In de discussie over de aard van informatie, is het cruciaal te begrijpen dat informatie, ondanks haar abstractie, onlosmakelijk verbonden is met fysieke processen. Dit idee heeft diepe implicaties voor de manier waarop we de relatie tussen fysica, semantiek en informatie beschouwen. Een belangrijk uitgangspunt is het idee dat informatie niet simpelweg een abstractie is, maar een fysiek fenomeen, zij het op een indirecte manier.
Voor veel filosofen, zoals Paul Grice (1957), ligt de oorsprong van informatie in de natuurlijke wereld. Grice en andere filosofen benadrukken dat de betekenis van informatie, of de "betekenis" van een teken, alleen begrepen kan worden als het zijn wortels heeft in de natuurlijke wereld, door een soort correlatie. Deze benadering wordt verder verfijnd door theorieën zoals die van Millikan (1984; 2004; 2017), die de rol van ‘infosign’ en ‘infosigned’ onderzoekt. Hier wordt informatie gepresenteerd als een teken dat op een niet-accidentele wijze correleert met de toestand van de wereld die het aanduidt. Bijvoorbeeld, een donkere wolk is een ‘infosign’ voor regen, niet omdat de wolk direct regen is, maar omdat er een statistische correlatie is tussen het verschijnen van een donkere wolk en de kans op regen.
Deze benadering roept echter filosofische vraagstukken op, zoals de aard van ‘abstractie’ en de relatie tussen abstracte vormen en fysieke gebeurtenissen. Informatie, als een vorm die over de fysieke wereld wordt geprojecteerd, lijkt niet direct fysiek van aard te zijn. De manier waarop informatie niet alleen een patroon is, maar ook de kracht heeft om fysiek gedrag te beïnvloeden, roept het eeuwenoude vraagstuk op over de relatie tussen abstractie en materie.
De bekende uitspraak van Norbert Wiener (1961) dat “informatie informatie is, geen materie of energie,” vestigt de aandacht op dit probleem. Volgens Wiener heeft informatie weliswaar een fysiek effect, maar is het niet identiek aan de materiële of energetische processen die de informatie uitvoeren. Dit roept de vraag op: hoe kan iets dat niet fysiek is, toch fysieke effecten hebben? Waar komt de causale kracht van de abstractie vandaan?
De vraag naar de metafysische status van informatie heeft filosofen verdeeld. Aan de ene kant is er het idee van ‘reducible physicalism,’ dat informatie niet meer is dan de georganiseerde structuren van fysieke gebeurtenissen. Dit is de kijk die wordt gedeeld door Dretske (1981), Millikan (1984) en vele anderen. Aan de andere kant zijn er filosofen die, zoals Chalmers (1996), informatie beschouwen als een fundamentele eigenschap van de werkelijkheid, net zo fundamenteel als materie of energie. In deze visie is de wereld op het meest basale niveau digitaal, en is informatie het allerfundamenteelste bestanddeel van het universum.
De tegenstelling tussen deze twee visies – de materialistische en de fundamentele visie – is niet louter filosofisch. Ze beïnvloeden hoe we denken over de interactie van informatie met de fysieke wereld. Dit heeft ook implicaties voor disciplines als de cognitiewetenschappen, kunstmatige intelligentie en de natuurkunde, waar informatie vaak wordt gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor de werking van systemen, maar niet noodzakelijkerwijs als fysiek van aard.
Een ander aspect dat belangrijk is om te begrijpen, is de mate waarin ‘informatie’ en ‘betekenis’ elkaar overlappen. In de meeste theorieën over informatie wordt ervan uitgegaan dat de betekenis van een teken of symbool afhankelijk is van de context waarin het wordt gebruikt, en de correlatie die het heeft met de fysieke werkelijkheid. Het gaat dus niet alleen om het signaleren van feiten, maar ook om de manier waarop informatie een betekenis vormt die relevant is voor een specifiek systeem of waarnemer.
Verder is het belangrijk om de implicaties van de ‘informatie als energie’ theorie te overwegen. Volgens het zogenaamde Landauer-principe vereist elke bit informatie een minimale hoeveelheid energie om te worden verwerkt. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop we zowel natuurlijke als kunstmatige systemen begrijpen, aangezien de verwerking van informatie onvermijdelijk energie vereist. Dit wordt vooral relevant in het licht van moderne technologieën zoals kwantumcomputing, waarbij de fundamenten van de informatieverwerking op het allerkleinste niveau worden herzien.
Kortom, het begrip van informatie als een fysiek fenomeen biedt een nieuwe lens om naar de wereld en haar dynamieken te kijken. De vraag of informatie nu fundamenteel of fysiek te verklaren is, blijft echter een centrale kwestie. Het is een vraag die niet alleen de filosofie van informatie aangaat, maar ook praktische implicaties heeft voor wetenschap, technologie en zelfs onze alledaagse perceptie van de werkelijkheid. Het lijkt dat we, hoe verder we in dit onderwerp duiken, steeds verder moeten nadenken over wat informatie werkelijk is en hoe het zich verhoudt tot de fysieke wereld waarin we leven.
Hoe Thermodynamische Entropie de Basis vormt voor Informatie en Representatie
Thermodynamische entropie is een maat voor de wanorde van een systeem. Vanuit het perspectief van beperking, zoals eerder besproken, kan entropie ook worden begrepen als de mate van vrijheid die een systeem ervaart. Volgens de Tweede Wet van de Thermodynamica neigt een thermodynamisch systeem naar evenwicht, wat inhoudt dat het systeem steeds chaotischer wordt en de elementen meer en meer oncorreleerd raken totdat ze een evenwichtige verdeling bereiken – maximale entropie. Op dit punt heeft elk element in het systeem minder beperkingen en meer vrijheid. Dit betekent dat het systeem zich in vrijwel elke mogelijke toestand zou kunnen bevinden, maar de kans om zich in een specifieke toestand te bevinden, is astronomisch laag doordat de elementen gelijkmatig verdeeld en oncorreleerd zijn.
Wanneer deze natuurlijke neiging om naar maximale entropie te bewegen wordt verhinderd of omgekeerd in een systeem, bijvoorbeeld wanneer elementen zich lokaal beginnen te correlateren, wijst dit erop dat er iets externs het systeem verstoort. Een situatie waarin een zeer waarschijnlijke toestand niet optreedt, wijst vaak op externe invloeden. In andere woorden, de probabilistische verdeling van de mogelijke toestanden van het systeem verandert door externe invloeden, en dit verbindt thermodynamische entropie met informatie.
De interacties tussen het systeem en de externe wereld kunnen worden opgevat als een communicatiesysteem. De mogelijke toestanden van het systeem kunnen fungeren als signalen die informatie doorgeven over wereldgebeurtenissen die op het systeem inwerken. De verandering in de probabilistische verdeling van deze toestanden kan worden gemeten als incrementele informatie. Het aantal mogelijke toestanden bepaalt de maximale informatiecapaciteit van het systeem, terwijl informatie afhankelijk is van de fysieke eigenschappen van het systeem die fungeren als kanaal en signalen. Hoewel informatie-entropie geen natuurlijke neiging heeft om te toenemen zoals thermodynamische entropie, beïnvloedt de fysieke aard van het medium waarin informatie zich manifesteert het proces. Wanneer de entropie van een systeem verandert, bijvoorbeeld wanneer de signalen verstoord raken, wordt de informatiecapaciteit van het systeem verminderd, waardoor het kanaal minder betrouwbaar wordt.
De basis van de interdependentie tussen Shannon's informatie-entropie en Boltzmann's thermodynamische entropie kan eenvoudig worden samengevat: een afname van ofwel Shannon- of Boltzmann-entropie gebeurt niet spontaan, dus wanneer dit wel gebeurt, is het bewijs van de interventie van een externe invloed. Dit principe helpt bij het verduidelijken van hoe informatie wordt overgedragen en hoe entropie zowel in thermodynamische als informatieve zin werkt.
De relaties tussen deze entropieën geven een beter begrip van hoe representatie in de fysieke wereld verankerd kan worden. Veel naturalistische filosofen beschouwen de correlaties tussen gebeurtenissen in de natuur als de natuurlijke basis voor representatie. Wanneer een wereldgebeurtenis zich herhaaldelijk en statistisch correleert met een andere gebeurtenis binnen een lokaal domein, wordt de natuurlijke informatie van de eerste gebeurtenis overgedragen naar de tweede. Vanuit het perspectief van beperking kunnen de beperkingen van de ene gebeurtenis de beperkingen van de andere propagateren. Dit biedt een formele karakterisering van natuurlijke informatie, maar hoe kunnen we de fysische aard van deze informatie begrijpen?
Een belangrijk inzicht van Shannon is dat de informatie die door een signaal wordt overgedragen, niet wordt bepaald door de intrinsieke eigenschappen van het signaal zelf, maar door de fysieke eigenschappen die representatie mogelijk maken. De fysieke eigenschappen van signalen kunnen op twee manieren worden geanalyseerd: als formele en fysieke aspecten, waarbij de formele aspecten afhankelijk zijn van de fysieke. Dit impliceert dat informatieoverdracht een fysisch proces is, en daarom onderhevig aan de wetten van de thermodynamica.
Wanneer we dit toepassen op een thermodynamisch systeem, bijvoorbeeld een metaal-detector, kunnen we de invloed van externe factoren zien. Een metaal-detector heeft een stabiel elektromagnetisch veld wanneer er een constante stroom door een spoel vloeit. Dit veld is sterk beperkt, en de entropie is laag. Maar wanneer het detectorapparaat in contact komt met een geleidende stof, wordt het veld verstoord. Dit betekent dat de entropie toeneemt doordat het systeem meer vrijheid krijgt, doordat er meer mogelijke toestanden ontstaan door de verstoring. De entropie van het systeem neemt toe wanneer de oorspronkelijke, beperkte toestand verliest, wat erop wijst dat er een externe invloed aan het werk is.
In dit geval kan de informatie die door het signaal wordt overgedragen, niet worden bepaald door de intrinsieke eigenschappen van het signaal zelf, maar door de verstoringen die optreden door een externe invloed. Dit zorgt ervoor dat de veranderingen in het signaal ook veranderingen in de mogelijke toestanden van de wereld reflecteren die het systeem beïnvloeden. De fysische dynamica van het systeem worden daarmee de basis voor het begrip van informatie en representatie.
Het is belangrijk te begrijpen dat de dynamiek van de entropie zowel de informatieve capaciteit als de betrouwbaarheid van een systeem beïnvloeden. Wanneer entropie toeneemt door externe verstoringen, veranderen de mogelijke toestanden die informatie kunnen dragen, en het kanaal wordt minder betrouwbaar. De veranderingen in entropie, zowel thermodynamisch als informatief, moeten altijd worden begrepen in de context van hun fysische middelen en de externe invloeden die werken op het systeem.
Hoe Signaleringsspellen Communicatie en Betekenis Vormgeven
Signaleringsspellen, als theoretisch raamwerk, bieden een interessante benadering van hoe communicatie kan ontstaan tussen zenders en ontvangers. Echter, hoewel ze belangrijk inzicht bieden in de werking van signalen, schieten ze tekort in het volledig verklaren van de conventies van betekenis en representatie. Dit komt doordat signaleringsspellen de semiotische aard van conventies vaak over het hoofd zien. De Amerikaanse filosoof Charles Sanders Peirce, die de semiotiek ontwikkelde, stelde dat conventies twee aspecten hebben: de conventie van het tekenvoertuig (de vorm van het signaal) en de conventie van de referentiële relatie (de betekenis of inhoud die door het signaal wordt overgedragen). Signaleringsspellen geven een gedeeltelijke verklaring van de conventie van het tekenvoertuig, maar laten de referentiële relatie buiten beschouwing. Dit verklaart waarom misverstanden in communicatie vaak optreden: het ontbreekt aan een volledige semiotische benadering.
De theorie van de signaleringsspellen van David Lewis (1969) en Brian Skyrms (1996) biedt inzicht in de dynamiek tussen zender en ontvanger. In een eenvoudig signaalspel bestaat de situatie uit drie elementen: een zender, signalen en een ontvanger. De zender is in staat om de staat van de wereld waar te nemen en signalen naar de ontvanger te sturen, maar heeft geen directe invloed op de handelingen die de ontvanger verricht. De ontvanger daarentegen kan geen perceptie van de wereldstaat hebben, maar kan wel acties uitvoeren op basis van de ontvangen signalen. Dit maakt een gecoördineerde communicatie mogelijk, waarbij zowel de zender als de ontvanger een gemeenschappelijk belang hebben. De strategie van de zender (fS) bestaat uit het toewijzen van signalen aan verschillende wereldtoestanden, terwijl de strategie van de ontvanger (fR) het interpreteren van signalen en het uitvoeren van acties op basis daarvan betreft.
In een eenvoudig signaalspel zijn er twee mogelijke staten van de wereld (S1 en S2), twee soorten signalen (M1 en M2) en twee mogelijke acties (A1 en A2). Er is echter geen vooraf gedefinieerde relatie tussen de staten van de wereld en de signalen, of tussen de signalen en de acties. Het centrale probleem van het signaalspel is het coördineren van de juiste actie op basis van de toestand van de wereld. In dit opzicht biedt het signaalspel een oplossing voor het zogenaamde "state-act coordination problem": hoe kunnen acties correct reageren op de verschillende staten van de wereld?
Dit probleem wordt opgelost wanneer er een informatief F ontstaat, een relatie tussen de zender en de ontvanger die hen in staat stelt om de juiste actie uit te voeren, afhankelijk van het signaal dat wordt ontvangen. Wanneer de zender en de ontvanger een gemeenschappelijk belang hebben (namelijk het verkrijgen van een maximaal rendement wanneer ze correct coördineren), ontstaat er een communicatiekanaal dat hen in staat stelt om informatie over de wereldstaat effectief te delen. Dit leidt tot een coördinatieprobleem waarbij de spelers een keuze moeten maken tussen verschillende strategieën.
De keuze tussen verschillende signaleringssystemen, zoals gedefinieerd door Lewis, brengt ons naar het concept van Nash-evenwichten. In dit kader wordt een Nash-evenwicht als een stabiele situatie beschouwd waarin geen enkele speler zijn of haar strategie unilateraal kan veranderen zonder slechter af te zijn. In het signaalspel kunnen er verschillende Nash-evenwichten ontstaan, afhankelijk van de keuze van de signalen en de reacties van de ontvanger. Wanneer een spel zich in een strikt Nash-evenwicht bevindt, zoals F1 of F2, zijn de gekozen strategieën zo dat elke speler niet zou kunnen verbeteren door hun strategie te veranderen.
Een belangrijk punt van discussie is waarom een van de signaleringssystemen in een spel wordt gekozen en hoe het gehandhaafd wordt. Terwijl Lewis met zijn rationele keuze theorie stelde dat de structuur van signaalspellen en de strategieën van de spelers als gemeenschappelijke kennis moeten worden beschouwd, stelt Skyrms dat dit probleem beter wordt begrepen door middel van evolutionaire speltheorie. Volgens Skyrms ontwikkelen interacterende individuen spontaan signaleringssystemen, wat kan worden gemodelleerd met behulp van replicatordynamica. Dit impliceert dat een van de signaleringsstrategieën in een populatie uiteindelijk de overhand krijgt, omdat deze strategie evolutionair stabiel is. Dit biedt een verklaring voor de oorsprong van communicatie en de stabiliteit van signaleringssystemen zonder te moeten terugvallen op de concepten van voorafgaande kennis of psychologische factoren zoals salientie.
Wat belangrijk is om te begrijpen bij het lezen van deze benaderingen van signaalspellen, is dat hoewel de theorieën over communicatie en informatieoverdracht logisch klinken, ze in de praktijk vaak niet het volledige plaatje van menselijke communicatie omvatten. In het echte leven spelen naast rationele keuzes en evolutionaire factoren ook andere aspecten een rol, zoals culturele invloeden, emotionele contexten en de evolutie van symbolen binnen specifieke gemeenschappen. Signaleringsspellen helpen ons te begrijpen hoe communicatie kan ontstaan in eenvoudige situaties, maar de complexiteit van taal en betekenis in menselijke samenlevingen gaat veel verder dan wat een eenvoudig theoretisch model kan verklaren.
Hoe de Intermoleculaire Koppeling tussen HOH Buigingen te Verkrijgen via Vibratiespectroscopische Kaarten
Hoe het Dagelijkse Leven en Werkrituelen je Beïnvloeden: Een Blik op Routine en Praktische Gewoonten
Hoe Veranderen Van Coördinaten de Vectoren Beïnvloedt: Parallel Transport en Tensoren in Niet-Euclidische Ruimten
Waarom is het moeilijk voor silicium om zijn energie als licht uit te stralen?

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский