De moorden op Michael Brown en Eric Garner brachten de hardnekkige raciale ongelijkheden in de VS weer pijnlijk onder de aandacht, waarbij vooral de structurele racisme binnen het rechtssysteem niet werd aangekaart. Het is duidelijk dat zelfs binnen de meer radicale bewegingen van Afro-Amerikanen het gevoel heerst dat het beleid onder leiding van een zwarte president zoals Barack Obama niet in staat was de fundamentele kwesties van armoede, gevangenisstraffen en woningcrisis te verhelpen, die miljoenen zwarte mensen blijven onderdrukken. In plaats van een krachtige anti-racistische agenda, werd er gekozen voor symbolische en beperkte vormen van vooruitgang, hetgeen werd geframed als ‘post-racisme’. Dit leidde tot kritiek van verschillende progressieve stemmen, die zagen hoe Obama, uit angst voor een confrontatie met rechts, vaak de raciale spanningen niet durfde aan te pakken. Deze situatie heeft zelfs geleid tot wat Glen Ford het “Obama delirium effect” noemde, waarbij zwarte mensen vorderingen zagen, terwijl ze in werkelijkheid geconfronteerd werden met een verergerende crisis.
Post-racisme is, in dit licht, een ideologie die gericht is op het minimaliseren van de politieke confrontatie rondom ras en die vooral een aantrekkelijk discours vormt voor een jongere, kosmopolitische witte generatie die moe is van de oude argumenten en graag wil geloven dat we voorbij raciale conflicten kunnen gaan. Maar volgens bell hooks zijn deze jongeren vaak niet bereid de werkelijke politieke strijd aan te gaan, omdat ze geen fundamentele veranderingen in henzelf of in de samenleving willen doorvoeren. Integendeel, er lijkt een toenemende voorkeur te zijn voor de strategie van ‘diversiteit’ als een manier om de ongemakkelijke waarheid over de voortzetting van raciale ongelijkheid te maskeren.
In plaats van een gedurfde anti-racistische aanpak, kiezen veel liberale en multiculturalistische denkers ervoor om de nadruk te leggen op ‘diversiteit’, zoals bijvoorbeeld in de zaak van de University of Michigan Law School. Dit debat verschoof van concrete beleidsmaatregelen, zoals positieve discriminatie in werving en onderwijs, naar een meer abstracte benadering van diversiteit, die in wezen de structurele onrechtvaardigheid afzwakt zonder daadwerkelijk het systeem uit te dagen.
Tegelijkertijd blijven er radicalen en progressieven die zich volledig inzetten voor een anti-racistisch discours en politieke projecten. Zij stellen dat witte mensen zich actief moeten distantiëren van hun ‘witte’ privileges, wat wordt gepromoot als een vorm van hedendaags abolitionisme. Echter, deze benadering staat niet zonder kritiek. Het insisteren op de nadruk van privilege zou volgens sommige critici te veel de nadruk leggen op schuld en schaamte, wat niet effectief is om echte verandering te bewerkstelligen. Het zou veel effectiever zijn om een gevoel van gerechtigheid en hoop voor de toekomst te creëren, in plaats van vast te zitten in een cultuur van schuldgevoelens. Eduardo Bonilla-Silva stelt dat witte mensen niet zomaar 'rassendicten' moeten worden, maar actief moeten vechten tegen de ideologieën die witte suprematie in stand houden.
Een belangrijke benadering is het 'deconstructie' van de witte identiteit en het de-centraliseren van witheid. Dit gaat niet alleen over het erkennen van de privileges die met wit zijn verbonden, maar ook over het bewustworden van de gevolgen van kleur in een samenleving die gedomineerd wordt door witte normen. Deze bewustwording zou moeten leiden tot een langdurige toewijding aan het streven naar sociale rechtvaardigheid, wat slechts kan worden bereikt door constante waakzaamheid en politieke actie.
Dit deconstructieproces is echter niet slechts een abstracte of morele taak. Het vereist dat mensen van bevoorrechte groepen – in dit geval witte mensen – actief de ervaringen van de onderdrukten begrijpen en deelnemen aan verzet. In haar boek Political Solidarity beschrijft Sally J. Scholz de stappen die nodig zijn om een actieve solidariteit te ontwikkelen, te beginnen met de afwijzing van privileges, gevolgd door een begrip van de situatie van de onderdrukten en ten slotte deelname aan acties van verzet.
Chip Smith, in The Cost of Privilege, pleit voor een analyse van hoe 'witte' voorrechten de sociale verandering in de Verenigde Staten belemmeren, en betoogt dat het uiteenvallen van deze ‘witte blinde vlek’ essentieel is voor de vooruitgang van radicale bewegingen, vooral binnen de arbeidersbeweging. Hij stelt dat de problematiek van witte privileges niet op individueel niveau moet worden aangepakt, maar moet worden begrepen in een breder, systemisch kader, zoals het Marxistische perspectief van klassenstrijd.
De strijd tegen witte identiteitspolitiek vereist dus niet alleen een deconstructie van de manieren waarop witheid is geconstrueerd, maar ook een actieve politieke betrokkenheid bij het ontmantelen van de macht en het privilege dat witheid met zich meebrengt. Echter, deze deconstructie mag niet losstaan van de realiteit van politieke actie. Alleen door het aangaan van concrete strijd kan er werkelijk sprake zijn van een transformatief moment van solidariteit.
Hoe wordt nationale identiteit geconstrueerd door racialisering en militarisering in de Verenigde Staten?
In de Amerikaanse populaire cultuur manifesteert zich een patriottisme dat niet kritisch is, en juist daardoor een geïsoleerd, speciaal en afwijkend Amerikaans ethos creëert. Dit ethos projecteert een vertekend zelfbeeld en een even vertekend beeld van de rest van de wereld, die wordt voorgesteld als een plaats vol vijandige, onsamenhangende en bedreigende ‘anderen’. Deze distorsie wordt versterkt door media die de wereld reduceren tot jingoïstische beelden en simplistische, bevooroordeelde discoursen. De televisiezenders en nieuwsmedia reflecteren en versterken deze kijk, waardoor een groot deel van het publiek een tunnelvisie ontwikkelt waarin vreemden worden gepercipieerd als inherent gevaarlijk.
Deze dynamiek wordt verder aangejaagd door militaristische spektakels, zoals fly-overs van gevechtsvliegtuigen tijdens sportwedstrijden en het tentoonstellen van militaire ‘helden’ op publieke evenementen. Deze vormen van militarisering verminderen het kritisch denkvermogen van de Amerikaanse burger om de imperialistische ondernemingen die in hun naam worden uitgevoerd, volledig te doorgronden. Tegelijkertijd versterken ze het gevoel van een vijandige wereld bevolkt door geracialiseerde ‘anderen’. Het feit dat de Pentagon de eigenaren van de National Football League betaalt om tijdens het volkslied te knielen, illustreert hoe diep verweven deze dynamiek is met raciale en patriottische symboliek. De protesten van spelers zoals Colin Kaepernick, die knielden uit solidariteit met slachtoffers van politiegeweld tegen zwarte jongeren, werden door een overwegend wit publiek en door de racistische retoriek van president Trump bestempeld als ‘onpatriottisch’. Deze reacties tonen wat Robin DiAngelo ‘witte solidariteit’ noemt: een collectieve verdediging van het dominante wit-zijn die het erkennen van raciale onrechtvaardigheid ondermijnt.
Onderzoek wijst uit dat veel witte Amerikanen, vooral diegenen die in etnisch homogene gebieden wonen, weinig empathie tonen voor het raciale onrecht dat zwarte Amerikanen ervaren. Zij ontkennen of minimaliseren de excessieve politie-inmenging en het geweld tegen mensen van kleur, wat aantoont hoe wit identiteitspolitiek onlosmakelijk verbonden is met het nationale zelfbeeld. Militarisering van de politie wordt zo een instrument om kapitaalongelijkheid binnen en buiten landsgrenzen te beheren, waarbij raciale onderdrukking als een vorm van ‘gemeenschapsbescherming’ wordt gerechtvaardigd.
Aan de grenzen van de Verenigde Staten wordt raciale ideologie duidelijk zichtbaar in beleid en praktijk. Het beeld van de ‘wilde’ ander die aan de poorten staat, heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot de Indianenoorlogen en verder reikt tot de hedendaagse immigratiedebatten. Deze racialisering van het begrip burgerschap – sterk gekoppeld aan ‘witheid’ – bepaalt wie wordt toegelaten en erkend als volwaardige burger. Zelfs de zogenaamde ‘welwillendheid’ tegenover immigranten maskeert vaak diepgewortelde xenofobie en economische belangen, zoals de behoefte aan goedkope arbeidskrachten. De door de staat gecreëerde ‘immigratiecrisis’ biedt een legitimatie voor militarisering en strengere grensbewaking, en verstevigt een nationale identiteit die diep geworteld is in witheid.
Een noodzakelijke stap om deze vastgeroeste identiteit te doorbreken is het cultiveren van wat Wendy Farley het ‘eros’ van empathie noemt. Deze vorm van empathie vergt een nabijheid die niet overheerst maar ruimte laat voor het werkelijk begrijpen van de ander – iets wat onmogelijk wordt gemaakt door de misleidende beelden en morele hoogmoed die onze samenleving overschaduwen. Echter, het erkennen van de ander alleen is niet genoeg; het erkennen van structurele raciale ongelijkheid en het eigen aandeel daarin is essentieel om werkelijk rechtvaardigheid te kunnen nastreven. Robin DiAngelo en andere denkers wijzen op de noodzaak om de ‘witte voordelen’, de aannames en stereotypen die empathie blokkeren, onder ogen te zien.
De strijd tegen racisme en voor inclusie vergt het analyseren van de diepgewortelde witte allianties die het systeem in stand houden. Tegelijkertijd laten recente sociale bewegingen zien hoe solidariteit kan ontstaan tussen zelfbewuste witte en zwarte activisten. De beweging tegen wapengeweld, aangevoerd door de overlevenden van de Parkland-schietpartij, illustreert hoe nieuwe vormen van activisme gebruik maken van sociale media om mobilisatie en bewustwording te vergroten. Deze jonge activisten zetten een historische traditie voort, vergelijkbaar met de schoolstakingen in de jaren ’60, en confronteren het publiek met de voortdurende bedreiging van hun veiligheid en rechten.
Bovenal is het cruciaal te beseffen dat nationale identiteit niet louter een kwestie is van culturele representatie, maar diep verweven is met macht, ras en geweld. Het doorgronden van deze verbanden vereist een kritisch bewustzijn van hoe ‘witheid’ functioneert als politiek instrument en een voortdurende bereidheid om solidariteit te ontwikkelen die verder gaat dan oppervlakkige erkenning, richting daadwerkelijke structurele verandering.
Wat was de ware aard van de misdaad en hoe werd gerechtigheid bereikt in de zoektocht naar de fraudeur?
Wat is de beting van Fick’s wet voor neutronen diffusiemodellen?
Wat kunnen we leren van de impact van meteorieten op aarde?
Hoe promptvariaties de nauwkeurigheid van modeloutput beïnvloeden bij het extraheren van gedetailleerde informatie

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский