De invloed van de evangelische gemeenschap op de Amerikaanse politiek is een complex en veelzijdig onderwerp. Veel van de gangbare opvattingen over de politieke betrokkenheid van evangelischen zijn gebaseerd op aannames die vaak onterecht vereenvoudigen of zelfs verkeerd weergeven hoe evangelische kiezers zich in de loop van de 20e eeuw positioneerden. Een vaak herhaalde veronderstelling is dat evangelischen zich na het zogenaamde "Scopes trial" in 1925 terugtrokken uit de politieke arena. Dit proces, waarin de leraar John Scopes werd aangeklaagd voor het onderwijzen van de evolutietheorie, wordt vaak gezien als een moment waarop de evangelische gemeenschap zich terugtrok uit het politieke debat over de rol van religie in het onderwijs. In werkelijkheid was deze terugtrekking misschien meer een tijdelijke reactie dan een langdurige staat van inactiviteit.
Een belangrijk keerpunt in het proces was toen Clarence Darrow, de verdediger van Scopes, Bryan opriep om als bijbelkenner te getuigen. Darrow vroeg Bryan gedurende twee uur naar de wetenschappelijke grondslagen van bijbelse verhalen. Tijdens dit verhoor noemde Bryan de verdediging een poging om "iedereen die in de Bijbel gelooft belachelijk te maken", waarop Darrow antwoordde: "Wij hebben als doel om te voorkomen dat bigotten en onwetenden de educatie in de Verenigde Staten controleren." Het proces eindigde met de veroordeling van Scopes, maar de uitspraak werd later in beroep omgekeerd. Toch bleek dat de gevolgen van het proces een langdurige invloed hadden op het onderwijzen van de evolutietheorie in de Verenigde Staten, waar het voor tientallen jaren effectief werd verbannen uit biologielessen in veel staten.
Deze juridische overwinning gaf evangelischen misschien de nodige politieke zelfverzekerdheid om hun invloed te vergroten, ondanks de publieke bespotting. Dit blijkt uit analyses van de opkomst bij verkiezingen en de activiteit van evangelische kiezers in de jaren 1960 en vroege jaren 1970, waarin bleek dat evangelische kiezers net zo actief waren als leden van andere religieuze tradities (Claassen 2015). Dit wijst erop dat de veronderstelling dat evangelischen zich na het Scopes-trial politiek zouden hebben teruggetrokken, niet veel steun heeft vanuit de feitelijke historische politieke participatie.
Hoewel veel organisaties die nu geassocieerd worden met de "Christian Right" pas na de beroemde Roe v. Wade-uitspraak van 1973 opkwamen, blijkt dat de politieke betrokkenheid van evangelischen niet volledig afhankelijk was van deze organisaties. Denk hierbij aan Focus on the Family (1977), de Family Research Council (1981), en de oprichting van de Moral Majority door Jerry Falwell (1979). Deze organisaties hebben inderdaad de politieke betrokkenheid van evangelischen gestimuleerd, maar dit gebeurde pas na de groei van een grotere politieke beweging, die al enkele decennia eerder begonnen was.
Evenzo is het belangrijk om te begrijpen dat de politieke betrokkenheid van evangelischen niet altijd gelijk was aan het verzet tegen abortus, zoals vaak wordt aangenomen. In feite bleek uit het werk van Randall Balmer dat evangelicals in de jaren 1960 en 1970 veel meer betrokken waren bij andere kwesties, zoals de oppositie tegen de federale pogingen om scholen te desegregeren. De meeste evangelischen in de Verenigde Staten wonen in het zuiden, waar het segregatiebeleid na de burgeroorlog opnieuw werd geïntroduceerd en niet gemakkelijk werd opgegeven, ondanks de wetgeving en het historische vonnis van Brown v. Board of Education in 1954. Dit verzet tegen de desegregatie van scholen leidde tot de oprichting van zogenaamde "segregation academies", privé-scholen die uitsluitend bedoeld waren voor blanke kinderen. Deze instellingen werden vaak gesteund door prominente evangelische leiders, zoals Jerry Falwell, die in 1967 de Lynchburg Christian Academy oprichtte in Virginia, specifiek om te ontsnappen aan de integratie van openbare scholen.
Het politieke bewustzijn onder evangelischen ontstond dus eerder uit zorgen over rassenscheiding dan uit kwesties rond abortus of andere sociale kwesties die later het politieke landschap zouden domineren. Pas later in de jaren 1970 begon de focus te verschuiven naar ethische kwesties zoals abortus, wat uiteindelijk zou leiden tot de intensievere betrokkenheid van evangelischen bij de politiek, maar dit gebeurde pas nadat veel van de onderliggende sociale en raciale kwesties in de zuidelijke staten grotendeels waren opgelost of gemarginaliseerd.
De trend van politieke betrokkenheid bij evangelischen is dus nauw verbonden met zowel sociaaleconomische als culturele veranderingen. Toen evangelische gemeenschappen rijker werden en meer invloed kregen in de samenleving, steeg hun deelname aan politieke processen, zelfs vóór de oprichting van de Christian Right-organisaties. Het is belangrijk voor lezers om deze bredere context te begrijpen, omdat de vroegere politiek van evangelischen niet uitsluitend in verband kan worden gebracht met de morele kwesties waar de beweging later om bekend zou staan. In feite was de betrokkenheid van evangelischen in de politiek veel complexer en veelzijdiger dan het vaak simplistisch wordt gepresenteerd.
Divisie over Rechten: Evangelische Politieke Verhoudingen in de Trump Era
De politieke verdeeldheid binnen de witte evangelische gemeenschap in de Verenigde Staten is een opmerkelijk fenomeen, zeker gezien hun duidelijke steun voor Donald Trump tijdens de verkiezingen van 2016. Dit is vooral opvallend omdat Trump niet alleen als een controversiële figuur werd gezien, maar ook omdat zijn verkiezing juist de gevestigde politieke verhoudingen leek te verstoren. Terwijl de exitpolls in november 2016 een schijnbare eenheid onder de evangelische kiezers suggereerden, zijn er duidelijker scheuren zichtbaar wanneer men dieper kijkt naar de onderliggende factoren.
Een van de belangrijkste kwesties die het evangelische politieke landschap verdeelt, is de houding ten opzichte van de Amerikaanse grondwet en de bescherming van burgerrechten. De U.S. Supreme Court speelt hier een cruciale rol. In verschillende onderzoeken bleek dat er een duidelijke kloof bestaat tussen evangelischen met verschillende niveaus van politieke tolerantie en opleidingsniveau in hun steun voor het Hooggerechtshof. Minder goed opgeleide evangelischen, die vaak uit oudere generaties komen, lijken een voorkeur te hebben voor een politiek van christelijk nationalisme en willen een vroegere, sterkere rol van het christendom in de openbare politiek herstellen. Aan de andere kant zijn beter opgeleide evangelischen en diegenen met een grotere politieke tolerantie geneigd om het Hooggerechtshof en zijn beschermende rol ten opzichte van burgerrechten te steunen. Dit wijst op een verschuiving naar een meer pluralistische, minderheidsgerichte politiek, die rechten probeert te beschermen in een samenleving die steeds diverser wordt.
De gegevens tonen ook aan dat politieke tolerantie een belangrijke voorspeller is van de bereidheid om de rechterlijke macht te ondersteunen. Evangelische kiezers met een grotere tolerantie voor politieke diversiteit en minderheidsrechten neigen ernaar het belang van institutionele bescherming van rechten te erkennen, wat hen vaak dichterbij de bescherming van burgerlijke vrijheden plaatst, zelfs als dit betekent dat ze opkomen tegen meerderheidsopvattingen. Dit geeft aan dat de evangelische gemeenschap niet homogeen is in haar politieke oriëntaties, maar eerder verdeeld is langs sociaaleconomische en generationalen lijnen.
Deze verdeeldheid is een dilemma voor evangelische leiders die zich bevinden op het kruispunt van de traditionele christelijke rechtse politiek en de veranderende realiteit van een steeds meer pluralistische samenleving. De politieke koers die zij kiezen, zal bepalend zijn voor de toekomst van de evangelische betrokkenheid in de Amerikaanse politiek. Mochten de evangelische leiders besluiten vast te houden aan de oude idealen van het christelijk nationalisme, dan zouden ze kunnen proberen terug te keren naar het dominante politieke model van de jaren '80 en '90. Maar als ze ervoor kiezen om een meer pluralistische benadering van rechten en vrijheid te omarmen, kan dit leiden tot een nauwere samenwerking met andere minderheidsgroepen die zich inzetten voor de bescherming van fundamentele mensenrechten.
Hoewel Donald Trump zelf het conservatieve evangelische politieke huis heeft weten te verenigen door middel van sleutelposities, zoals het openen van een zetel in het Hooggerechtshof, blijven er fundamentele spanningen binnen de gemeenschap. De politieke keuzes van evangelische kiezers zullen in de komende jaren waarschijnlijk niet gebaseerd zijn op een streven naar een meerderheid, maar eerder op het zoeken naar manieren om een politiek van rechten te verdedigen binnen een pluralistische democratie. Dit zal niet alleen de toekomst van de evangelische politiek beïnvloeden, maar ook de bredere vraag of de Verenigde Staten zich kunnen aanpassen aan de eisen van een veranderende demografie zonder de grondrechten van minderheden te verwaarlozen.
Het is belangrijk voor de lezer te begrijpen dat deze verdeeldheid niet zomaar een tijdelijk politiek verschijnsel is. De spanningen tussen de verschillende stromingen binnen de evangelische gemeenschap weerspiegelen bredere maatschappelijke veranderingen die de politieke toekomst van de Verenigde Staten zullen vormgeven. Het is cruciaal om te erkennen dat de verhouding van evangelischen tot burgerrechten, inclusief hun opvattingen over de scheiding van kerk en staat, de komende decennia diepgaande gevolgen kan hebben voor de nationale politiek.
Hoe Millennial Evangelicals Verschillen van Oudere Generaties: Sociale Netwerken en Religieuze Waardering
De verschillen tussen millennials en eerdere generaties in hun houding ten opzichte van evangelicals, atheïsten en andere maatschappelijke groepen zijn duidelijk, maar tegelijkertijd complex. Dit is vooral merkbaar in hoe de jongere generatie omgaat met de sociale waarde van religie en hoe ze deze waarde in verband brengt met hun eigen netwerken en politieke overtuigingen. Er lijkt een opmerkelijke verschuiving te zijn in de manier waarop millennials de rol van religie in de samenleving waarderen, vooral wanneer hun sociale netwerken homogeen zijn.
Millennials hebben over het algemeen een kleinere kloof in hun beoordeling van groepen, zoals evangelicals en atheïsten, vergeleken met oudere generaties. Het is opvallend dat millennials, in tegenstelling tot hun ouders, een aanzienlijk meer egalitaire benadering hebben in hun gevoelens over deze groepen. Dit verschil wordt sterker wanneer gekeken wordt naar de netwerken van deze jongeren, vooral wanneer hun netwerk relatief homogeen is. De invloed van netwerken blijkt een significante rol te spelen in het versterken of verminderen van vooroordelen, niet alleen in de perceptie van andere groepen, maar ook in de manier waarop millennials zelf religie beschouwen.
Voor millennials die voornamelijk met Republikeinen omgaan, blijkt dat de kloof in groepsoordelen groter wordt. Dit lijkt te wijzen op een effect van informatieverspreiding binnen homogene netwerken. Wanneer iemand voornamelijk in een omgeving van Republikeinen verkeert, versterkt dit het gevoel dat religie meer sociale problemen veroorzaakt dan oplost. Dit staat in contrast met de bredere generatie, die over het algemeen meer geneigd is om religie als een stabiliserend en positief maatschappelijk element te zien.
Er blijkt een sterk verband te bestaan tussen de mate van homogene netwerken en de negatieve waardering van religie. Millennial evangelicals met weinig diversiteit in hun netwerk zijn meer geneigd om te geloven dat religie meer problemen veroorzaakt dan het oplost en zelfs dat de zin "Under God" uit de Amerikaanse eed van trouw verwijderd moet worden. Dit contrasteert met oudere evangelicals, die over het algemeen meer vatbaar zijn voor het idee dat religie noodzakelijk is voor sociale stabiliteit.
In tegenstelling tot wat we zouden verwachten volgens de theorie van sociale contacten, die suggereert dat grotere netwerkdiversiteit zou moeten leiden tot meer acceptatie van uitgroepen, wijzen de bevindingen hier op het tegenovergestelde. Wanneer millennials, die in homogene netwerken verkeren, een negatieve houding ontwikkelen tegenover de rol van religie, lijkt dit meer te maken te hebben met een vorm van verzet tegen de politieke subcultuur van hun ouders dan met een eenvoudige kwestie van contact met diverse groepen.
Millennials lijken zich sterker bewust te zijn van de politieke en sociale dynamiek die hen omringt. Dit is een belangrijk punt van overweging, aangezien de evolutie van attitudes in verband met religie, politiek en sociale netwerken niet alleen individueel gedrag weerspiegelt, maar ook de bredere maatschappelijke verschuivingen. Millennials reageren niet alleen op de wereld zoals deze is, maar ook op hoe hun voorgangers deze wereld in stand houden en vormgeven, wat hun gevoelens tegenover uitgroepen zoals atheïsten en andere religieuze groeperingen beïnvloedt.
Er is bovendien bewijs dat het politieke netwerk een belangrijke invloed heeft op de manier waarop mensen, en specifiek millennials, de sociale waarde van religie ervaren. Het is interessant om te zien hoe de aanwezigheid van Republikeinen in iemands sociale netwerk de houding van de betrokkenen verandert. Dit versterkt een conservatieve houding en kan zelfs invloed hebben op de politieke keuzes van deze personen. De interactie tussen politieke overtuigingen en netwerken is een krachtig hulpmiddel om te begrijpen hoe millennials zich positioneren in het politieke en religieuze landschap.
Naast de duidelijke verschuiving in de houding ten opzichte van religie, is het belangrijk te erkennen dat deze veranderingen vaak voortkomen uit een breder besef van de samenleving waarin jongeren zich bevinden. Het idee van religie als een bindende kracht voor morele waarden wordt door millennials vaak herzien en aangepast, wat hen tot een generatie maakt die zich niet gemakkelijk aanpast aan de normen van hun voorgangers. Dit kan zelfs leiden tot een grotere mate van scepticisme ten opzichte van religieuze waarden, vooral wanneer deze verbonden zijn aan politieke overtuigingen die millennials als beperkend ervaren.
Het is cruciaal om te begrijpen dat de veranderingen in houding en gedrag van millennials ten opzichte van religie niet alleen het resultaat zijn van een persoonlijke overtuiging of een individueel proces. Deze attitudes worden sterk beïnvloed door de bredere maatschappelijke en politieke context, waarin netwerken van invloed zijn op de perceptie van religie en de manier waarop deze wordt gerationaliseerd binnen de maatschappij. De verschuivingen die we zien in de houding van millennials ten opzichte van religie en hun politieke keuzes zijn dan ook niet alleen een reflectie van persoonlijke voorkeuren, maar ook van de manier waarop maatschappelijke netwerken en politieke discussies de sociale realiteit vormgeven.
Hoe beïnvloedt communicatie de prestaties van drones in verschillende omgevingen?
Waarom heeft woede het vertrouwen in de Amerikaanse democratie ondermijnd?
Hoe een Beweging Zich Splitst: Het Conflict van Geloof en Macht
Hoe politiegeweld en raciale ongelijkheid het Amerikaanse rechtssysteem vormgeven

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский