Hypothermie is een ernstige klinische toestand die ontstaat wanneer de kerntemperatuur van het lichaam onder de 35°C daalt. Het betreft een spectrum van fysiologische ontregelingen, variërend van lichte verstoringen in gedrag en motoriek tot complete circulatoire collaps en overlijden. Deze toestand kan primair zijn – veroorzaakt door blootstelling aan extreme koude – of secundair, het gevolg van een falend thermoregulatiesysteem. Beide vormen kunnen gelijktijdig voorkomen. Systemische hypothermie moet altijd worden overwogen bij patiënten met langdurige blootstelling aan koude, vooral bij degenen met een voorgeschiedenis van koudeletsels.

De diagnostiek vereist een nauwkeurige meting van de kerntemperatuur met een sonde die meet tot minimaal 25°C. Voorzichtigheid is geboden bij het interpreteren van laboratoriumwaarden, aangezien opwarming van bloedmonsters tot 37°C foutieve uitslagen kan geven. Klinisch zijn de symptomen aspecifiek en sterk afhankelijk van de fysieke conditie van de patiënt en de duur en intensiteit van de blootstelling. Hypoglykemie, trauma, intoxicaties en infecties moeten worden uitgesloten, evenals perifeer koudeletsel.

Hypothermie wordt onderverdeeld in vier stadia. Stadium I (32–35°C) wordt gekenmerkt door rillingen en mogelijke coördinatiestoornissen, maar met intacte hemodynamiek en bewustzijn. Bij stadium II (28–32°C) verdwijnen de rillingen en treden bradycardie, gedilateerde pupillen, vertraagde reflexen en verwarring op. Het ECG toont vaak Osborn-golven – positieve deflecties aan het einde van het QRS-complex, het duidelijkst zichtbaar in de afleidingen II, V5 en V6. In stadium III (24–28°C) is er verlies van bewustzijn met nog aanwezige vitale functies, terwijl stadium IV (lager dan 24°C) gekenmerkt wordt door afwezige vitale tekenen. Cruciaal hierbij is dat een patiënt klinisch dood kan lijken, terwijl volledige reversibiliteit van hypothermie nog mogelijk is.

Behandeling begint met snelle ondersteuning van ademweg, ademhaling en circulatie. Het verwijderen van natte, koude kleding en het toepassen van droge, warme materialen is essentieel. Stadium I-patiënten kunnen veilig worden behandeld met passieve externe opwarming, zoals het wisselen van kleding en het gebruik van dekens. Indien mogelijk wordt fysieke activiteit aangeraden om endogene warmteproductie te stimuleren. Actieve externe opwarming – bijvoorbeeld met verwarmde dekens of baden tot 40°C – is effectief bij milde gevallen.

Bij ernstiger hypothermie (stadium II en III) zijn warm infuusvloeistoffen (38–42°C) noodzakelijk, evenals continue monitoring van vitale functies en hartritme. Naarmate hypothermie verergert, stijgt het risico op complicaties zoals rewarming shock, postrewarming aritmieën, lactaatacidose en afterdrop – een verdere daling van de kerntemperatuur veroorzaakt door de terugkeer van koud perifeer bloed naar het centrale compartiment. Het risico op fatale hartritmestoornissen neemt aanzienlijk toe bij onzorgvuldig hanteren van de patiënt; rescue collapse kan optreden bij minimale bewegingen.

Voor patiënten met hemodynamische instabiliteit of hartstilstand is extracorporale circulatie (ECMO of hart-longmachine) de voorkeursbehandeling. Hierbij zijn centra met deze faciliteiten onmisbaar. In dergelijke gevallen moet reanimatie (CPR) worden voortgezet totdat een kerntemperatuur van minstens 32°C is bereikt. Onder de 30°C is farmacologische therapie vaak ineffectief; focus ligt dan op kwalitatief hoogstaande CPR gecombineerd met agressieve opwarming. Adrenaline of vasopressine kan overwogen worden, hoewel de effectiviteit bij ernstige hypothermie beperkt blijft tot rewarming.

Herwonnen spontane circulatie betekent niet noodzakelijk herstel. Deze patiënten bevinden zich in een kritieke fase met een hoog risico op multiorgaanfalen. Strikte observatie en monitoring zijn vereist tijdens opname, evenals voortdurende controle op elektrolyten, zuur-base-evenwicht en tekenen van orgaandisfunctie.

Naast medische interventie is preventie fundamenteel. Dit begint met educatie van risicogroepen zoals atleten, militairen, buitensporters en hun begeleiders. Begrip van symptomen, risicofactoren, en de noodzaak van acclimatisatie is onmisbaar. Dehydratie en elektrolytenstoornissen verergeren de gevolgen van koude-expositie. Daarom is het van belang om voldoende vochtinname te waarborgen, met inbegrip van elektrolyten – enkel water drinken kan leiden tot hyponatriëmie. Zouttabletten daarentegen verhogen het risico op hypernatriëmie en zijn afgeraden. Monitoring van vochtbalans en vroegtijdige interventie zijn sleutelcomponenten bij fysieke inspanning in koude omstandigheden.

Wat zijn de belangrijkste longziekten die verband houden met beroepsmatige blootstelling aan schadelijke stoffen?

Asbestose is een aandoening die kenmerkend is voor werknemers die gedurende vele jaren (meestal 10–20 jaar) in contact komen met asbestvezels, zoals scheepsbouwers, bouwvakkers, pijpfitters en isolatiemonteurs. Deze ziekte kenmerkt zich door de ontwikkeling van nodulaire interstitiële fibrose, die vaak pas na lange tijd tot uiting komt. De eerste symptomen verschijnen doorgaans pas na 15 jaar of langer en omvatten progressieve dyspneu (kortademigheid), inademingsgeluiden bij auscultatie, en in sommige gevallen cyanose en clubbing van de vingers. Klinisch gezien is het een ziekte die zich langzaam ontwikkelt, maar zich in een vroeg stadium al kan manifesteren met piepende ademhaling en inspiratoire crepitaties.

Radiografisch zijn er bepaalde aanwijzingen die wijzen op asbestose, zoals lineaire strepen in de longbasissen en kleine nodulaire afwijkingen van verschillende vormen en maten, die ook wel ‘honingraatveranderingen’ worden genoemd. In geavanceerde gevallen kan de aanwezigheid van pleuraplaques, vaak zichtbaar op röntgenfoto’s, een diagnostische aanwijzing zijn. Het gebruik van hoge-resolutie computertomografie (HRCT) is de meest betrouwbare manier om asbestose te diagnosticeren, aangezien deze techniek in staat is om interstitiële fibrose te detecteren en de aanwezigheid van pleuraplaques te visualiseren.

Naast de radiografische bevindingen kunnen laboratoriumtests wijzen op een verhoogd aantal witte bloedcellen (leukocytose), hypoxemie en de aanwezigheid van specifieke antilichamen tegen asbest. Patiënten die langdurig aan asbest zijn blootgesteld, vertonen vaak een verminderde diffusiestroomcapaciteit en restrictieve longfunctiestoornissen bij longfunctieonderzoeken. Rokers die aan asbest worden blootgesteld, lopen een verhoogd risico op zowel longkanker als de verergering van pleurale en parenchymale afwijkingen. Dit komt doordat roken de afvoer van korte asbestvezels uit de longen kan belemmeren.

In de subacute en chronische stadia van asbestose, vooral als gevolg van een soortgelijk proces als hypersensitiviteit pneumonitis, kunnen er zich meer systemische symptomen ontwikkelen, zoals gewichtsverlies, anorexie en een verergering van de dyspneu. Het HRCT kan dan een verscheidenheid aan afwijkingen vertonen, zoals gelige of nodulaire opaciteiten en tekenen van luchtvasthouding. Bij patiënten met een chronische vorm van hypersensitiviteit pneumonitis kunnen littekens ontstaan in het longweefsel, hetgeen vaak resulteert in een verstoorde gaswisseling en een afname van de longcapaciteit.

De behandeling van asbestose is voornamelijk gericht op het vermijden van verdere blootstelling aan asbest. Dit betekent vaak een verandering van beroep. Bij acute gevallen van hypersensitiviteit pneumonitis kan een kortstondige behandeling met orale corticosteroïden nodig zijn om de ontsteking te onderdrukken. Langdurige behandeling kan noodzakelijk zijn voor patiënten die ernstige of chronische vormen van de aandoening ontwikkelen, hoewel er geen specifieke medicatie is die het proces daadwerkelijk omkeert.

Naast asbest zijn er andere beroepsgebonden aandoeningen die verband houden met blootstelling aan verschillende soorten stof of chemicaliën. Zo kunnen talc en andere minerale stoffen ook leiden tot pleuraplaques, vergelijkbaar met asbest. Ook kunnen er aandoeningen zoals pneumoconiose (bijvoorbeeld kolenlong) optreden als gevolg van langdurige blootstelling aan antracietkolenstof. Deze aandoeningen, evenals aandoeningen zoals silicosis of berylliose, kunnen zich geleidelijk ontwikkelen, afhankelijk van de duur en intensiteit van de blootstelling.

Ziekten zoals allergische alveolitis, veroorzaakt door blootstelling aan organische stof (bijvoorbeeld van dieren, schimmels of landbouwproducten), kunnen ook voortkomen uit beroepsgebonden omgevingen. Beroepsmatige longziekten moeten altijd in overweging worden genomen bij patiënten met een longaandoening, vooral als er sprake is van een relevant beroepsverleden. In dit verband is het essentieel om gedetailleerde informatie te verkrijgen over de werkplek van de patiënt, inclusief blootstelling aan schadelijke stoffen en de aard van de werkzaamheden.

De herkenning en diagnose van dergelijke aandoeningen vereisen een grondige anamnese en, vaak, geavanceerde beeldvormingstechnieken zoals HRCT. Het is essentieel om niet alleen de anamnese van de patiënt goed af te nemen, maar ook laboratoriumonderzoek en longfunctieonderzoek uit te voeren om een goed beeld te krijgen van de ernst en het stadium van de aandoening.

Hoe om te gaan met ademhalingsproblemen en elektrolytenstoornissen bij hoge hoogte

Wanneer men zich op grote hoogte bevindt, kunnen de zuurstofniveaus in het bloed drastisch afnemen, wat leidt tot een aantal fysiologische reacties. Het belangrijkste probleem is een verminderde zuurstofopname door de longen, wat resulteert in hypoxie. Dit kan op zijn beurt diverse complicaties veroorzaken, zoals ventilatie/perfusie-ongelijkheid, hypoxemie, en verschillende vormen van ademhalingsinsufficiëntie. De behandeling is altijd gericht op de onderliggende oorzaken van de symptomen en vereist een diepgaande kennis van de fysiologische en pathofysiologische processen die op deze hoogte plaatsvinden.

Bij acute gevallen, zoals bij ernstige anemie of hyperventilatiesyndroom veroorzaakt door angst, moet de traditionele behandeling, zoals ademhalen in een papieren zak, juist worden vermeden. Dit type therapie corrigeert de PCO2-niveaus niet effectief en kan zelfs de PO2 verder verlagen, wat de situatie verergert. Het geruststellen van de patiënt kan soms voldoende zijn, maar indien het proces aanhoudt, kan sedatie noodzakelijk zijn. Hyperventilatie is vaak zelfbeperkend, omdat de spierzwakte die door respiratoire alkalose wordt veroorzaakt, de ademhaling zal onderdrukken.

Verder is het belangrijk te realiseren dat bij patiënten met een ernstige elektrolytenstoornis, bijvoorbeeld bij een langdurige respiratoire alkalose, de behandeling gericht moet zijn op het corrigeren van de zuur-basebalans. Bij acute gevallen van respiratoire alkalose kan het snel corrigeren van de hypocapnie leiden tot metabole acidose. Dit komt doordat de compensatoire vermindering van HCO3- door het lichaam bijdraagt aan een verstoorde zuur-basebalans, waardoor ernstige complicaties kunnen ontstaan. Het snel verhogen van de PCO2 kan dit probleem verergeren, wat leidt tot verslechterde klinische uitkomsten.

Een andere complicatie die vaak voorkomt in gevallen van ademhalingsinsufficiëntie is het optreden van pulmonale aandoeningen zoals interstitiële longziekte of longoedeem. Het optreden van pulmonale embolieën of pneumonie kan de situatie verergeren, vooral wanneer er al sprake is van verminderde zuurstofopname. Het is essentieel dat artsen deze aandoeningen snel diagnosticeren en behandelen, aangezien een verergering van de pulmonale status kan leiden tot fatale gevolgen. Daarom wordt een nauwkeurige ventilatie- en perfusiebeoordeling aangeraden.

Wat betreft de behandeling van hypoxemie en respiratoire insufficiëntie bij hoge hoogte, moet men rekening houden met het belang van zorgvuldig beheer van de vochtbalans. Voor patiënten die parenterale vocht- en elektrolytenondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld na langdurige mechanische ventilatie, moet men zorgvuldig afwegen welke vloeistoffen en elektrolyten het beste zijn voor het herstel van de patiënt. Er moet een verschil worden gemaakt tussen de verschillende vloeistofverliezen, zoals die door zweet, maag- en darmsappen, en diëten, om het juiste vloeistofregime voor elke patiënt te bepalen.

De keuze van de infusievloeistoffen is van groot belang. Bij patiënten die ernstig ziek zijn of getroffen zijn door een nierziekte, kunnen er complicaties optreden bij het gebruik van standaard zoutoplossingen, zoals een verminderde glomerulaire filtratiesnelheid (GFR). Het gebruik van gebalanceerde kristalloïden, zoals Ringer-lactaat, heeft in deze gevallen de voorkeur, omdat dit de kans op metabole acidose vermindert en een betere nierfunctie kan ondersteunen.

In sommige gevallen is parenterale voeding nodig, vooral wanneer de patiënt voor een langere tijd afhankelijk is van vloeistoftherapie zonder orale inname van voedingstoffen. Dit kan het geval zijn bij patiënten die langdurig op de intensive care verblijven, afhankelijk zijn van dialyse, of herstellende zijn van ernstige operaties. Het is van essentieel belang om te zorgen voor een continue en gebalanceerde toediening van aminozuren, lipiden, en vitamines om een adequate voedingsstatus te behouden en complicaties zoals spierafbraak of immunosuppressie te voorkomen.

Naast de directe behandeling van zuur-baseverstoring en elektrolytenbalans, is het belangrijk voor de patiënt om te begrijpen dat de fysiologische reacties op hoogte zowel acuut als chronisch van aard kunnen zijn. In acute gevallen kunnen symptomen zoals duizeligheid, ademhalingsmoeilijkheden en perifere paresthesieën optreden, vaak veroorzaakt door een verstoring van de calcium- en kaliumspiegels als gevolg van respiratoire alkalose. Wanneer de elektrolytenbalans niet snel gecorrigeerd wordt, kunnen er meer ernstige neurologische of cardiovasculaire complicaties optreden, zoals tetanie of hypotensie. Daarom moet de behandeling niet alleen gericht zijn op het corrigeren van de ademhalingsstoornissen, maar ook op het ondersteunen van de algehele fysiologische functies.

In dit soort gevallen is het van cruciaal belang om het vochtbeheer zorgvuldig te monitoren, vooral voor patiënten die zich op grote hoogte bevinden of die langdurige luchtvaart- of klimervaringen hebben gehad. Het gebruik van een combinatie van hydraterende vloeistoffen, elektrolyten en glucose-oplossingen kan de noodzakelijke energie en metabolische ondersteuning bieden, waardoor het herstel wordt versneld en verdere complicaties worden voorkomen.