Riviertje Nara
…in de Slag bij Moskou werd de vijand tegengehouden op de rivier de Nara… Uit de “Geschiedenis van de Grote Patriottische Oorlog”
Riviertje Nara, riviertje Nara,
Niet lang, niet breed,
Maar wanneer het nodig is –
Onneembare rivier.
Hier aan deze Nara
In aarde, in hemel, in vlam, in ijs
Wortelde een internationaal
Ongewoon volk.
En, alsof vlakbij,
Het menselijke ras verdedigend,
Gaven zij hun laatste
En beslissende strijd.
Een bajonet brak van de klap…
Een bebloede vuist…
Hij zal de Nara niet laten bedroefd zijn,
Die kerel, een Siberiër.
Daar sluipt een Lezgi met een granaat,
Zwart sneeuw opsnuffelend met de mond:
Hier, bij deze rivier de Nara,
Verdedigt hij zijn huis.
En oorlog – dat is geen sprookje
Met een vriendelijke suikerzoete afloop!
Hier valt een Basjkier, die in de tiende klas zit,
Met zijn gezicht in de Russische sneeuw.
Op zijn snor schittert ijs,
Pijn verhardt in zijn ogen:
Hier bij de rivier de Nara
Viel een Zaporizjaanse Kozak.
Wij weten – niet tevergeefs
Viel een handvol jongens,
Die nu in een gemeenschappelijk graf liggen,
GEMEENSCHAPPELIJK – hoor je?! – liggen.
Voor het land bij de rivier de Nara
Gaven zij hun hoofden,
Alles wat nodig was…
Maar wat nodig was – het leven.
(E. Grinberg)
Dichters over de Kozakken
Pagina 1 van 2
Anatolij Vladimirovitsj Sofronov werd geboren op 6 (19) januari 1911 in Minsk. In 1937 studeerde hij af aan de literatuurfaculteit van het Pedagogisch Instituut Rostov. In de jaren van de Grote Patriottische Oorlog werkte hij als speciaal correspondent voor “Izvestia”. Van 1953 tot 1986 was hij hoofdredacteur van het tijdschrift “Ogoniok”. Hij publiceerde al sinds 1929.
KOZAKEN ACHTER DE BEGROEIING
Uit het bos in het veld, in razende formatie
Vliegt het Kozakenregiment op paarden;
Nog niet zwart van bloed zijn de klingels,
Maar de Kozakken staan al in de stijgbeugels.
En het gedruis, dicht op het veld,
Weerspiegelt de donder die uit de hemel viel,
Van rand tot rand, over de steppe klinkt hij!
-
Heij! Héy-héy! Kozaken achter de begroeiing
Flitsen de rode lampassen in het veld,
Veters van hun jassen kronkelen op hun borst,
En de oprit doorkliefd in de vlucht
“Ruisend door de bossen achter hen.
Een Duitse pantservoertuigstrein brandt als een huis,
Met een rokerige tong die de hemel raakt,
Dreunt in de steppe, zich verbergend in het hoge gras! -
Heij! Héy-héy! Kozaken achter de begroeiing!”
Bij de overtocht op de rivierbocht
IJzeren gekerm en kreten van soldaten;
Een Duitse divisie op de pont,
De gespannen kabel snijdt als snaar.
Maar waar ben jij, linker, waar ben jij rechteroever,
De kabel doorgesneden, de pont zinkt.
En boven de rivier stijgt bij de oversteek -
Heij! Héy-héy! Kozaken achter de begroeiing!
Een treurige wegberk staat,
Praat lang met de weg…
Maar hij hoort het getrappel over de heuvels,
Het klappen van hoeven, het schakelen van steigerijk.
En hij ruisht van vreugde met zijn takken,
Bengelt boven de steppe in zacht zilver,
Brult in schors en donkere wortels –
Heij! Héy-héy! Kozaken achter de begroeiing!
Heij! Héy-héy! Niet gemaaid, niet platgedrukt,
Dreunen de formidabele regimenten als een lawine.
De zon komt op, de zon zakt –
In het zadel, in het zadel de Donkozaken.
Velden, velden, brede dalen –
We zullen alles doorkruisen, maar uit het zadel dalen wij niet,
Tot wij daverend zullen klinken onder Berlijn: -
Heij! Héy-héy! Kozaken achter de begroeiing
1941
Viktor Michajlovitsj Goesev (1909—1944) — Russisch-Sovjet dichter, dramaturg. Winnaar van twee Stalinprijzen tweede graad (1942, 1946 postuum).
KOZAK OP OORLOGSTOCHT
Op de vrije, blauwe, stille Don
Klonk het marslied.
Een Kozak trok naar de grote oorlog,
Zijn bruid begeleidde hem.
– Wens me geluk onderweg, lief,
Of ik terugkeer – onbekend,
– Zegde de Kozak, sprak tot haar: – Vaarwel!
– Vaarwel! – antwoordde de bruid.
Een droevige dageraad ontstak boven de steppe,
De golven van de Don glinsterden.
– Ik schenk je bij het afscheid een tabaksetui,
Zelf borduurde ik het.
Wees dapper, wees moedig in de wrede strijd,
Vecht voor Russisch grondgebied.
En denk aan de Don, aan je bruid,
Keer terug naar hen met overwinning.
1942‑1943
Dmitrij Borisovitsj Kedrin
Meisje martelt de Kozak bij de omheining:
Wanneer zul je, Oksana, van me houden?
Ik zal met mijn sabel voor mijn lieve beminnen
Zware stoffen en klingelende roebels winnen…
Het meisje antwoordt, haar vlecht vlechtend:
Gisteren voorspelde een zigeunerin in het bos
Dat ik bemind zal worden door iemand
Die het hart van mijn moeder als gift zal brengen.
Geen stoffen, geen roebels nodig…
Geef mij het hart van je oude moeder,
Ik zal haar as brouwen in hop,
Het brouwen zal ik drinken – en jij zal ik liefhebben.
Vanaf die dag werd de Kozak stil, somber.
Hij at geen borsjt, dronk geen salamat.
Met zijn dolk spleet hij de borst van zijn moeder
En met het beangstigende erfstuk trok hij weg.
Daar draagt hij haar hart op een kleurrijk doek
Naar zijn geliefde in bevende hand.
Onderweg verduisterde zijn blik,
Op de veranda struikelde de Kozak,
En het hart van zijn moeder, gevallen op de drempel,
Vroeg hem: “Heb je je bezeerd, mijn zoon?”
Iraida Andrejevna Mordovina — Kozak van de Don
Plastuns
Kozakken special forces, durfals – plastuns.
Zij zijn elite in elke oorlog.
Lange tijd kunnen ze onder water zwemmen,
Weten te vechten met alles wat voorhanden is.
Zij vrezen noch zwaard noch scepter.
Op speren is strijd voor hen slechts spel.
Met één zweep kan een plastun de vijand weerstaan
En vele verst weten te lopen zonder rust.
Voor plastuns is succes – de Kozakkenstijl van aanpak*,
Want daarmee voorkomt de plastun gevaar eerder
Voor plastuns is in oorlog de reflex het eerste.
Tijdens de strijd is de lucht geweven van ringen.
Slagen vliegen – alles omlijnd rondom.
Om de plastun sluit zich als een brandende kring.
Een plastun zijn – betekent bijzonder kunnen vechten,
In verkenning alles te weten over het vijandelijk leger.
Van kinds af aan werd de Kozak geleerd plastun te zijn.
Afstammelingen moeten nu herinneren wat geweest is.
Lampasen
De tsaar schonk als beloning
Aan de Donkozakken.
Met blauwe stof begunstigde hij
De moedige krijgers.
Hij gaf bovendien rood
Een beetje stof.
Het ontbrak net…
De schatkist liet het afweten.
Hoe te verdelen, eerlijk
De stof?
Geen nut in berekenen,
Te weinig blijft het toch…
Aan de ataman gaf men
Rode stof,
Opdat de Kozakken van ver zouden zien
De chekmen.
Uniformen werden gemaakt van blauw
De Donkozakken.
Van rode stof maakten zij
Lampassen op hun broeken.
Met restjes in hun petten
Wramden zij de boord,
En door eeuwen heen droegen zij
De legende hierover.
Alles werd eerlijk verdeeld,
Zonder wrok.
Oude Kozakkewijsheid
Vertelt daarvan eeuwenlang...
Niet voor niets scheurden zij
Lampassen van de Kozakken.
Aan de wortel uitgeroeid
Veroverden de Sovjets de Don.
Zij vreesden hun vrijheid,
Hun vermogen om te strijden.
Daarom besloten zij
“Lampassen” uit te roeien.
Kozakkenkring
Wie eer niet kent, die zal stok voelen
Kozakkenkring – toppunt van vrije macht.
Deítő gevuld met samengekomen volk huilde,
De Kozakken namen hun petten af:
Wat zal de ataman vandaag zeggen?
Banieren werden in de kring gebracht,
Uit de kerk kwam de pater,
Banken werden voor de ouderen gesleept…
De schuldige werd door de esaul geleid.
Voor de toespraak van de ataman
Waarschuwde de esaul allen:
– Stil, stanitsa, op de majdan,
Tenzij onze ataman het woord nam.
De stok werd twee keer geslagen:
– Verraad in families, Kozakken.
Stepan Anisimov met de jalmerka
Struikelde gisteren, Doncheki.
Javo jana op de kring nonya,
Laat haar het woord spreken.
Zij, duif, kan amper lopen –
Zij zal Kozak baren spoedig.
De vrouw riep tot de ataman:
– Met jalmerka zwierveldde mijn man in de steppe.
Toen ik begon te veroordelen,
Sloeg hij me wreed.
Ik smeek bescherming op de kring,
Ik heb geen kracht meer om met hem te leven.
Ik zal spoedig sterven van inspanning:
Het huishouden zwaar voor mij te dragen.
Schoonmoeder en schoonvader zijn hard.
Javo werd meegesleurd in de diepten van zonde.
Jalmerki komen naar onze bazaar:
Geen leven, maar bittere, treurige lach...
Ouden bromden op de kring:
– Het is de vrouw niet om slaan!
– Welk nageslacht zal zij baren,
Dag en nacht ploeterend op haar?
– Als zij getrouwd is – laat haar dan niet zwerven,
Laat ongehuwden wat klimmen.
Zorg beter voor het huishouden,
Je vrouw zal weldra baren.
– Jalmerki moet gestraft worden zonder schaamte
Met zwepen of begraven tot de nek,
Opdat zij hun eer kunnen bewaren
Schoon zonder man, in heiligheid...
De ataman luisterde streng naar allen:
Vrouwen in leed geven mag niet.
Hij stond, fronsend:
– Luister naar me, vrienden!
Kindereren en vrouwen slaan is te schande,
Wij moeten strijden tegen de vijand.
Gezonde kinderen zal zij niet baren
Een gehandicapte vrouw... Weet dat!
Als angst in de vrouw klopt,
Zij zal geen moedige kinderen baren.
Het heilige verbond mag niet verbroken.
Je zult de zweep niet kunnen ontlopen...
Als de Kozaksvrouw om echtscheiding vraagt,
Javo moeten wij haar geven.
En de Kozak – naar de honden ermee,
Zo’n man ver weg de steppe in drijven.
Als zij bereid is te vergeven
En haar man als borg te nemen,
Moet hij streng met de zweep
In de kring gestraft worden.
En jalmerki... Kop in het water
Of geselen als een Kozak,
Of tot aan de nek begraven
En geen slok water geven...
De papacha werd voor de ouderen
Met eer afgezet door de ataman:
– Wie durft mijn beslissing te veroordelen?
Hoe zullen wij vandaag de schande straffen?
– Natuurlijk kop in water...
Waarover spreken we hier.
– Zijn hun mannen op oorlogstocht?
Hoe kunnen wij een vrouw beoordelen zonder hen?
– Begraven tot de nek in de kuil!
Laat hen daar twee dagen zitten…
– Laat de dorpsbewoners toekijken…
Zodat ze genoeg schande proeven...
– En aan Stepan wat zweepslagen...
Zodat de dwaasheid verdwijnt!
– Laat uw broek zakken! Kom op dan!
Opdat de zweep uw achterste vindt!
De jalmerki in de kelder opgesloten:
– Laat hen hun beurt afwachten...
En de Kozak voor allen geslagen:
– Een les voor de toekomst...
Een bloedrode streep stroomde,
Op de gezwollen, blauwachtige rug.
Hij stond op, boog zich diep
Voor de ouderen, zijn vrouw:
– Dank u voor de les,
Vergun ons oudsten, vergevingsgezind.
Ik zal iets vinden om mijn verveling te vullen,
Uw vrouw niet meer pijnigen.
En gij, dierbare echtgenote,
Vergeef me dat ik je bedroog.
En dat ik in mijn vurig kwade drift
Jou, lieve, heb geslagen...
Op de kring jubelden de Kozakken:
– Onze ataman heeft recht gesproken.
De jalmerki huilden luid:
Hen wacht deze dag publieke schande..
Verkiezing van de ataman
Eer van de Kozak verlaat hem niet,
Zolang zijn hoofd niet verdwijnt
’s Ochtends haast stanitsa naar de kring,
Om de ataman te kiezen.
– De oude ataman moet vertrekken.
– De termijn is voorbij – het is tijd om te wisselen.
De banieren worden naar de kring gebracht,
De pater komt uit de kerk.
De esaul vraagt orde,
Het volk dat verzameld is gonst.
Daar buigt de ataman voor allen
En richt het woord tot de Kozakken:
– Vergun me, atamantskyen,
Als ik soms verkeerd heb geoordeeld.
– Voor alles danken wij je.
– Jij was een waardige ataman.
– De tijd is gekomen – je gaat weg,
Zo is de beurt wettelijk vastgelegd.
Hij neemt zijn papacha af,
Rol het op, draag het naar de tafel.
Bedek het met de chekmen van boven,
En leg ernaast de scepter neer.
Hij gaat naar de gewone Kozakken.
Zij leiden hem vooruit...
Met eer dragen zij de stoel
Die hij voorgeschoteld krijgt.
Daar treedt de esaul de kring binnen,
Leest aan de Kozakken verslag
Wat onder de oude macht gedaan is,
Ieder zal verheugd zijn het te horen.
Hij eindigt zijn toespraak met een buiging
De grijsaard, streng de esaul.
Streng kijkt hij de Kozakken aan,
De stok instoppend in de grond.
– Aan wie zal ik de stok geven?
Hoor uw antwoord, Doncheki!
Laat jullie spreken, luister niet zwijgend!
Wie zal worden aangewezen, Kozakken?
Uit geroep ontploft de eerlijke kring:
– Matvei! Jákov! Petr!
– Jeremi... Lieverd! Stel hem aan!
Het is tijd dat hij commandant wordt.
De esaul spreidt zijn handen:
– Wie zullen wij kiezen?
Allen zijn waardige kandidaten,
Het is tijd, vrienden, om te stemmen.
Eindelijk is Petr gekozen.
– Dien de stanitsa, ataman.
– Jij bent vandaag gekozen door het volk,
Ontvang de macht van de stok.
De distelstaf, de zware bovenkant,
Draag hem waardig, laat hem niet vallen!
En bewaar de Kozakse eer volgens het recht
Voor het volk.
Petlachen (petten) liggen op de ataman,
Hij pakt de stok, de scepter.
Alles vrijwillig, zonder bedrog
Het volk koos zichzelf een dienaar.
De ataman zal de stanitsa dienen,
Zullen de Kozakken weten hoe te leven.
En in moeilijke tijden mag hij niet klagen:
Hij heeft allen gereed om te dienen…
Nikolaj Nikolajevitsj Turoverov (18 (30) maart 1899, Starotsjerkasskaja, Russische Rijk — 23 september 1972, Parijs, Frankrijk) — Don‑Kozak, Kozaks dichter van de “eerste golf” van emigratie.
Krim
Wij verlieten de Krim
Midden in rook en vuur,
Ik schoot steeds langs de zijden van het dek
Naar mijn paard.
En hij zwom, hijgend,
Langs het hoge dek,
Niet geloofend, niet wetend,
Dat hij afscheid van mij nam.
Hoe vaak wachtten wij bij hetzelfde graf
In de strijd.
Het paard bleef zwemmen, vocht om kracht,
Geloofde in mijn trouw.
Mijn ordonnans miste geen schot,
Het water werd lichtrood…
De verte van de Krim die we verlieten
Heb ik voor altijd onthouden.
Vlag
Ik droomde van de Kozakse vlag,
Ik droomde — ik werd jong.
Vuren laaiden achter ons,
As en rook stegen op.
Het laatste dak brandde,
En de wind blies vrijer,
Net als in de tijd van Tochtamyš,
Of misschien zelfs ouder.
En de vlag te midden van de zwarte rook
Schitterde in zijn damast,
De enige, ongeschroeid,
Onvergankelijk in het vuur.
Een nieuwe glorie klonk,
Nog ongehoord klinkend...
En ik droomde van de overtocht
Met paarden, zwemmend, over de Don.
En het afscheid van de Don's wateren
Draagt ons mee met de stroom,
Boven ons de iconen in banieren,
Iconen — een iconostase;
En de bittere wind van familieruzies,
Van het verbrandend landschap,
Schommelde de gezichten van Onze Lieve Vrouwen
Op Kozakse damast. 1949
Eugenia Arkhangelski, stad Kerch
Aan het Russische Kozakendom gewijd
Het vaderland verdeeld in vorstendommen...
Laat de satanische troep zich overgeven aan hun eigen gruwel...
Waar ben jij, Russisch krijgshaftig volk?!
Waar ben jij, dapper ras,
Die van oudsher nooit week voor de Horde?!
Niet in vreemde gevangenschap, niet in wrede Duitse macht,
Maar in eigen landstrijd te midden van ons leed, vechten wij,
Alsof we zijn grootgebracht door de Russische chaos,
Ons verworpen lot zal niemand begrijpen...
In de stroom van witte wolken schreeuw ik, mijn keel schurend
Wit – wit breekt het paard onder je, Heilige Georgius.
Zie je hoeveel kaarsen in de kerk?!
Waar is je schild en waar is je zwaard?
Met de laatste krachten bid ik,
Keer terug, Rusland gaat ten onder!
In dit verschrikkelijke slagveld
Broedertwist tussen broeders zoals altijd...
Wij dragen steen in de boezem, een bijl op de rug.
Wat dan, in het donker van de kloof
Laten we bidden in de lichte kerk,
Als het geloof in Rusland door satan bespot is.
Is het tijd om, broeders, voor God te buigen
En oprecht vergeving van elkaar te vragen.
Zodat we tegen onzuivere macht met Gods hulp opstaan
Zodat het Russische leger en het vaderland bestaan!!!
Pjotr Petrovitsj Kotelnikov
Aan de Kozakken
Een bijzonder volk of een stand?
Er zijn vele, vele jaren verstreken,
Maar op het oppervlak van de geschiedenis
Hebben jullie een helder spoor achtergelaten.
Legenden zijn nog vers,
Er is reden voor Kozakken trots,
De Zuidelijke grenzen zijn betrouwbaar,
Voor vijanden zijn jullie grenzen niet te passeren.
Velen hebben lijden doorstaan,
En in jaren van rode terreur,
Maar in de chaos van die bloederige jaren, de Kozakken kenden geen schaamte.
Geen woorden hoeven gezocht,
Geen voorbeelden in de geschiedenis –
Ontelbare glorie van de Kozakken –
Dragers van de orde van Sint‑George.
Ik wens jullie waardig leven,
Versterk moed en kracht,
En met waarheid en geloof dienen
Ten behoeve van Moeder‑Rusland.
Wat zijn de structurele veranderingen in kathodes van lithium-ionbatterijen tijdens elektrochemische processen?
Hoe kan machine learning bijdragen aan vroege detectie en gepersonaliseerde behandeling van door vectoren overgedragen ziekten?
Hoe beïnvloedt de transportmechanisme de prestaties van smeermiddelen op micro-gestructureerde gereedschappen?
Bericht over wijziging van de kwartaalrapporttekst van PJSC "Aeroflot"
Opgaven over mengsels en legeringen voor het eindexamen scheikunde
Pedagogische Huiskamer Cyclus: Gemeenschapsrondes voor Leraren "Samen Leren"
Deel 3. THEMA 3: Graad en constante van dissociatie. Wet van Verdunning van Ostwald.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский