De synthese van vloeibaar kristallijne polymeren (LCP's) speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van materialen met uitzonderlijke mechanische en thermische eigenschappen, die onmisbaar zijn voor toepassingen in de industrie, van elektronica tot lucht- en ruimtevaart. LCP's hebben de unieke eigenschap om in de vloeibare kristallijne fase te bestaan, waarbij de moleculen een geordende structuur vertonen, maar toch vloeiend blijven in bepaalde condities. Dit proces kan op verschillende manieren worden bereikt, afhankelijk van de gebruikte monomeren en de beoogde structuur van het polymeer. De synthese van LCP’s omvat twee hoofdroutes: de transesterificatie in de gesmolten toestand en de condensatiereactie van geschikte monomeren.

Een bekend voorbeeld van een LCP is Kelvar, een polymeer dat een nematische fase vertoont wanneer het wordt opgelost in zwavelzuur. Het wordt gesynthetiseerd uit de monomeren 1,4-fenyleendiamine (p-fenyleendiamine) en tereftaalzuurchloride via een condensatiereactie, waarbij zoutzuur als bijproduct wordt gevormd. Dit proces is kenmerkend voor de synthese van high-performance materialen die sterke fysische eigenschappen vertonen, zoals hoge treksterkte en thermische stabiliteit. Een ander veelgebruikte methode voor de synthese van vloeibare kristallijne polymeren is de melt-transesterificatie, waarbij een pregevormd, niet-evenwichtig kristallijn polymeer wordt gemodificeerd. In dit geval wordt bijvoorbeeld poly(ethyleentereftalaat) gereageerd met p-acetoxybenzoïnezuur bij 270°C, waarbij een copolyester met een hoge molaire massa wordt gevormd.

Naast deze transesterificatiebenaderingen zijn er andere methoden zoals de conventionele stapcondensatiepolymerisatie, waarbij de mesogene eenheden either vooraf in één precursor worden bereikt of tijdens de polymerisatie ontstaan. Dergelijke methoden vereisen vaak hoge temperaturen en kunnen worden versneld door het gebruik van katalysatoren zoals zink of antimoniumzouten. Deze aanpak heeft het voordeel dat het mogelijk is om polymeren van hoge molaire massa in bulk te synthetiseren zonder dat oplosmiddelen verwijderd hoeven te worden, wat het proces kostenefficiënter maakt.

Naast de hierboven genoemde methoden voor de synthese van MCLCP’s (semi-flexibele liquid-crystalline copolymeren), zijn er ook talrijke technieken voor de productie van SCLCP’s (side-chain liquid-crystalline copolymeren). De termen "side-on", "end-on" en "twin-like" worden gebruikt om te verwijzen naar de manier waarop mesogene groepen aan het polymerenruggengraat worden gekoppeld. Er bestaan meerdere routes voor de synthese van SCLCP’s, waaronder gecontroleerde radicalaire polymerisatie (CRP) en ring-opening metathesis polymerisatie (ROMP). De CRP-methode, zoals de atom transfer radical polymerization (ATRP) en reversible addition-fragmentation chain transfer polymerization (RAFT), heeft zich bewezen als een veelbelovende techniek om SCLCP's met een smalle polydispersiteit en goed gedefinieerde moleculaire structuren te produceren. Deze technieken kunnen worden aangepast om een breed scala aan SCLCP's te creëren met verschillende functionele groepen, composities en structuren.

De ATRP-methode, die werd ontwikkeld in 1995, is bijzonder handig geworden vanwege de eenvoud en reproduceerbaarheid van de reactieomstandigheden. Door de compatibiliteit van de methode met verschillende monomeren en katalysatoren is het mogelijk om SCLCP's met verschillende vormen, van stervormige polymeren tot lineaire ketens, te synthetiseren. De RAFT-methode, ontwikkeld door het CSIRO in Australië in 1998, heeft als voordeel dat het vergelijkbaar is met traditionele radicalaire polymerisatie, maar met verbeterde controle over de polydispersiteit en de moleculaire massa van het polymeer. Het gebruik van efficiënte ketentransferagenten maakt de RAFT-methode bijzonder geschikt voor het opbouwen van SCLCP's.

Er is ook de synthese van MCSCCLCP's (main-chain/side-chain combined liquid crystalline polymers), waarbij de mesogene groepen in zowel de hoofd- als zijketen kunnen variëren. De belangrijkste routes voor de synthese van deze polymeren omvatten condensatiepolymerisatie, polyadditiepolymerisatie, grafting reacties en zelfassemblage. Het combineren van de eigenschappen van zowel de hoofd- als zijketen resulteert in polymeren met unieke fysische en chemische eigenschappen die verder kunnen worden geoptimaliseerd voor specifieke toepassingen. Deze polymeren kunnen worden gesynthetiseerd door methoden zoals de ATRP of de ROMP-techniek, waarbij de keuze van de monomeren en de katalysator cruciaal is voor het verkrijgen van de gewenste structuur en prestaties.

Bij de synthese van dergelijke geavanceerde materialen moeten verschillende factoren in overweging worden genomen, zoals de temperatuur, de keuze van katalysatoren en de omstandigheden waaronder de polymerisatie plaatsvindt. Het succes van de synthese van LCP's hangt af van het vermogen om de juiste moleculaire structuren te bereiken die de vloeibaar kristallijne fase mogelijk maken. De keuze van de monomeren, de reactietemperatuur en de aanwezigheid van specifieke additieven kunnen het eindresultaat aanzienlijk beïnvloeden. Het optimaliseren van deze parameters kan de prestaties van de resulterende polymeren verbeteren, wat leidt tot nieuwe mogelijkheden voor toepassingen in verschillende technologieën.

Hoe Invloed van Niet-Mesogene Oplosmiddelen de NSA Faseovergang Wijzigt

In het bestuderen van de Smectische A (Sm A) fase en de niet-mesogene oplosmiddelen (zoals biphenyl of cyclohexaan) in mengsels met vloeibare kristallen, blijkt dat de fysische eigenschappen van deze vloeistoffen aanzienlijk veranderen door de aanwezigheid van oplosmiddelen die zelf geen mesogene eigenschappen vertonen. De klassieke benaderingen van de Sm A fase, waarin de orderparameter en de moleculaire oriëntatie centraal staan, kunnen alleen gedeeltelijk verklaren wat er gebeurt wanneer dergelijke oplosmiddelen worden toegevoegd. Er is steeds meer bewijs dat de moleculaire interacties in de mengsels complexer zijn en dat ze de overgang naar de niet-chirale smectische fase beïnvloeden.

Wanneer de directeur van de vloeistof fluctuaties vertoont, moet de vrije-energiedichtheid de bijdrage van elastische constanten bevatten. Dit is vooral relevant bij de NSA-overgang, waarbij de rol van de directorfluctuaties in de faseomslag niet kan worden verwaarloosd. De aanwezigheid van dergelijke fluctuaties maakt de overgang complexer en kan leiden tot een anisotrope toestand. Zoals bleek uit de experimenten van Dasgupta en andere onderzoekers, kunnen de koppelingen tussen de Sm A orderparameter en directorfluctuaties leiden tot een overgang naar een tricritisch gedrag in vierdimensionale systemen en een meer klassieke niet-inversieve overgang in drie dimensies.

In dit verband is het belangrijk om te begrijpen dat de NSA-faseovergang, afhankelijk van de concentratie van de oplosmiddelcomponent, kan veranderen van een continue overgang naar een eerste-orde overgang. Dit verschilt bijvoorbeeld tussen de mengsels van 8CB (4,4'-n-octyl-cyanobifenyl) en biphenyl, waarbij de eerste niet door een oplosmiddel wordt beïnvloed, terwijl de tweede zich onder verschillende condities anders gedraagt. In experimenten, zoals die uitgevoerd door Denolf et al., wordt aangetoond dat de concentratie van het oplosmiddel een kritische rol speelt bij het bepalen van de aard van de overgang. Dit kan ook de dielectrische anisotropie en de elasticiteit van de vloeistof beïnvloeden, wat zichtbaar is in de verandering van de elastische constanten K1 en K3 en in de variaties van de viscositeit.

De theoretische benaderingen van dit fenomeen zijn beperkt, maar het werk van Mukherjee en Khan biedt enige vooruitgang. Hun toepassing van de Flory-Huggins-theorie en de Landau-de-Gennes-formalisme maakt het mogelijk om de vrije-energiedichtheid van de mengsels te beschrijven. Dit model kan helpen bij het verklaren van de temperatuur- en concentratiedependente faseovergangen, en laat zien dat, naarmate de concentratie van het oplosmiddel toeneemt, de overgang naar de NSA-fase verandert van een continue overgang naar een eerste-orde overgang.

In de context van vloeibare kristallen die in mengsels met niet-mesogene oplosmiddelen zijn gebracht, is het van belang te realiseren dat de temperatuurconcentratiediagrammen zowel de overgang tussen de nematische fase (NI) als de Sm A fase (NSA) helder kunnen weergeven. Voor alle waarden van de oplosmiddelconcentratie blijft de overgang van de nematische fase een eerste-orde overgang, terwijl de NSA-overgang gevoelig is voor de oplosmiddelconcentratie, met een verschuiving van continu naar eerstebeordewisseling bij hogere concentraties. Deze veranderingen worden ook weerspiegeld in de afname van de splay- en buigingelasticiteiten, die een belangrijke invloed hebben op de dynamiek van de vloeibare kristallen in de mengsels.

Wat verder belangrijk is, is het effect van de moleculaire structuur van de moleculen die de Sm A-fase vertonen. Deze moleculen hebben een centrale aromatische kern en flexibele alkylketens aan de uiteinden, wat resulteert in sterke interacties tussen de moleculaire kernen door middel van dispersiekrachten. Dit stelt de moleculen in staat om laagstructuren te vormen die kenmerkend zijn voor de Sm A-fase, zolang de alkylketens voldoende lang zijn om de aromatische kernen effectief van elkaar te scheiden. De anisotrope interactie tussen deze moleculen is een van de belangrijkste factoren die het gedrag van de faseomslag bepalen, vooral in de aanwezigheid van niet-mesogene oplosmiddelen.

Dit kan verder worden beschreven door het McMillan-model, dat is ontwikkeld om de eigenschappen van de Sm A-fase te verklaren door de interacties tussen de moleculen te modelleren. In dit model is de kortafstandsintegratie van de moleculaire interacties cruciaal, wat bijdraagt aan de stabiliteit van de laagstructuur. Door deze benadering kunnen we voorspellen hoe de temperatuur, concentratie van oplosmiddelen en de elasticiteit van de vloeistof samenhangen in de context van de Sm A-faseovergang.

Naast de invloed van oplosmiddelen op de faseovergang is het belangrijk te begrijpen dat de aanwezigheid van niet-mesogene componenten de dynamiek van vloeibare kristallen in dergelijke systemen verder kan beïnvloeden. Dit leidt tot nieuwe fysieke verschijnselen die niet alleen relevant zijn voor de fundamentele wetenschap, maar ook voor technologische toepassingen waarbij vloeibare kristallen betrokken zijn, zoals displays en optische systemen.