Het idee van de beloning van arbeid in de aristocratische context lijkt misschien een tegenstrijdigheid. Edmund Burke, een van de meest prominente denkers van de 18e eeuw, worstelde met de vraag hoe de waarde van iemands werk kan worden gemeten binnen een systeem van erfelijke aristocratie. Wat voor Burke de kern van deze tegenstrijdigheid vormde, was de uitdaging om zijn eigen waarde te begrijpen in een systeem dat geen ruimte bood voor meetbare, objectieve beloondingen voor individuele prestaties. Hij stelde dat zijn werk onvergelijkbaar was met dat van anderen zoals Bedford, wiens adellijke titel het resultaat was van een erfelijke structuur die niet de persoonlijke verdiensten van de persoon weerspiegelde, maar de privileges van zijn voorouders. In tegenstelling tot de aristocraten, die hun positie verkrijgen via de overdracht van titels en eigendommen, zag Burke zijn eigen waarde als het resultaat van persoonlijke inzet en intellect.
Burke was van mening dat arbeid en beloning twee verschillende concepten waren die niet met elkaar in verhouding kunnen worden gebracht. "Ze zijn incommensurabele hoeveelheden," zei hij. Geld, zo verklaarde hij, was bedoeld voor het comfort van het dierlijke leven, en kan nooit een waardering zijn voor werk dat juist het dierlijke overstijgt. Het is een waarde die niet in materiële termen kan worden gemeten. Wat het regime van de monarchie aan Burke gaf, was geen beloning voor zijn werk, maar een gave van een hogere macht, een gift die ontvangen moest worden zonder verwachtingen van rechtvaardigheid of verdienste.
Deze confrontatie tussen aristocratisch systeem en de beloning van arbeid door een mechanisme van marktwaarde was voor Burke bijzonder problematisch. Hij vond het moeilijk om zijn persoonlijke waarde te plaatsen binnen een samenleving die zowel trouw was aan erfelijke hiërarchieën als bezig was met het opkomende belang van de markt. Binnen de aristocratie moesten persoonlijke prestaties worden gemeten aan de hand van traditie en gevestigde normen, niet door markteconomieën die waardering gaven op basis van succes of falen. Het idee van een "markt" voor waarde was iets waar Burke niet volledig mee in overeenstemming kon komen, omdat hij bleef geloven in de objectieve waarde van erfelijke rangorde, ondanks de opkomende realiteit van kapitalisme.
Het was niet zomaar een theoretisch probleem voor Burke, maar een diep geworteld conflict tussen de samenleving van erfelijke titels en de steeds sterker wordende invloed van de markteconomie. De spanning kwam ook tot uiting in Burke’s houding ten opzichte van de opkomst van nieuwe economische machten, zoals de Engelse Oost-Indische Compagnie, waarvan hij zich zorgen maakte over de rol die privébedrijven speelden in het ondermijnen van politieke en aristocratische macht. Burke had echter geen duidelijk antwoord voor de toekomst, omdat hij uiteindelijk het idee van een maatschappij gebaseerd op marktprincipes verwierp.
Toch heeft zijn werk een onverwachte parallellie met de latere theorieën van het neoliberalisme, vooral met de ideeën van econoom Friedrich Hayek. Hayek, die het kapitalisme voorstond als de beste manier om economische en politieke waarden te behouden, herinterpreteerde politieke actie als een aristocratisch idealisme dat niet meer in de regeringsstructuren te vinden was, maar in de marktomstandigheden. Het kapitalisme werd in zijn visie een middel om de hoogste menselijke waarden tot uitdrukking te brengen, voorbij de bureaucratische en erfelijke structuren die Burke verdedigde. In deze visie wordt economische activiteit niet enkel als efficiënt of nuttig gezien, maar als een arena voor de uitdrukking van aristocratische deugden en artistieke creatie. Deze benadering maakte een einde aan de traditionele opvatting van politiek als een exclusieve wereld van aristocratie, door het te integreren met de realiteit van de markteconomie.
Voor Burke was deze ontwikkeling een pijnlijk besef van de veranderende maatschappelijke krachten. Zijn persoonlijke en financiële beloningen, zoals zijn pensioen, waren onlosmakelijk verbonden met een systeem dat dichter bij de markteconomie stond dan bij het aristocratische systeem waarin hij geloofde. De onopgeloste tegenstrijdigheid in zijn werk weerspiegelt de grotere culturele en economische verschuivingen van zijn tijd, die uiteindelijk in de 19e en 20e eeuw de basis zouden leggen voor de opkomst van moderne markteconomieën.
Toch blijft het belangrijk te begrijpen dat Burke, hoewel hij twijfelde over de rol van de markteconomie, niet volledig terugviel in het oude aristocratische denken. Hij was een product van zijn tijd, waarin de wereld op verschillende manieren begon te veranderen. Het neoliberalisme van latere denkers zoals Hayek biedt een spiegel voor de conflicten waar Burke mee worstelde, maar het is een vooruitgang die hij niet volledig kon omarmen.
De lezer moet begrijpen dat de theoretische worstelingen van Burke over arbeid, beloning en de waarde van mensen in een aristocratisch systeem ook een afspiegeling zijn van bredere sociaal-economische veranderingen die door de tijd heen spelen. Deze worstelingen blijven relevant in discussies over de waarde van arbeid en het belang van marktmechanismen versus erfelijke structuren in hedendaagse samenlevingen. Het is niet enkel de spanning tussen aristocratie en markteconomie die relevant is, maar ook hoe deze ideeën de manier waarop we waarde toekennen aan werk en sociale status beïnvloeden.
Wat is de echte betekenis van conservatisme en het belang van slachtofferschap in de politiek?
Conservatisme heeft in de loop van de tijd een eigenaardige transformatie doorgemaakt. Waar John Locke, David Hume en Adam Smith vaak worden geprezen door de meer beschaafde verdedigers van het conservatisme als de prominente denkers van de beweging, kunnen hun geschriften de eigenaardigheden van het conservatisme niet volledig verklaren. De ware eigenaardigheid van het conservatisme blijkt uit het feit dat een heersende klasse haar aanspraak op macht baseert op een gevoel van slachtofferschap – iets dat, zo lijkt het, voor het eerst in de geschiedenis gebeurt. Plato’s wachters waren wijs; de koning van Thomas van Aquino was goed; Hobbes' soeverein was, nou ja, soeverein. Maar de beste verdediging van de monarchie die Joseph de Maistre kon aandragen, was dat zijn aspirant-koning de "verschrikkelijke school van tegenspoed" had doorlopen en had geleden in de "harde school van tegenslag."
De Maistre had goede redenen om deze verdediging aan te dragen, want zoals we nu weten, is het spelen van de plebejer een belangrijk wapen in het conservatieve arsenaal. Het is echter een verwarrende verdediging. Als het belangrijkste wat een prins op tafel brengt is dat hij eigenlijk een arme man is, waarom zou je dan niet de arme man zelf op de troon zetten? Conservatieven hebben ons niet gevraagd om hen te gehoorzamen, maar om medelijden met hen te hebben — of hen te gehoorzamen omdat we medelijden met hen hebben.
Jean-Jacques Rousseau was de eerste die een politieke theorie van medelijden formuleerde, en daarvoor wordt hij vaak de "Homerus van de verliezers" genoemd. Maar is Edmund Burke, met zijn overdreven verslag van Marie Antoinette, niet ook een kandidaat voor deze titel? Marie Antoinette was een bepaald soort verliezer, een persoon met alles die plotseling alles verloor. Burke zag in haar val een archetype van de klassieke tragedie: de grote persoon die door het lot wordt verlaagd. In de tragedie kan de held alleen maar hopen zijn lot te begrijpen: het rad van de tijd kan niet worden teruggedraaid, het lijden kan niet worden ongedaan gemaakt. Conservatieven daarentegen zijn niet tevreden met verheldering. Ze willen herstel, een kans die geboden wordt door de nieuwe krachten van revolutie en contrarevolutie.
Door zich te identificeren als slachtoffers, worden ze de ultieme modernen, behendige concurrenten in een politiek markt waar rechten en hun afname gewilde goederen zijn. Hervormers en radicalen moeten de onderdrukten en uitgeslotenen overtuigen dat zij rechten en macht hebben. Conservatieven zijn anders. Ze zijn gekrenkt en rechtmatig — gekrenkt omdat ze rechtmatig zijn — en al overtuigd van de rechtvaardigheid van hun zaak en de onvermijdelijkheid van hun overwinning. Ze kunnen zowel slachtoffer als overwinnaar spelen met een overtuiging en vaardigheid waar de subalternen slechts van kunnen dromen. Dit maakt hen geduchte claimanten van onze loyaliteit en affectie. Of we nu rijk of arm zijn, of ergens daartussenin, de conservatief is, zoals Hugo Young zei over Margaret Thatcher, een van ons. Maar hoe overtuigen ze ons ervan dat wij een van hen zijn? Door privilege democratisch te maken en democratie aristocratisch.
De conservatief verdedigt niet het Oude Regime; hij spreekt namens oude regimes – in de familie, de fabriek, het veld. Daar krijgen gewone mannen, en soms vrouwen, de rol van kleine heren en dames, die hun ondergeschikten toezicht houden alsof ze allemaal tot een feodaal landgoed behoren. Lang voordat Huey Long riep: "Elke man een koning," sprak een meer ambigue soort democraat vrijwel dezelfde woorden, zij het met een ander effect: de belofte van democratie is om een andere mens te regeren zoals een monarch zijn onderdanen regeert. De taak van het conservatisme wordt duidelijk: om deze oude regimes te omringen met hekken en poorten, ze te beschermen tegen bemoeizieke indringers zoals de staat of een sociale beweging, en te oreren over mobiliteit en innovatie, vrijheid en de toekomst.
Het aantrekkelijk maken van privilege is een permanent project van het conservatisme, maar elke generatie moet dat project afstemmen op de contouren van zijn tijd. De uitdaging van Barry Goldwater werd gepresenteerd in de titel van zijn boek: hij moest aantonen dat conservatieven een geweten hadden. Niet een hart — hij bekritiseerde Eisenhower en Nixon omdat ze probeerden te bewijzen dat Republikeinen mededogen hadden — of een brein, wat liberalen van John Stuart Mill tot Lionel Trilling altijd hadden betwijfeld, maar een geweten. Politieke bewegingen moeten vaak hun aanhangers ervan overtuigen dat ze succesvol kunnen zijn, dat hun zaak rechtvaardig is en hun leiders slim zijn, maar zelden moeten ze bewijzen dat hun mars een mars van innerlijke verlichting is. Goldwater dacht anders: om nieuwe kiezers aan te trekken en de gelovigen te rallyen, moest het conservatisme zijn idealisme en integriteit vaststellen, zijn absolute onafhankelijkheid van de roep van rijkdom, van privilege en materialisme — van de werkelijkheid zelf.
Conservatisme heeft altijd een creedal beweging geweest — al was het maar om de creeds van links te weerstaan. "De andere kant heeft een ideologie," verklaarde Margaret Thatcher. "Wij moeten die ook hebben." Om het linkse te bestrijden, moest de rechterkant het linkse nabootsen. Goldwater begreep dat. Tijdens het Gilded Age hadden conservatieven vakbonden en overheidsregulering bestreden door de vrijheid van arbeiders om met hun werkgever te contracteren te benadrukken. Liberalen beweerden dat deze vrijheid illusoir was: arbeiders hadden niet de middelen om naar eigen wens te contracteren; echte vrijheid vereiste materiële middelen. Goldwater was het ermee eens, maar hij draaide hetzelfde argument om tegen de New Deal: hoge belastingen ontnamen arbeiders hun loon, waardoor ze minder vrij waren en minder in staat waren om vrijheid uit te oefenen.
Hoewel conservatisme vaak wordt geassocieerd met de verdediging van traditionele waarden en de status quo, is het niet minder ideologisch dan de bewegingen die het probeert tegen te gaan. Het conservatisme heeft altijd geprobeerd zichzelf te definiëren door de strijd tegen de ideologieën van de linkse tegenhangers, met als doel om een samenleving te creëren waarin de morele en spirituele dimensies van het leven boven de materiële worden verheven.
Hoe een moderne gebruikerservaring te creëren met dynamische thema’s, meldingen en integraties in een Python-webapplicatie
Hoe de Robots de Oude Wereld Hervormden: Een Blik op de Reconstructie van Timbuctoo en Andere Steden
Hoe kan Amerika’s immigratiebeleid de toekomst van de ‘Dreamers’ beïnvloeden?
Hoe Zelfstandig Ondernemen en Vastgoed de Weg naar Succes Kunnen Leiden: Het Verhaal van Barden

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский