In de wereld van diepe neurale netwerken zijn er veel verschillende architecturen en technieken die elk een specifiek doel dienen. Een van de meest invloedrijke innovaties in dit veld is de ontwikkeling van convolutionele neurale netwerken (CNN), die vooral zijn geëvolueerd om data met een natuurlijke ruimtelijke structuur te verwerken, zoals afbeeldingen, tijdreeksen en volumetrische data. Dit heeft geleid tot enorme vooruitgangen in taken zoals beeldherkenning, spraakverwerking en zelfs medische beeldanalyse.
Wat CNNs uniek maakt, is hun vermogen om gebruik te maken van de ruimtelijke relaties in de inputgegevens door middel van de convolutieoperatie. Deze aanpak maakt het mogelijk om het aantal te leren parameters drastisch te verminderen, wat de reken- en geheugenkosten verlaagt, terwijl de effectiviteit wordt behouden. Het uitgangspunt is eenvoudig: elke regio van de inputdata wordt op dezelfde manier behandeld. Dit is in tegenstelling tot volledig verbonden netwerken, waar elke verbinding tussen neuronen een apart gewicht heeft.
De basis van een CNN ligt in de operatie van convolutie, die een filter (ook wel kernel genoemd) over de inputdata schuift en bij elke positie een innerlijk product berekent. Dit proces kan worden geïnterpreteerd als het toepassen van een bepaald type gewogen som over lokale regio's van de input. In de klassieke continue setting is de convolutie van twee functies 𝑓 en 𝑔 gedefinieerd als een integraal, maar in de discrete versie (die we veel tegenkomen in deep learning) wordt dit op een eenvoudige manier uitgevoerd door de waarden van de input en kernel te combineren op basis van hun relatieve posities.
In het geval van een 1D-convolutie kan dit worden weergegeven als een sumproduct tussen de kernel 𝑔 en de invoer 𝑓. Wanneer de kernel over de input schuift, berekent het de output op elke locatie. Dit proces kan worden uitgebreid naar hogere dimensies. In de praktijk gebruiken we vaak 2D-convoluties, wat betekent dat de kernel over een 2D-invoer schuift, zoals een afbeelding. De kernoperator die we gebruiken in deep learning wordt meestal aangeduid als cross-correlation, waarbij de volgorde van de elementen in de kernel niet wordt omgekeerd, zoals in klassieke convolutie.
Wat maakt CNNs zo krachtig is hun mogelijkheid om verschillende lagen van convoluties te combineren. In de eerste laag van een CNN kan een netwerk bijvoorbeeld eenvoudige kenmerken zoals randen detecteren, terwijl latere lagen steeds complexere patronen leren, zoals teksturen, objecten of zelfs gezichten. Het netwerk is in staat om deze hiërarchieën van abstracties te leren zonder expliciet geprogrammeerd te zijn om deze specifieke kenmerken te herkennen.
Maar naast convolutie bevat een CNN vaak ook een andere belangrijke operatie: pooling. Pooling wordt gebruikt om de ruimtelijke dimensies van de input te verkleinen, wat het aantal parameters verder reduceert en de berekeningen sneller maakt. Meestal wordt een max-pooling toegepast, waarbij voor elke regio in de input alleen de grootste waarde wordt geselecteerd. Deze techniek zorgt ervoor dat het netwerk minder gevoelig is voor kleine verschuivingen of vervormingen in de input.
De kracht van CNNs wordt verder versterkt door de toepassing van gewichtsdeling. In plaats van dat elk neuron in een laag zijn eigen unieke gewicht heeft, wordt hetzelfde gewicht meerdere keren gebruikt over verschillende delen van de input. Dit komt doordat de ruimte die een bepaald kenmerk inneemt vaak hetzelfde is, ongeacht waar het zich bevindt in de input (bijvoorbeeld een rand in een afbeelding). Dit zorgt voor een enorme reductie in het aantal parameters en maakt het netwerk veel efficiënter in termen van zowel geheugen als rekenkracht.
Het trainen van een CNN gebeurt via een proces genaamd backpropagation, waarbij de fout tussen de voorspelde output en de werkelijke waarde wordt teruggevoerd door het netwerk, en de gewichten worden aangepast om de fout te minimaliseren. Dit is vergelijkbaar met andere diepgaande netwerken, maar in CNNs wordt er bij elke laag rekening gehouden met de lokale structuur van de input.
Wat betreft de gewichtsinitialisatie in CNNs, is het gebruikelijk om technieken zoals de Xavier-initialisatie toe te passen om ervoor te zorgen dat de variantie van de activaties en de gradiënten in de verschillende lagen consistent blijven. Dit is cruciaal omdat een slechte initialisatie kan leiden tot het probleem van verdwijnende of exploderende gradiënten, wat de training van diepe netwerken moeilijk maakt. Voor netwerken met specifieke activatiefuncties zoals ReLU is de He-initialisatie vaak een betere keuze, omdat het rekening houdt met de asymmetrie van de ReLU-functie.
Het is belangrijk te begrijpen dat de aannames die ten grondslag liggen aan de meeste van deze initialisaties en netwerktechnieken simplificaties zijn van de werkelijke complexiteit van de netwerken die we trainen. In de praktijk blijken deze benaderingen echter verrassend goed te werken, zelfs als sommige van de onderliggende aannames niet altijd volledig accuraat zijn. Ondanks de beperkingen hebben deze technieken aanzienlijke verbeteringen gebracht in de prestaties van gradient descent-algoritmen en zijn ze de de facto standaard in veel deep learning-modellen.
De volgende stap in het begrijpen van CNNs is te realiseren dat hoewel deze netwerken in veel toepassingen effectief zijn, ze niet zonder beperkingen zijn. Het is belangrijk om de juiste keuze van netwerktopologie en hyperparameters te maken, afhankelijk van de specifieke taak. Verder vereist het trainen van diepe netwerken aanzienlijke rekenkracht, vooral bij het werken met grote hoeveelheden gegevens, wat een uitdaging kan zijn in omgevingen met beperkte middelen.
Hoe Padding en Max Pooling Werken in Convolutionele Neurale Netwerken (CNN)
In de wereld van deep learning, en specifiek in convolutionele neurale netwerken (CNN), zijn padding en max pooling twee fundamentele technieken die de prestaties van het model verbeteren. Deze concepten helpen niet alleen bij het optimaliseren van de netwerkstructuur, maar zorgen er ook voor dat we ruimte voor aanpassingen kunnen creëren, afhankelijk van de vereisten van een specifieke taak. In dit hoofdstuk wordt een nadere blik geworpen op deze technieken, met een focus op hoe ze werken, waarom ze belangrijk zijn, en wat ze bijdragen aan de architectuur van een CNN.
Padding is een techniek die wordt toegepast bij convolutiebewerkingen om te voorkomen dat de uitvoer kleiner wordt dan de invoer. Dit is belangrijk in situaties waarin we de afmetingen van de inputgegevens willen behouden na de convolutie. Het meest gebruikte type padding is zero padding, waarbij de rand van de afbeelding wordt opgevuld met nullen. Dit kan worden geïllustreerd met een eenvoudig voorbeeld: stel je voor dat we een beeld van grootte hebben en we passen een kern van grootte toe. Zonder padding zou de uitvoer na de convolutie een kleinere dimensie hebben dan de oorspronkelijke invoer. Door padding toe te voegen, zorgen we ervoor dat de uitvoer dezelfde afmetingen heeft als de invoer, waardoor de ruimtelijke kenmerken behouden blijven.
In een typisch scenario wordt zero padding gedefinieerd door de waarden aan de rand van het invoerbeeld te vervangen door nullen. Bijvoorbeeld, als we een beeld hebben van en we willen een kern van grootte toepassen, kunnen we zero padding aan de randen van het beeld toevoegen. Dit zorgt ervoor dat de afmetingen van de uitvoer blijven, ongeacht de grootte van de kern. Het is belangrijk te begrijpen dat zero padding niet de daadwerkelijke inhoud van het beeld verandert, maar alleen de randen opvult om ervoor te zorgen dat de convolutie op elke pixel kan worden uitgevoerd zonder dat informatie verloren gaat.
Het proces van padding kan verder worden aangepast door de hoeveelheid padding aan te passen. In de praktijk wordt vaak een padding van 1 of 2 toegepast, afhankelijk van de toepassing en de grootte van de gebruikte kern. In software zoals PyTorch worden verschillende paddingmodi ondersteund, die variëren in de manier waarop de uit-de-banden-waarden worden behandeld. Het is essentieel om te begrijpen dat hoewel zero padding de standaardkeuze is, andere paddingtechnieken zoals "reflect" of "replicate" padding ook beschikbaar zijn, waarbij respectievelijk de randen worden gereflecteerd of herhaald.
Naast padding is max pooling een andere veelgebruikte techniek in CNN's. Max pooling helpt bij het verminderen van de ruimtelijke afmetingen van de invoer door alleen de maximale waarde binnen een bepaald gebied (of "window") te behouden. Dit helpt niet alleen de computationele kosten te verlagen, maar zorgt er ook voor dat de belangrijke kenmerken van de invoer behouden blijven, terwijl minder belangrijke details worden weggefilterd. Max pooling is vooral nuttig bij beeldverwerking en classificatie, waar het de networkarchitectuur vereenvoudigt en de prestaties verbetert door redundante informatie te verwijderen.
Bij max pooling wordt een venster (meestal van of grootte) over het invoerbeeld verschoven. Voor elke positie van het venster wordt de maximale waarde binnen het venster genomen en behouden. Dit zorgt ervoor dat de ruimtelijke resolutie van de afbeelding wordt verlaagd, wat bijdraagt aan de efficiëntie van het model. Bijvoorbeeld, als we een max poolingtoepassing op een afbeelding van grootte uitvoeren, zal de uitvoer een afbeelding van zijn. Dit maakt het model minder gevoelig voor kleine verschuivingen of vervormingen in de inputgegevens, wat van cruciaal belang is in toepassingen zoals objectherkenning en gezichtsherkenning.
Hoewel max pooling een eenvoudige techniek is, is het belangrijk om de impact van het kiezen van de juiste poolingsgrootte te begrijpen. Te grote poolingvensters kunnen te veel informatie verloren laten gaan, terwijl te kleine vensters mogelijk niet genoeg compressie bieden. Het kiezen van de juiste maat voor de poolingvensters kan helpen bij het optimaliseren van de balans tussen snelheid en nauwkeurigheid van het model.
Naast de fundamentele technieken van padding en max pooling kunnen er aanvullende strategieën worden toegepast in convolutionele netwerken om prestaties verder te verbeteren. Bijvoorbeeld, bij het werken met afbeeldingen van verschillende formaten kan het nuttig zijn om verschillende soorten padding te gebruiken, afhankelijk van de gewenste uitvoergrootte en de aard van de inputgegevens. Bovendien kunnen technieken zoals gemiddelde pooling of globaal gemiddelde pooling worden toegepast om de netwerken verder te vereenvoudigen, vooral in de laatste lagen van het netwerk, wat leidt tot een efficiëntere representatie van de gegevens.
Het is ook belangrijk te begrijpen dat zowel padding als pooling direct van invloed kunnen zijn op de manier waarop het netwerk leert en de prestaties van het model beïnvloeden. In veel gevallen kan het optimaliseren van deze parameters zelfs het verschil maken tussen een goed presterend model en een inefficiënt model.
Hoe een meester in gokken zijn gelijke ontmoet: het verhaal van Hop Wah en Dandy Dick
De Opkomst van Trump en de Klimaat van Angst: Immigratie, Economie en Populisme in de 21ste Eeuw
Hoe je Dynamische Formulieren in FastAPI Maakt met Conditie en Validatie
Wat maakt de maan en Mercurius bijzonder?

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский