In de complexe relatie tussen evangelicale elites en de Republikeinse Partij gaat het niet enkel om leiders met een groot aantal volgers. Het is essentieel om de onderlinge beïnvloeding tussen deze elites en de partij te begrijpen, met name in het kader van pluralisme en de politieke keuzes die ze maken. Het begrip ‘elite’ kan in dit geval worden gedefinieerd als die evangelicals die actief deelnemen aan het bredere partijnetwerk, dat zich uitstrekt van de formele partijorganisatie tot media, belangenorganisaties en andere invloedrijke groepen. Dit netwerk, gevormd door belangengroepen en activisten, speelt een cruciale rol in het bepalen van kandidaatselecties en het genereren van een regeringsmeerderheid.
De evangelicale elites die hier worden besproken, nemen deel aan dit netwerk op twee manieren: door uitnodiging of door functie. Kandidaten van de Republikeinse Partij rekruteren evangelicals vaak actief om hen in hun netwerken te betrekken. Zo zien we prominente evangelicals in werkgroepen, conventiecommissies of adviesorganen van de partij. Er zijn echter ook evangelicals die, ondanks het ontbreken van een formele uitnodiging, invloed uitoefenen, vaak dankzij hun positie in invloedrijke evangelicale organisaties. Het voorbeeld van James Dobson, de oprichter van Focus on the Family, illustreert dit goed. Ondanks zijn kritiek op de Republikeinse Partij, blijft zijn invloed dankzij zijn organisatie en prominente status onmiskenbaar. Russell Moore, president van de Ethics and Religious Liberty Commission (ERLC) van de Southern Baptist Convention, en Franklin Graham, zoon van de beroemde evangelist Billy Graham, vertonen eveneens deze dynamiek.
De aanwezigheid van deze evangelicale elites in de politieke arena is sterk verbonden met de opkomst van de ‘Christian Right’ beweging. Hoewel niet alle evangelicals tot deze beweging behoren en niet alle leden van de Christian Right evangelicals zijn, is de wortel van de beweging duidelijk te vinden in de evangelicale traditie. Leiders zoals Jerry Falwell Sr., Pat Robertson, en James Dobson hebben hun invloed kunnen uitoefenen door zich te richten op belangrijke culturele kwesties, zoals het huwelijk, onderwijs en abortus, die voor hen tekenend zijn voor de bescherming van traditionele gezinswaarden. De seksuele revolutie en andere culturele verschuivingen in de jaren zestig werden door evangelicale conservatieven gezien als een morele achteruitgang, waarbij de overheid als zowel medeplichtig als als een middel voor verandering werd beschouwd.
Maar de motivatie van deze elites gaat verder dan alleen culturele kwesties. Er is ook een diepere bezorgdheid over raciale kwesties, aangezien de evangelicale traditie vaak gepaard ging met segregatiepolitiek, vooral in het zuiden van de Verenigde Staten. Deze geschiedenis heeft de houding van veel evangelicals jegens ras en etniciteit sterk beïnvloed. Een andere belangrijke factor is de toenemende religieuze diversiteit in de samenleving, die voor veel evangelicals aanleiding gaf tot sociale bezorgdheid en culturele terugtrekking. Voor hen was politiek een manier om de dominantie van het christendom te herbevestigen tegen de opkomst van nieuwe religies en het secularisme, dat zij als een bedreiging voor de normen en waarden van een ‘christelijke natie’ zagen.
In de vroege jaren 1980 zag de Christian Right diversiteit in cultuur door een gepolariseerde lens: de meerderheid van de burgers, geworteld in een joods-christelijke identiteit, stond tegenover een seculiere minderheid die via elitemacht de cultuur zou vervangen. De pogingen van Falwell en anderen om de meerderheid te mobiliseren voor een terugkeer naar christelijke waarden, hadden weinig succes. Toch beleefde de Christian Right in de vroege jaren 1990 een ‘tweede opkomst’, toen groepen als de Christian Coalition de taal van keuze, gelijkheid en rechten gingen omarmen om conservatieve doelen te bereiken.
Tegen het einde van de jaren 1990 ontstond een breuk binnen de evangelicale elites over de vraag of culturele betrokkenheid nog wel de moeite waard was. Paul Weyrich, oprichter van de Free Congress Foundation, stelde dat evangelicals zich moesten terugtrekken uit wat hij beschreef als een ‘cultuur van decadentie’. Evenzo publiceerden columnisten Cal Thomas en Ed Dobson het boek Blinded by Might, waarin ze beweerden dat de inspanningen van de Christian Right niet hadden geleid tot de gewenste morele herwaardering van de Amerikaanse samenleving, maar eerder hadden bijgedragen aan een verslechtering van de moraal, zelfs onder de christelijke leiders zelf.
De centrale uitdaging waar deze evangelicale elites zich voor stellen, is de omgang met pluralisme in een samenleving die steeds diverser wordt op het gebied van religie, etniciteit en cultuur. Voor veel van hen blijft de politieke strijd een middel om de invloed van religie in de publieke sfeer te herstellen, ondanks de groeiende culturele en politieke tegenstand. Het is deze voortdurende spanning die de strategieën en het beleid van evangelicale elites blijft vormen binnen de Republikeinse Partij.
Hoe Onderwijs en Vertrouwen de Politieke Tolerantie Onder Evangelicals Beïnvloeden
Mensen met een hoger vertrouwen in zowel de overheid als in andere mensen zijn doorgaans meer respectvol tegenover de rechten van anderen. Dit wordt vaak gezien als een fundamenteel kenmerk van politieke tolerantie. Demografische factoren spelen hier ook een belangrijke rol. Mannen, witte mensen en jongere individuen blijken meer politieke tolerantie te tonen. Het belangrijkste element in dit geheel is echter onderwijs. Hogere opleidingsniveaus blijken de politieke tolerantie door de tijd heen sterk te voorspellen. Onderwijs kan cruciaal zijn in het begrijpen van de politieke steun voor Donald Trump, aangezien eerdere analyses suggereerden dat een lager opleidingsniveau, meer dan inkomen, een belangrijke factor was in de steun voor Trump (Silver 2016).
Om de rol van onderwijs in de politieke tolerantie van evangelischen te beoordelen, werd een interactievariabele toegevoegd aan het model die het opleidingsniveau combineerde met de evangelische affiliatie. De laatste regel van Figuur 5.3 (Evangelicals and Education) toont aan dat deze interactie statistisch significant en positief is, wat betekent dat hogere onderwijsniveaus de politieke tolerantie van evangelischen in een grotere mate beïnvloeden dan die van niet-evangelischen. Het onderwijs speelt dus een belangrijke rol in het verkleinen van de kloof tussen evangelischen en niet-evangelischen. Deze relatie is de laatste jaren sterker geworden, wat blijkt uit het feit dat de coëfficiënt van de interactieve term in de periode na 2000 meer dan verdubbeld is in vergelijking met de periode ervoor.
De voorspelde waarschijnlijkheden suggereren dat het bezit van een universitair diploma de tolerantie onder evangelischen iets meer vergroot dan bij niet-evangelischen. In de periode vóór 2000 waren vooral de hogere graden van onderwijs verantwoordelijk voor de significante effecten van de interactie. Dit heeft zich daarna uitgebreid naar zowel undergraduate als graduate diploma’s. Het buitengewone verband tussen onderwijs en politieke tolerantie onder evangelischen zou kunnen helpen verklaren waarom er relatief weinig oppositie van evangelischen tegen Trump en zijn beleid was. De elite van de evangelische beweging was vaak het meest geneigd om een cultuur van rechten te steunen, die de rechten van iedereen omarmt en zich inzet voor de rechten van anderen in de federale rechtbank.
De oppositie tegen Trump kwam voornamelijk van een jongere, beter opgeleide groep binnen de evangelische gemeenschap, zoals benadrukt door figuren als Russell Moore en het tijdschrift Christianity Today. De oudere generatie van evangelische leiders was minder bezorgd over Trump’s ontkenning van de rechten van anderen.
Toen het duidelijk werd dat Trump de Republikeinse kandidaat zou worden, waren er nog veel evangelischen en Republikeinen die twijfelden. De zogenaamde “Never Trump”-beweging kreeg veel aandacht op sociale media en binnen conservatieve religieuze kringen. De vroege fase van de campagne in 2016 biedt een waardevolle kans om te begrijpen welke typen evangelische Republikeinen het meest sceptisch waren over Trump en zijn politiek. Wij, samen met mijn collega’s Paul Djupe en Jacob Neiheisel, voerden in maart 2016 een enquête uit waarin we de demografische kenmerken en de politieke voorkeuren van duizend respondenten onderzochten. We vroegen hen wie ze zouden steunen als de verkiezingen op dat moment zouden plaatsvinden en wat hun standpunt zou zijn in een race tussen Trump en Hillary Clinton.
In maart 2016 overwoog 45% van de respondenten af te zien van de steun voor Trump. Van de 18% die zichzelf als evangelisch beschouwde, gaf 66% aan achter een Republikeinse kandidaat te staan. Een derde van deze evangelischen zou zich echter van Trump distantiëren als de verkiezingen in maart 2016 werden gehouden. Dit was een lager percentage dan het gemiddelde van de Republikeinse kiezers die twijfelden, maar het toont aan dat evangelischen nog steeds loyale partizanen waren.
Welke evangelischen zouden het meest geneigd zijn om zich af te keren van Trump in deze vroege fase? Op het eerste gezicht lijkt het niet de meer tolerante evangelischen te zijn. In de enquête vroegen we naar hun politieke tolerantie ten opzichte van de groepen die zij het minst sympathiek vonden, waaronder islamitische fundamentalisten, illegale immigranten, de Ku Klux Klan, atheïsten, LHBT-activisten, voor- en tegenstanders van abortus, en anderen. Onder alle Republikeinen was het niveau van politieke tolerantie vrijwel hetzelfde bij potentiële afvalligen en loyale aanhangers van Trump. Evangelische potentiële afvalligen bleken iets toleranter te zijn, hoewel dit niet statistisch significant was.
De multivariate modellen gaven verder inzicht in de kenmerken van de evangelische loyalisten en afvalligen. Het bleek dat de meest Republikeinse evangelischen het meest loyaal waren aan Trump, waarschijnlijk vanwege hun toewijding aan de partij. Oudere evangelischen waren ook meer geneigd loyaal te blijven, evenals mannen. Vrouwen en jongere evangelischen waren meer geneigd zich van Trump af te keren. Ideologie en religiositeit hadden geen significante invloed, evenmin als onderwijs. Hoewel politieke tolerantie in de modellen een zwakke aanwijzing was voor afkeer, bereikte dit geen statistische significantie. Tolerantie ten opzichte van out-groups lijkt dus een minder belangrijke of zwakke scheidslijn te zijn binnen de evangelische gemeenschap.
Het begrijpen van het effect van onderwijs op de politieke tolerantie van evangelischen is essentieel voor het begrijpen van de politieke dynamiek rondom Trump. Het laat zien dat de evangelische gemeenschap niet monolithisch is, maar dat er duidelijke breuken bestaan op basis van zowel leeftijd, onderwijsniveau als politieke voorkeur. Dit onderscheid helpt te verklaren waarom sommige evangelische groepen Trump steunden, terwijl anderen zich tegen hem keerden.
Hoe Verandert de Evangelische Beweging door de Politieke Invloed van de Trump-Regering?
Het politieke landschap in de Verenigde Staten is voortdurend in beweging, en de invloed van de evangelische gemeenschap in de nationale politiek is daar geen uitzondering op. De verkiezing van Donald Trump in 2016, met zijn significante steun onder evangelische kiezers, markeerde een belangrijke verschuiving in de manier waarop de Amerikaanse christelijke rechterzijde zich organiseert en invloed uitoefent op het politieke proces. De beweging van de "Christian Right", die zich traditioneel richt op kwesties als abortus en het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht, lijkt in een periode van stagnatie te verkeren. Terwijl de Trump-administratie enkele van de meest iconische prestaties van de Obama-regering, zoals de uitbreiding van burgerrechten en sociale voorzieningen, ter discussie stelde, zijn de sociale kwesties die de Christian Right aandrijven grotendeels onveranderd gebleven.
Evangelische christenen hebben zich altijd gekarakteriseerd door hun sterke morele standpunten en hun actieve betrokkenheid bij politieke kwesties. Tijdens de Obama-periode leek het alsof de conservatieve religieuze beweging een stagnatie doormaakte, gedwongen door progressieve veranderingen zoals de legalisatie van het homohuwelijk en de toenemende acceptatie van abortusrechten. In reactie daarop beweerden veel waarnemers dat de religieuze rechterzijde de grip op de publieke opinie en het politieke landschap zou verliezen. Echter, de verkiezing van Trump gaf deze beweging nieuw leven. Trump zelf, hoewel op persoonlijk vlak niet altijd in lijn met de morele principes van de evangelische leiders, slaagde erin de steun van veel evangelischen te winnen door zijn harde standpunten tegen immigratie, de bescherming van religieuze vrijheden en het behoud van traditionele waarden.
De impact van Trump op de politieke betrokkenheid van evangelischen was niet alleen zichtbaar in de steun aan zijn kandidatuur, maar ook in de reactie op nationale wetgeving. De beperking van abortusrechten, bijvoorbeeld, heeft op staatsniveau een veel grotere impact gehad dan op nationaal niveau. Hoewel de Trump-administratie aanvankelijk probeerde om de rol van de federale overheid in sociale kwesties te verkleinen, gaf deze tegelijkertijd evangelische kiezers het gevoel dat hun waarden weer belangrijk waren in het nationale debat. Dit leidde tot een versterking van de invloed van de "Christian Right" op staatsniveau, waar conservatieve wetgeving met betrekking tot abortus, onderwijs en godsdienstonderwijs vaak al sinds de jaren tachtig in werking is.
Er is echter een belangrijke nuance die niet over het hoofd mag worden gezien. De invloed van de evangelische gemeenschap op de bredere politiek lijkt in veel opzichten te zijn gereduceerd tot een kwestie van terugdringen van sociale vooruitgangen. Het idee van een grootschalige omwenteling van de sociaal-politieke status quo lijkt moeilijk haalbaar. De Trump-administratie heeft enkele belangrijke doelen voor de Christian Right gerealiseerd, zoals de benoeming van conservatieve rechters en de verzwakking van milieuwetgeving, maar de ideologische basis van de beweging blijft vaak strijdig met de bredere politieke en culturele trends die zich in de VS ontwikkelen. Vooral in grote stedelijke gebieden en onder jongeren is er een zichtbare verschuiving in de acceptatie van progressieve waarden, wat de evangelische beweging onder druk zet.
Desondanks is het ook belangrijk te erkennen dat de belangrijkste focus van de Christian Right vaak ligt op culturele vraagstukken, zoals de bescherming van religieuze vrijheid en het terugdraaien van vermeende "immorele" praktijken. Terwijl het sociale welzijn en de rechten van minderheden in het bredere politieke debat een grotere nadruk krijgen, blijft de beweging zich concentreren op specifieke kwesties die direct aansluiten bij hun religieuze overtuigingen. Dit maakt het moeilijk voor de beweging om zich volledig te integreren in bredere politieke agenda's en belemmert de mogelijkheid van substantiële veranderingen op nationaal niveau.
Bijgevolg wordt de Christian Right geconfronteerd met de uitdaging om haar agenda relevant te houden, vooral wanneer de nationale politiek zich steeds verder verwijdert van de traditionele religieuze standpunten die de beweging ooit definieerden. Het is essentieel dat de leiders van de beweging blijven inspelen op de zorgen van hun achterban, met name de vrees dat religieuze waarden verwateren in een steeds meer seculiere samenleving. Als deze zorgen niet adequaat worden aangepakt, bestaat het risico dat de beweging verliest aan invloed, zowel binnen de partij als op de bredere politieke scène.
Evangelische kiezers hebben zich altijd gekarakteriseerd door hun verscheidenheid en decentralisatie. De kerken en denominaties die de basis van de beweging vormen, werken vaak onafhankelijk van elkaar, waardoor het moeilijk is om een eenduidige politieke strategie te ontwikkelen. Dit gebrek aan organisatie en duidelijke communicatie over politieke doelen heeft de impact van de beweging vaak gemarginaliseerd, ondanks haar grote electorale kracht. Het is belangrijk dat de leiders van de beweging zich realiseren dat de verdeeldheid die hen kenmerkt zowel een kracht als een zwakte is.
Hoewel er veranderingen mogelijk zijn in de toekomstige politieke invloed van de Christian Right, lijkt het erop dat de beweging zich voorlopig in een fase van behoud bevindt. Dit betekent echter niet dat de beweging irrelevant zal worden. Het zal blijven proberen invloed uit te oefenen op het beleid op staatsniveau, waar het vaak de strijd aangaat om culturele waarden te behouden die volgens haar essentieel zijn voor de nationale identiteit. De komende jaren zullen bepalen hoe de Christian Right haar positie in een veranderend politiek landschap weet te behouden, en welke koers zij zal varen om haar idealen te verdedigen.
Hoe onderscheidt de liberale evangelische subcultuur zich van andere liberalen in de politiek?
De liberale evangelische subcultuur heeft bepaalde overeenkomsten met de bredere evangelische traditie, zowel in theologische als politieke opvattingen. Hoewel de verschillen tussen de liberale evangelische en meer conservatieve stromingen belangrijk zijn, zijn deze vaak variaties in nadruk. Evangelischen, ongeacht hun politieke oriëntatie, hechten doorgaans veel waarde aan de Bijbel, maar liberalere evangelischen leggen misschien meer nadruk op de leringen van Jezus Christus met betrekking tot sociale rechtvaardigheid en rentmeesterschap. Dit wijst erop dat de liberale evangelische subcultuur niet volledig losstaat van de bredere evangelische traditie, maar eerder een afwijking in de nadruk en interpretatie van bepaalde waarden vertegenwoordigt.
In deze context kan men verwachten dat liberale evangelischen meer conservatief blijven op culturele kwesties zoals abortus, het homohuwelijk en embryonaal stamcelonderzoek. Deze kwesties zijn van fundamenteel belang voor de evangelische identiteit, en het is dan ook waarschijnlijk dat zelfs liberale evangelischen meer conservatief zullen blijven dan liberalen uit andere religieuze tradities. Evangelicalisme legt minder nadruk op niet-culturele kwesties, wat ruimte biedt voor liberalisering op dergelijke gebieden zonder het risico de fundamenten van de subcultuur te ondermijnen.
Wat betreft economische kwesties kan er sprake zijn van een zekere convergentie tussen liberale evangelischen en andere liberalen. Terwijl sommige onderzoekers de “protestantse ethiek” aanwijzen als een verklaring voor conservatieve economische opvattingen onder evangelischen, tonen andere studies aan dat evangelischen vaak bereid zijn steun te verlenen aan armoedebestrijdingsmaatregelen, vooral als deze gericht zijn op de “verdiende armen” of uitgevoerd worden door lokale kerken. De verdeeldheid over economische standpunten bij evangelische gelovigen wijst op de mogelijkheid voor liberalere opvattingen binnen de liberale evangelische subcultuur.
Een ander gebied waarin liberale evangelischen mogelijk minder onderscheiden zijn van andere liberalen, is hun houding ten opzichte van het milieu. Traditionele evangelische theologische opvattingen, zoals biblicisme en premillennialisme, zouden hen predisponeren tot een conservatievere houding ten opzichte van milieu-kwesties. Toch zijn er tekenen dat sommige prominente evangelische leiders, zoals de overleden Billy Graham en Rick Warren, zich hebben uitgesproken voor milieubehoud. Dit wijst op een veranderende houding binnen de evangelische elite, wat suggereert dat de meningen binnen deze groep op het gebied van milieu diverser worden.
De theorie van subculturele identiteit kan ons ook helpen te begrijpen waarom bepaalde kwesties meer of minder belangrijk zijn voor liberale evangelischen. Gezien het feit dat liberalisme en evangelicalisme in de huidige Amerikaanse politiek niet vaak hand in hand gaan, kunnen liberale evangelischen vaker een soort cognitieve dissonantie ervaren, het ongemak dat ontstaat wanneer iemand twee schijnbaar tegenstrijdige overtuigingen tegelijkertijd vasthoudt. Volgens de theorie van cognitieve dissonantie zullen individuen die dit ervaren proberen de spanning te verminderen door hun overtuigingen aan te passen of door bepaalde kwesties minder belangrijk te maken.
In dit geval kunnen we verwachten dat liberale evangelischen geneigd zijn om kwesties zoals abortus en het homohuwelijk, die vaak een bron van dissonantie zijn tussen hun religieuze en politieke overtuigingen, minder nadruk te leggen. Dit zou kunnen betekenen dat zij zich meer richten op andere kwesties, zoals milieubehoud of inkomensongelijkheid, waar de spanning tussen hun evangelische overtuigingen en hun politieke liberalisme minder sterk is.
Uit gegevens van de 2012 Cooperative Congressional Election Survey (CCES) blijkt dat een klein percentage van de jonge evangelischen zich als liberaal identificeert, slechts 16 procent van de evangelischen tussen de achttien en negenentwintig jaar. Dit geeft aan dat, hoewel er een groeiende groep van liberale evangelischen is, de meerderheid van deze generatie nog steeds de meer conservatieve standpunten van hun geloofstraditie aanhangt.
Het is belangrijk te begrijpen dat de liberale evangelische subcultuur niet zozeer een nieuwe vorm van evangelisch geloof is, maar eerder een verschuiving binnen de bredere beweging. Deze verschuiving is mogelijk deels te wijten aan de toenemende nadruk op maatschappelijke verantwoordelijkheid, die in veel liberalere politieke bewegingen centraal staat. De complexiteit van deze subcultuur maakt duidelijk dat de grens tussen religie en politiek vaak fluïde is, en dat de manier waarop deze groepen zich verhouden tot andere liberalen een dynamisch proces blijft. In dit verband zouden jonge evangelischen waarschijnlijk hun prioriteiten en overtuigingen moeten blijven heroverwegen, vooral op het snijvlak van cultuur en politiek.
Hoe Religie en Ras de Economische Conservatisme Vormt binnen Evangelische Gemeenschappen
De relatie tussen religie en politieke voorkeuren is een onderwerp van uitgebreid onderzoek. Afgelopen studies hebben herhaaldelijk aangetoond dat ideologische conservatisme nauw verbonden is met andere vormen van conservatisme (Campbell, 2002; Johnson en Tamney, 2001; Pyle, 1993). Binnen de context van economische conservatisme blijkt de invloed van religie sterker te zijn dan veel andere factoren, zelfs wanneer sociaaldemografische variabelen zoals geslacht, leeftijd en opleidingsniveau worden gecontroleerd (Brady, Verba en Schlozman, 1995). Dit inzicht wordt verder versterkt wanneer de resultaten worden opgesplitst op basis van de specifieke religieuze traditie van de respondent.
Uit de analyse van de Amerikaanse Nationale Verkiezingsdata (1992-2016) blijkt dat verschillende religieuze groeperingen zich opvallend verschillend positioneren op de economische conservatisme-schaal. Terwijl blanke evangelische protestanten gemiddeld de meest conservatieve economische houdingen vertonen, zijn zwarte evangelische protestanten opmerkelijkerwijs de meest economisch liberale groep. Deze bevinding benadrukt een fundamenteel verschil in economische waarden tussen raciale en religieuze subgroepen. De economische conservatisme scores van blanke evangelische protestanten liggen aanzienlijk boven de nul, wat wijst op een duidelijke voorkeur voor conservatisme, terwijl zwarte evangelische protestanten een score net onder nul vertonen, wat duidt op een liberale neiging.
De mate van religieuze betrokkenheid blijkt ook een cruciale rol te spelen in het vormgeven van economische houdingen. Bij blanke evangelische protestanten is er een sterk verband tussen de frequentie van religieuze deelname en de mate van economische conservatisme. Hoe meer betrokken iemand is bij religieuze praktijken, hoe meer economisch conservatief de persoon doorgaans is. Dit is een opmerkelijke ontdekking, aangezien religieus engagement in veel gevallen eerder geassocieerd wordt met progressieve of liberale politieke houdingen.
In contrast met de blanke evangelische protestanten, vertonen zwarte evangelische protestanten een veel minder uitgesproken correlatie tussen religieuze betrokkenheid en economische houdingen. Hun houding ten opzichte van economische kwesties lijkt relatief immuun voor variaties in religieuze betrokkenheid. Dit suggereert dat voor zwarte evangelische protestanten andere factoren, zoals de sociale en culturele context, mogelijk een grotere invloed hebben op hun politieke voorkeuren dan religieus engagement op zich.
De orthodoxyiteit van religieuze overtuigingen – bijvoorbeeld de mate waarin men het Bijbel letterlijk neemt – blijkt eveneens een belangrijke determinant van economische houdingen te zijn. Zowel blanke als zwarte evangelische protestanten die de Bijbel beschouwen als het letterlijke woord van God, vertonen meer conservatieve houdingen ten opzichte van economische kwesties dan degenen die minder orthodox zijn in hun religieuze overtuigingen. Bij blanke evangelische protestanten versterkt orthodoxy de neiging naar economisch conservatisme, terwijl bij zwarte evangelische protestanten orthodoxie geassocieerd wordt met een minder conservatieve benadering van economische vraagstukken.
De multivariate analyses bevestigen deze bevindingen, met name wat betreft het verband tussen religie en economische conservatisme. Na controle van sociaaldemografische factoren, zoals leeftijd, inkomen, opleiding en geslacht, blijft religie een sterke voorspeller van economische houdingen. De resultaten van de regressiemodellen laten zien dat blanke evangelische protestanten, zelfs na het in rekening brengen van sociaaldemografische factoren, nog steeds aanzienlijk conservatiever zijn dan hun mainline protestantse tegenhangers. Zwarte evangelische protestanten blijven, ondanks sociaaldemografische controle, minder conservatief, wat de impact van ras binnen de evangelische gemeenschappen benadrukt.
Er is een belangrijk inzicht te verkrijgen uit deze analyses: de traditionele veronderstelling dat religie automatisch leidt tot meer conservatieve houdingen, wordt niet altijd bevestigd. Vooral in gevallen waar de dynamiek van ras en religieuze overtuigingen samenkomt, zoals bij de evangelische gemeenschappen in de VS, kunnen de resultaten verrassend uiteenlopen. Dit benadrukt de complexiteit van religie als een politieke determinant. Het is van cruciaal belang te begrijpen dat politieke voorkeuren binnen religieuze gemeenschappen sterk kunnen variëren afhankelijk van raciale en culturele contexten.
Naast religie en ras spelen sociaaldemografische factoren zoals leeftijd, inkomen en geslacht een substantiële rol in het vormen van economische voorkeuren. Zo blijken oudere respondenten en degenen met een hoger inkomen en een hoger opleidingsniveau over het algemeen conservatiever te zijn in hun economische opvattingen. Het is echter essentieel om te erkennen dat religie als een zelfstandige factor een aanzienlijke invloed uitoefent op de politieke voorkeuren van individuen, zelfs wanneer deze sociaaldemografische variabelen in acht worden genomen.
Wat belangrijk is om te begrijpen is dat religie geen eenduidige, monolithische kracht is die simpelweg bepaalt of iemand conservatief of liberaal is. De interactie tussen religie, ras en andere sociaaldemografische factoren creëert een complex web van invloeden die de economische en politieke houdingen van individuen vormgeven. Het is dus noodzakelijk voor onderzoekers en beleidsmakers om deze diversiteit in beschouwing te nemen wanneer ze proberen de politieke voorkeuren van religieuze gemeenschappen te begrijpen en te voorspellen.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский