door een gebrek aan directe, onomstotelijke bewijzen. Beide theorieën hebben zwakke punten, en het ontbreken van transparantie en het vernietigen van bewijsmateriaal door de Chinese overheid bemoeilijken het vaststellen van de waarheid. Het is essentieel om te begrijpen dat het plausibel maken van een theorie niet hetzelfde is als het definitief bewijzen ervan. De geografische afstand, de timing van uitbraken en de complexiteit van virale evolutie maken het onmogelijk om met zekerheid vast te stellen hoe SARS-CoV-2 exact is ontstaan zonder volledige toegang tot alle data en onafhankelijk onderzoek.
Daarnaast is het van belang in te zien dat de zoektocht naar de oorsprong van SARS-CoV-2 niet alleen een wetenschappelijk vraagstuk is, maar ook een politiek beladen onderwerp. Nationale belangen, internationale spanningen en de omgang met wetenschappelijke onzekerheden beïnvloeden sterk hoe de informatie wordt gepresenteerd en geïnterpreteerd. Dit maakt het cruciaal om kritisch te blijven en open te staan voor nieuwe bevindingen, terwijl men het belang van transparantie en internationale samenwerking in de strijd tegen toekomstige pandemieën onderkent.
Waarom werd de strijd tegen China het centrale strijdtoneel van het Trump-tijdperk?
Toen de ambtstermijn van Donald Trump ten einde liep, was de evolutie van de Amerikaans-Chinese betrekkingen emblematisch voor de bredere transformatie van zijn presidentschap. De beleidsaanpak tegenover China begon met economische bravoure en eindigde in ideologische confrontatie, met een handvol trouwe functionarissen die deze hele verschuiving van dichtbij meemaakten. Figuren als Matthew Pottinger, Peter Navarro, Robert Lighthizer en Wilbur Ross waren de laatste overlevenden van Trumps oorspronkelijke China-team, terwijl Wall Street-insiders en Goldman Sachs-veteranen allang het veld hadden geruimd.
Deze harde kern wist Trumps groeiende scepsis tegenover Xi Jinping te benutten om beleid te implementeren dat eerder ondenkbaar was. Zo kwamen er nieuwe wapenverkopen aan Taiwan, sancties tegen Chinese bedrijven betrokken bij de onderdrukking van Oeigoeren, en uitvoeringsbevelen die TikTok en WeChat verboden. Tegelijkertijd bleef Steven Mnuchin, als minister van Financiën, vasthouden aan zijn verdediging van Wall Street’s belangen in China. Zijn verzet tegen elk van deze maatregelen liet zien dat het economische establishment nog steeds zijn greep probeerde te behouden.
Het TikTok-debacle was exemplarisch: Trump keurde een verbod goed, maar droeg vervolgens de uitvoering over aan Mnuchin, die het project omvormde tot een reddingsoperatie waarin Oracle TikTok’s Amerikaanse activiteiten zou overnemen. Deze transactie, aangedreven door de belofte van een beursgang die miljarden zou opleveren, faalde echter door Beijing’s onwil om technologie onder druk over te dragen. China beschuldigde de VS van gedwongen technologieoverdracht – en niet geheel onterecht. Trumps eis om vijf miljard dollar aan de Amerikaanse schatkist te schenken als onderdeel van de deal deed de schijn van economische rationaliteit definitief vervagen.
Terwijl Washington zijn juridische strijd voerde om het TikTok-verbod af te dwingen, bereidde Wall Street de financiering van Ant Financial’s beursgang voor – een deal van $35 miljard op de beurzen van Hongkong en Shanghai. Voor China zou dit het bewijs moeten zijn dat Hongkong ondanks alles nog steeds een financieel centrum van wereldklasse was. Maar Xi Jinping trok onverwacht zelf de stekker uit het project, ogenschijnlijk om Jack Ma te straffen voor zijn groeiende macht en publieke profilering. In werkelijkheid liet Xi daarmee zien dat de Chinese Communistische Partij (CCP) bereid is economische doelen op te offeren voor politieke controle. Het idee van een onafhankelijke Chinese onderneming werd hiermee voorgoed ontkracht.
Voor Amerikaanse veiligheidsfunctionarissen was dit het definitieve bewijs: investeren in Chinese bedrijven is risicovol, omdat zij altijd onderworpen zijn aan de grillen van een autoritair regime. Dit ondermijnde Wall Street’s jarenlange narratief van stabiele, aantrekkelijke groeimarkten in China. Geen enkele Chinese multinational, hoe groot ook, stond werkelijk los van de CCP.
Met het naderen van de verkiezingen van 2020 bereikte de spanning tussen Washington en Beijing een dieptepunt. In de VS zelf was het debat over China volledig gepolariseerd geraakt. Elk kamp beschuldigde het andere van ofwel collaboratie ofwel hysterische overdrijving. Binnen deze context opereerden Trumps nationale veiligheidsadviseurs als gelijktijdige beleidsmakers en politieke actoren. Hun harde lijn tegenover China bleek niet alleen ideologisch gemotiveerd, maar ook electoraal strategisch.
Pottinger, een van de meest invloedrijke architecten van Trumps China-strategie, gebruikte zijn laatste weken in functie om deze koers te verankeren. Hij organiseerde grootschalige videovergaderingen met bondgenoten als Canada, India en het Verenigd Koninkrijk om het beleidskader van competitie met China te delen en voort te zetten. Ook werd op symbolische wijze actie ondernomen: het Justitieel Departement pakte Chinese agenten op die dissidenten in de VS hadden opgespoord in het kader van Operatie Fox Hunt; het State Department classificeerde Chinese media als buitenlandse agenten.
In zijn laatste publieke optreden voor de verkiezing, tijdens een videoconferentie van Policy Exchange in Londen, sprak Pottinger in vloeiend Mandarijn en benadrukte hij de twee principes die volgens hem Trumps beleid hadden gekenmerkt: wederkerigheid en openheid. Hij riep Chinese burgers op hun leiders ter verantwoording te roepen voor de misdaden in Xinjiang. Zijn oproep, gebracht in de taal van zijn toehoorders, had niets van de gebruikelijke diplomatieke abstractie. Het was direct, persoonlijk, confronterend.
Wat Pottinger en zijn team in de laatste maanden van het Trump-tijdperk trachtten te doen, was niet slechts beleid implementeren, maar een ideologische erfenis achterlaten. Ze wisten dat de kans groot was dat een nieuwe regering veel van hun koers zou proberen te herzien. Daarom wilden ze zoveel mogelijk structurele ankers leggen – niet alleen binnen de VS, maar ook in de wereldwijde arena. Hun analyse was helder: een systeem waarin economische belangen voortdurend worden ondergeschikt gemaakt aan politieke loyaliteit is geen betrouwbare partner. En zolang de CCP de onbetwiste heerser blijft over elke Chinese onderneming, kan geen enkele economische relatie als zuiver zakelijk worden beschouwd.
Wat men moet begrijpen, is dat het conflict tussen de Verenigde Staten en China tijdens Trumps presidentschap geen louter economisch of diplomatiek meningsverschil was, maar een botsing van wereldbeelden. De fundamentele vraag was niet of de VS "hard genoeg" moest optreden tegen oneerlijke handelspraktijken, maar of het Westen in staat was zijn waarden te handhaven tegenover een systeem dat opzettelijk alle transparantie, rechtszekerheid en individuele rechten ondermijnt. En Wall Street, dat zolang zijn winst veilig waande, werd uiteindelijk geconfronteerd met het besef dat economische belangen niet los te koppelen zijn van politieke realiteit.
Wat zijn de eigenschappen van een tensorveld en hoe beïnvloeden commutatoren het gedrag van vectorvelden?
Hoe kan ongecontroleerde domeinaanpassing de registratie van verschillende beeldmodaliteiten in luchtvaartsystemen verbeteren?
Hoe Data Management de Wetenschappelijke Onderzoek naar de Zeebodem Ondersteunt
Hoe Het Media-Ecosysteem Het Democratische Proces Beïnvloedt: De Verhouding Tussen Politiek, Persvrijheid en Publieke Opinie

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский