De arrestatie van Meng Wanzhou, CFO van Huawei en dochter van oprichter Ren Zhengfei, markeerde een ingrijpend moment in de gespannen betrekkingen tussen de Verenigde Staten en China. Deze gebeurtenis vond plaats tijdens de G20-top in Buenos Aires, een cruciaal moment waarop de twee grootmachten hun handels- en veiligheidsstrategieën hadden willen afstemmen. Toch werd het harde werk van Amerikaanse functionarissen als Pence, Bolton en Pottinger om een strengere strategie tegenover China te formuleren abrupt ondermijnd door deze arrestatie, die plaatsvond zonder dat president Trump vooraf werd ingelicht. Dit veroorzaakte niet alleen interne spanningen binnen de Amerikaanse regering, maar zette ook een precedent in het gebruik van strafrechtelijke middelen op hoog niveau in internationale handels- en veiligheidskwesties.

De arrestatie van Meng was gebaseerd op beschuldigingen van het schenden van Amerikaanse sancties tegen Iran door Huawei, en hoewel het bewijs sterk was, ging het niet slechts om juridische kwesties. De beslissing om een topfunctionaris van een machtig Chinees technologiebedrijf aan te houden, kreeg onmiskenbaar diplomatieke en politieke implicaties. Normaal gesproken zou een dergelijke zet binnen een normale administratie alleen mogelijk zijn met volledige betrokkenheid van de hoogste ambtenaren in het Witte Huis, zeker tijdens een bijeenkomst waar de Amerikaanse en Chinese presidenten zouden overleggen. De onverwachte arrestatie zorgde voor verwarring en verstoorde de delicate balans tussen handel en nationale veiligheid die Trump probeerde te navigeren.

Vanuit Chinees perspectief probeerde president Xi Jinping de druk op Huawei te koppelen aan de handelsbesprekingen, met het idee dat het verlichten van sancties op het bedrijf onderdeel van bredere onderhandelingen kon zijn. Deze tactiek leidde tot het gijzelen van twee Canadese burgers, die op beschuldigingen werden vastgehouden als onderhandelingsmiddel tegenover de Canadese premier Trudeau, terwijl Meng in Canadese rechtbanken vocht tegen uitlevering aan de VS. De Canadese politiek stond echter geen dergelijke uitruil toe, wat deze strategie onhoudbaar maakte. Voor Trump daarentegen, was het een mogelijke onderhandelingskaart, wat het interne Amerikaanse beleidsproces nog complexer maakte.

De onduidelijkheid en tegenstrijdige signalen die Trump uitzendde, weerspiegelden zich in een wisselvallig beleid. Hij wisselde tussen het hard aanpakken van Chinese technologiebedrijven, met name Huawei, en het openhouden van mogelijkheden voor onderhandelingen waarbij Huawei mogelijk onderdeel van een handelsdeal kon zijn. Dit leidde tot verwarring binnen de internationale gemeenschap en bij de betrokken bedrijven, die plotseling geconfronteerd werden met verboden en restricties zonder voorspelbaarheid over de toekomst.

De gevolgen van deze beleidswisselingen waren breed: het beïnvloedde de toeleveringsketens van technologiebedrijven wereldwijd, veroorzaakte onzekerheid over de 5G-infrastructuur die vele landen probeerden op te bouwen, en zette spanning op het delicate evenwicht tussen economische belangen en nationale veiligheid. Daarnaast worstelden de Amerikaanse beleidsmakers intern met het samenspel tussen economische strategieën en de handhaving van mensenrechten, zoals bleek uit discussies over de behandeling van Oeigoerse minderheden in China.

Belangrijk om te begrijpen is dat deze episode het bredere conflict tussen de VS en China illustreert, waarin economische, technologische, diplomatieke en veiligheidsdimensies nauw verweven zijn. Het laat zien hoe juridische acties tegen bedrijven en individuen kunnen escaleren tot geopolitieke confrontaties en hoe onvoorspelbaarheid in leiderschap beleidsvorming kan compliceren. Bovendien onderstreept het de uitdagingen van het combineren van harde veiligheidsmaatregelen met economische belangen, waarbij soms waarden zoals mensenrechten onder druk komen te staan.

Hoe slaagt China erin Amerikaanse investeringen aan te trekken zonder beursnoteringen in de VS?

Nadat de Amerikaanse aandelenmarkten een kritische blik begonnen te werpen op Chinese bedrijven die daar genoteerd stonden, vond China een nieuwe weg om miljarden dollars van Amerikaanse beleggers aan te trekken zonder direct op Amerikaanse beurzen aanwezig te zijn. Beijing zette grote indexaanbieders op Wall Street onder druk om honderden Chinese bedrijven op te nemen in hun beleggingsindexen. Deze indexaanbieders, vaak dochterondernemingen van vooraanstaande banken en financiële instellingen, creëren lijsten van bedrijven die door investeerders worden gebruikt om hun beleggingsbeslissingen te sturen. Door Chinese bedrijven op minder strenge buitenlandse beurzen te laten noteren en hen vervolgens via deze indexen aan Amerikaanse beleggers aan te bieden, wist China een sluiproute te creëren om kapitaal te verkrijgen.

De invloed van deze indexaanbieders is enorm. Ze bepalen immers welke bedrijven wereldwijd in de portefeuille van institutionele beleggers terechtkomen. Zodra een Chinese onderneming door bijvoorbeeld MSCI, de grootste indexaanbieder ter wereld, wordt opgenomen in internationale indexen, vloeit er automatisch miljarden aan Amerikaanse dollars naar deze bedrijven via exchange-traded funds (ETF's), mutual funds en pensioenfondsen die deze indexen volgen. Dit gebeurde ondanks dat sommige van deze bedrijven onder Amerikaanse sancties vielen, banden hadden met het Chinese leger, of betrokken waren bij schendingen van mensenrechten.

Het effect van deze strategie ging verder dan enkel financieel gewin voor China. Het ondermijnde actief de handelsstrategie van de Trump-administratie, die probeerde economische druk uit te oefenen op Beijing. Terwijl de Amerikaanse regering probeerde Beijing te dwingen tot concessies in handelsgesprekken, pompten indexaanbieders zoals MSCI miljarden dollars in de Chinese economie, waardoor die druk minder effectief werd. Dit geld kwam via deze backdoor binnen, zonder dat de betrokken Chinese bedrijven genoteerd hoefden te zijn aan Amerikaanse beurzen.

De omvang van deze verborgen investeringsstroom is indrukwekkend: Amerikaanse beleggingsfondsen ter waarde van bijna 14 biljoen dollar volgen de MSCI-indexen, wat betekent dat miljoenen Amerikaanse particuliere en institutionele beleggers, vaak zonder het te weten, aanzienlijke belangen opbouwen in Chinese bedrijven met dubieuze achtergronden. Onder deze bedrijven bevinden zich ondernemingen die wapens en schepen bouwen voor het Volksbevrijdingsleger, beschuldigingen van cyberaanvallen hebben, betrokken zijn bij massale mensenrechtenschendingen en zelfs onder sancties van de Amerikaanse overheid staan.

De rol van Wall Street-firma’s in dit proces is dubbelzinnig. Ze zetten niet alleen in op China met het geld van Amerikaanse beleggers, maar helpen daarmee ook de Chinese expansie en technologische opmars te financieren. Dit ondermijnt het bredere Amerikaanse strategische doel om technologische en economische suprematie te behouden ten opzichte van Beijing. Bovendien informeerden deze beleggingsfirma’s hun klanten niet transparant over de aanzienlijke risico’s die zij lopen door in deze Chinese bedrijven te investeren. Deze verborgen blootstelling maakt het voor de Amerikaanse overheid steeds lastiger om actie te ondernemen, omdat miljoenen Amerikaanse beleggers nu financieel belang hebben bij het in stand houden van deze bedrijven.

Roger Robinson, voormalig voorzitter van de U.S.-China Economic and Security Review Commission en een veteraan op het gebied van economische veiligheidsstrategieën, waarschuwde dat China hiermee een ‘China lobby’ van meer dan 100 miljoen Amerikaanse particuliere beleggers creëerde die financiële belangen hebben bij het tegenwerken van sancties tegen Beijing. Robinson, die al decennialang waarschuwt voor strategische economische kwetsbaarheden, zette zich in om deze sluiproutes tegen te gaan. Zijn kennis van economische oorlogsvoering, opgedaan tijdens de Koude Oorlog en zijn werk voor de National Security Council onder Reagan, gaf hem het inzicht dat het beheersen van financiële stromen essentieel is in geopolitieke conflicten.

Deze situatie benadrukt dat de impact van internationale investeringsindexen en de druk van buitenlandse regeringen op financiële markten vaak onderschat wordt. Het illustreert ook hoe financiële globalisering een geopolitiek wapen kan zijn, waarbij kapitaalstromen niet alleen economische winst nastreven, maar ook strategische doelen dienen. Amerikaanse beleggers worden zo, ongewild en onbewust, onderdeel van een bredere geopolitieke strijd waarin economische dominantie en nationale veiligheid nauw met elkaar verweven zijn.

Het is van belang te begrijpen dat het simpelweg volgen van grote indexen niet zonder risico is. Indexen worden soms politiek beïnvloed en kunnen bedrijven ondersteunen die tegen de belangen van de beleggers en hun landen ingaan. Passief beleggen betekent niet automatisch risicobeperking; het kan juist leiden tot onbewuste blootstelling aan problematische entiteiten. Daarom is diepgaand onderzoek en bewustzijn van de samenstelling en achterliggende belangen van indexen cruciaal voor beleggers die hun risico’s willen beheersen en hun morele standaarden willen handhaven.

Hoe Bannon en Guo Wengui de Verkiezingen Beïnvloedden: Een Samensmelting van Politiek en Propaganda

De situatie rondom de Amerikaanse verkiezingen van 2020, en de invloed van buitenlandse elementen op het verkiezingsproces, is op verschillende manieren complex en verwarrend. Een van de meest intrigerende aspecten van deze invloed was de samenwerking tussen Steve Bannon, voormalig strategisch adviseur van president Donald Trump, en de Chinese miljardair en dissident Guo Wengui. Hun partnerschap was niet alleen een strategische zet in de Amerikaanse politiek, maar ook een reflectie van hoe ver de internationale invloedssferen zich kunnen uitstrekken binnen nationale verkiezingen.

Op de avond van de verkiezingen stond Steve Bannon op een tijdelijk broadcasting-set op het dak van een kantoorgebouw in Washington D.C., met het Capitool op de achtergrond. Het was dezelfde locatie waar CNN in 2016 zijn verkiezingsuitzending had gedaan, maar dit keer was het decor versierd met vlaggen en merchandise van de Make America Great Again-campagne. Bannon leidde zijn eigen live-uitzending voor zijn YouTube-show en podcast War Room: Pandemic, waarin hij alternatieve nieuwsberichten presenteerde die populair waren bij de alt-right. Wat deze uitzending bijzonder maakte, was de aanwezigheid van Lu De (ook wel bekend als Wang Dinggang), de propagandachef van Guo Wengui's media-imperium. Dit was niet zomaar een politieke show; het was de samensmelting van Amerikaanse politiek met de politieke ambities van een Chinese miljardair die geen geheim maakte van zijn verlangen om de Chinese Communistische Partij (CCP) omver te werpen.

De invloed van Guo Wengui op de verkiezingen van 2020 was niet te onderschatten. Zijn media-invloed, via de GTV Media Group en GNews, werd ingezet om informatie te verspreiden die schadelijk was voor de tegenstander van Trump, Joe Biden. Lu De en Bannon gaven direct steun aan de verspreiding van documenten die afkomstig zouden zijn van Hunter Biden’s laptop, documenten die beweerden dat er shady zakelijke deals waren tussen de Bidens en Chinese bedrijven. De laptopsaga werd door Bannon en Rudy Giuliani gepresenteerd als hun "October surprise" – een poging om nieuwe, verontrustende informatie naar buiten te brengen in de weken voorafgaand aan de verkiezingen.

De verspreiding van de documenten en video's die te maken hadden met Hunter Biden’s vermeende onethische gedrag leidde tot grote controverse. Er werd beweerd dat deze informatie op een laptop was gevonden die Hunter Biden had achtergelaten in een computerwinkel in Delaware. Deze onthullingen werden echter vaak niet geloofd door de mainstream media, die de informatie weigerden te verifiëren. Giuliani weigerde zelfs de harde schijf aan de media te tonen, wat de geloofwaardigheid van het hele verhaal in twijfel trok. Dit gebrek aan verifiëerbare bronnen en de twijfels over de herkomst van de laptop gaven de indruk dat er sprake was van een buitenlandse beïnvloedingscampagne.

In feite had Guo Wengui’s betrokkenheid bij de verspreiding van deze informatie iets vreemd aan zich. Hoewel het leek op een poging om Trump te steunen door een vijandige buitenlandse kracht in de politiek te betrekken, was Guo zelf een controversiële figuur, die beweerde de CCP te bestrijden terwijl hij tegelijkertijd een complexe en vaak vijandige relatie had met andere Chinese dissidenten. Guo was namelijk ook betrokken bij intimidatie en bedreigingen van andere Chinese activisten in de Verenigde Staten, iets wat de vraag opriep of zijn beweging werkelijk onafhankelijk was van de invloeden van de CCP. Deze dubbele rol van Guo maakte het moeilijk om te bepalen waar zijn loyaliteiten werkelijk lagen.

De betrokkenheid van Guo, een voormalige CCP-gezant die zichzelf als dissident beschouwde, maakt de situatie des te ingewikkelder. Hij zou kunnen worden gezien als een symbool van hoe persoonlijke en politieke ambities vaak samenvloeien in een internationaal netwerk van invloed en propaganda. Guo's acties tegen Chinese dissidenten, zoals de bedreigingen tegen Pastor Bob Fu, roepen vragen op over de werkelijke doelstellingen van zijn beweging, die beweerde tegen de CCP te strijden. Guo's pogingen om dissidenten in de VS te onderdrukken, gecombineerd met zijn mediacampagnes tegen de Bidens, suggereren een veel complexer geopolitiek spel.

Er is een belangrijke les te trekken uit deze situatie: de manier waarop politiek, buitenlandse invloed en mediastrategieën elkaar in deze tijd vermengen, heeft de grenzen van wat we beschouwen als eerlijke verkiezingscampagnes verder opgerekt. Het is essentieel voor het publiek om zich bewust te zijn van hoe buitenlandse belangen, en de organisaties die ze ondersteunen, invloed kunnen uitoefenen op binnenlandse politiek, zelfs in landen die zichzelf als democratisch beschouwen. Het idee dat buitenlandse entiteiten direct kunnen proberen verkiezingen te beïnvloeden, is niet nieuw, maar de methoden waarmee dit gebeurt zijn diverser en moeilijker te detecteren dan ooit tevoren.

Het is van groot belang om verder te kijken dan alleen de directe beschuldigingen van buitenlandse inmenging, en te erkennen hoe invloed kan worden uitgeoefend via informele netwerken van media, propagandisten en politieke actoren die met elkaar samenwerken om de publieke opinie te sturen. Guo’s rol is daarbij illustratief: zijn acties toonden aan dat buitenlandse invloed niet altijd noodzakelijkerwijs vanuit een staat komt, maar ook kan voortkomen uit invloedrijke figuren die hun eigen agenda en middelen inzetten om politieke doelen in andere landen te bereiken. Het is daarom cruciaal voor de democratie om niet alleen aandacht te hebben voor klassieke vormen van beïnvloeding, maar ook voor de subtielere en minder zichtbare invloeden die de publieke en politieke arena kunnen betreden.