Het examen van het American Board of Family Medicine (ABFM) heeft als doel familieartsen te toetsen op hun “cognitieve expertise”. Dit betekent dat de artsen moeten aantonen dat zij diepgaande, actuele en praktische kennis bezitten die onmisbaar is voor het leveren van hoogwaardige patiëntenzorg. Family medicine is een van de eerste specialismen die het verplicht stelde om deze expertise herhaaldelijk te demonstreren, waarmee de specialiteit haar positie binnen de medische wereld verstevigt. Deze voortdurende toetsing benadrukt het belang van het bijblijven met de laatste ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg, een dynamisch en constant veranderend veld.

De inhoud van het examen wordt jaarlijks aangepast aan een zogenaamde “Blueprint”, die in 2022 voor 90% gebaseerd was op orgaangebonden kennisgebieden. Denk hierbij aan het respiratoire systeem, cardiovasculaire, musculoskeletale, gastro-intestinale, speciale zintuigen zoals gehoor en zicht, endocriene, dermatologische, neurologische en psychogene systemen. Deze focus onderstreept de breedte en diepte van kennis die van een family physician verwacht wordt, waarbij het klinisch inzicht in diverse systemen cruciaal is.

Naast het hebben van een solide en actuele kennisbasis, is vertrouwen in het kunnen afleggen van meerkeuzetoetsen essentieel. Het is niet ongebruikelijk dat artsen met een sterke klinische achtergrond moeite ervaren met het format van het examen, wat ook benadrukt dat testen een aparte vaardigheid is die aangeleerd moet worden. Het proces van examenvoorbereiding gaat daarom niet alleen over het verwerven van kennis, maar ook over het ontwikkelen van strategieën om die kennis effectief toe te passen binnen de context van toetsvragen.

Het boek waaruit deze informatie is gehaald, heeft als doel de arts te voorzien van beknopte, gemakkelijk toegankelijke klinische kennisfragmenten die gericht zijn op de kernaspecten van ziektebeelden en behandelingen. Het is ontworpen om snel gelezen te worden, met het oog op het oefenen van kennis via toetsvragen. Dit ondersteunt het zelfvertrouwen van de kandidaat en helpt bij het adequaat beantwoorden van vragen onder tijdsdruk.

Belangrijk is dat het studiemateriaal niet de plaats inneemt van een individuele patiëntbeoordeling. Diagnostiek en behandeling moeten altijd afgestemd zijn op unieke patiëntkenmerken zoals leeftijd, gewicht, geslacht, voorgeschiedenis, medicatiegebruik en laboratoriumwaarden. De arts blijft volledig verantwoordelijk voor zijn of haar medische besluiten en moet bij twijfel meerdere informatiebronnen raadplegen, zeker bij het voorschrijven van medicatie. Zo is het cruciaal om de bijsluiters en productinformatie van geneesmiddelen te bestuderen, vooral bij nieuwe, zelden gebruikte of smal therapeutische middelen.

Het voortdurend veranderen van medische kennis vraagt om een kritische en onafhankelijke evaluatie van nieuwe informatie en een zorgvuldige toepassing in de praktijk. Het examen en het bijbehorende studiemateriaal zijn hulpmiddelen om de arts te ondersteunen in deze voortdurende professionalisering, maar de ultieme verantwoordelijkheid ligt altijd bij de individuele behandelaar.

Wat zijn de eerste behandelkeuzes en diagnostische overwegingen bij psychiatrische stoornissen?

Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) vormen de eerstelijnsbehandeling bij paniekstoornis en obsessief-compulsieve stoornis (OCS). Deze klasse van antidepressiva staat bekend om haar werkzaamheid en relatief gunstig bijwerkingenprofiel. In de behandeling van bipolaire stoornis is een combinatie van lithium, anti-epileptica zoals valproïnezuur en lamotrigine, en atypische antipsychotica gebruikelijk. Lithium is effectief als stemmingsstabilisator, maar vereist zorgvuldige controle op schildklier- en nierfunctie, omdat het hypothyreoïdie kan induceren, vooral bij vrouwen.

Voor patiënten met manie zijn verhoogde psychomotorische activiteit, euforie, impulsiviteit, grootheidsideeën en geïrriteerdheid klassieke symptomen. Deze manifestaties worden vaak verkeerd geïnterpreteerd als creatieve of energieke episodes, terwijl ze in feite wijzen op verstoorde stemming en beoordelingsvermogen.

Het onderscheid tussen delirium en dementie is essentieel in de klinische praktijk. Delirium ontwikkelt zich acuut, vaak binnen uren tot dagen, en wordt gekenmerkt door fluctuaties in bewustzijn en cognitieve functies. Dementie daarentegen kent een sluipend begin en een progressief verloop over maanden tot jaren.

Wat betreft gedwongen opname bij psychiatrische stoornissen zijn er drie belangrijke criteria: een gediagnosticeerde psychische aandoening, een reëel en substantieel risico op lichamelijke schade aan zichzelf of anderen, of het onvermogen om in basisbehoeften te voorzien (“ernstig verminderd zelfzorgvermogen”). In veel rechtsgebieden is een noodopname van 72 uur mogelijk zonder rechterlijke toetsing, gevolgd door een juridische procedure voor langdurige opname.

Bij depressieve stoornissen is een familiale voorgeschiedenis een van de belangrijkste predisponerende factoren. Bepaalde antidepressiva zoals bupropion (ook gebruikt bij rookstop) worden geprefereerd wanneer seksuele disfunctie vermeden moet worden. Andere middelen, zoals mirtazapine, zijn nuttig bij gewichtsverlies bij ouderen, terwijl trazodon en amitriptyline door hun sedatieve eigenschappen geschikt zijn bij slapeloosheid. Sommige SSRI's, zoals sertraline, veroorzaken vaker gastro-intestinale bijwerkingen zoals diarree. Een ander veelvoorkomend bijeffect bij deze middelen is geeuwen, dat opvallend frequent optreedt maar klinisch doorgaans onschuldig is.

Bij de diagnose van erectiestoornissen is het cruciaal psychogene oorzaken te onderscheiden van somatische. Behoud van nachtelijke erecties duidt vaak op een psychogene oorsprong, terwijl hun afwezigheid eerder wijst op een organische etiologie.

Voor de behandeling van obsessief-compulsieve stoornis wordt cognitieve gedragstherapie (CGT) in combinatie met farmacotherapie als effectief beschouwd. In het geval van boulimia nervosa geldt CGT als eerste keuze. Fluoxetine is in de VS goedgekeurd als medicamenteuze behandeling voor deze eetstoornis. Voor de preventie van terugval bij alcoholverslaving zijn naltrexon en acamprosaat eerste keus; topiramaat en disulfiram worden als tweede lijn ingezet. Bij alcoholontwenning zijn langwerkende benzodiazepines zoals diazepam en chloordiazepoxide effectief in het voorkomen van insulten en delirium.

Langdurig gebruik van fenytoïne kan leiden tot osteoporose, wat een belangrijke overweging is bij chronisch gebruik. Bij gebruik van methadon of buprenorfine/naloxon (Suboxone) in de behandeling van opioïdverslaving is het aangetoond dat dit het risico op HIV en hepatitis B en C aanzienlijk verlaagt, vooral bij intraveneuze gebruikers.

In het kader van slaapstoornissen is het belangrijk de slaapfasen te onderscheiden. De diepe slaap (NREM fase 3) neemt af met de leeftijd, terwijl de REM-slaap, waarin dromen voorkomen en spieractiviteit sterk is geremd, relatief constant blijft. Alfa-golven op het EEG duiden op waakzaamheid met gesloten ogen. Circadiane slaapstoornissen kunnen doeltreffend behandeld worden met lichttherapie.

Dissociatieve identiteitsstoornis wordt gekenmerkt door het bestaan van twee of meer persoonlijkheden binnen één individu. De aandoening is controversieel, maar klinisch relevant bij differentiële diagnostiek van stemmings- of angststoornissen. Hypochondrie daarentegen wordt gekenmerkt door een obsessieve bezorgdheid over de lichamelijke gezondheid, vaak zonder medische basis.

Bij conversiestoornis worden neurologische symptomen – zoals verlamming, gevoelsverlies of stuipen – onbewust geproduceerd als gevolg van psychologische stress. De stoornis wordt vaak verkeerd gediagnosticeerd en vergt een multidisciplinaire benadering.

In de fasen van gedragsverandering – precontemplatie, contemplatie, voorbereiding, actie, onderhoud en beëindiging – bevindt de patiënt zich voortdurend in beweging. Inzicht in deze dynamiek is essentieel bij de aanpak van verslavingen en chronisch onaangepast gedrag.

Een ander belangrijk aspect is het neurobiologische substraat van middelen zoals acamprosaat, dat fungeert als een GABA-agonist. De rol van GABA is cruciaal in de regulatie van angst en verslaving. In de context van bipolaire stoornis is voorzichtigheid geboden bij het gebruik van SSRI’s of SNRI’s, aangezien deze manische episodes kunnen induceren.

Voor effectieve behandeling van psychiatrische stoornissen is het onontbeerlijk niet enkel naar symptomen te kijken, maar het gehele biopsychosociale model te hanteren: genetische predispositie, neurochemische disbalans, traumageschiedenis, omgevingsfactoren en culturele context vormen samen het klinisch beeld.

Welke medische interventies zijn zinvol bij ouderen met chronische of terminale aandoeningen?

In de medische zorg voor oudere patiënten is het cruciaal om behandeldoelen af te stemmen op levensverwachting, kwaliteit van leven, en functionele status. Routinematige intensieve monitoring met laboratoriumtesten en beeldvorming bij patiënten die kanker hebben doorgemaakt – zoals borstkanker – blijkt geen verbetering te bieden in overleving of levenskwaliteit. In plaats daarvan is er een voorkeur voor een zorgvuldige lichamelijke evaluatie om de zes maanden gedurende vijf jaar, gevolgd door jaarlijkse controles en jaarlijkse mammografie.

Bij terminaal zieke patiënten komt men in aanmerking voor palliatieve zorg (hospice) wanneer de geschatte levensverwachting minder dan zes maanden bedraagt. De nadruk ligt dan op symptoombestrijding: medicatie, medische hulpmiddelen, revalidatietherapieën en respijtzorg worden aangeboden, maar behandelingen gericht op genezing worden niet meer voortgezet. Medicatie zoals anticholinergica (bv. glycopyrrolaat, scopolamine) kan ingezet worden bij overmatige secretie aan het levenseinde, terwijl megestrolacetaat gebruikt wordt om de eetlust te stimuleren bij cachectische patiënten, ondanks de risico’s op tromboflebitis, longembolie en bijnieronderdrukking bij langdurig gebruik.

Voor oudere patiënten met ernstige COPD in het eindstadium kan zuurstoftherapie de overleving verbeteren. Screeningstests daarentegen, zoals colonoscopie, worden als niet zinvol beschouwd wanneer de geschatte levensverwachting minder dan tien jaar bedraagt.

Behandeling van ziekten als de ziekte van Parkinson vereist nauwkeurige afstemming. Levodopa, vaak in combinatie met carbidopa (zoals in Sinemet), is de voorkeursbehandeling, en dient ingenomen te worden met eiwitarme maaltijden – een eiwitrijke voeding verlaagt de biologische beschikbaarheid. Lage doseringen en korte doseringsintervallen worden aanbevolen om de zogenaamde "on-off"-effecten te minimaliseren. De ziekte is gerelateerd aan een verminderde functie van dopaminerge neuronen in de substantia nigra. Tremoren bij Parkinson worden niet verlicht door alcohol, in tegenstelling tot essentiële tremoren.

Andere neurologische aandoeningen zoals amyotrofische laterale sclerose (ALS) en frontotemporale dementie (Pick-ziekte) vragen om zorgvuldige differentiële diagnostiek. Bij ALS blijven sensorische functies behouden, terwijl motorische degeneratie leidt tot spraakproblemen, spierkrampen, en uiteindelijk verlamming. Pick-ziekte presenteert zich eerder met gedragsveranderingen dan geheugenverlies, en treft patiënten vaak al tussen de 50 en 60 jaar. Delirium daarentegen ontwikkelt zich acuut en fluctueert, terwijl dementie geleidelijk verslechtert; beide syndromen kunnen gelijktijdig voorkomen.

Bij oudere patiënten is het risico op subdurale hematomen verhoogd door kwetsbare brugvenen onder de dura. Acceleratie-deceleratieletsels, zoals bij een val, kunnen leiden tot scheuren van deze venen. Op een CT-scan presenteert zich dit als een halvemaanvormige collectie die niet de middellijn overschrijdt.

Urinaire incontinentie wordt onderscheiden naar oorzaak en patroon. Stressincontinentie – lekken bij niezen of hoesten – wordt veroorzaakt door een zwakke sfincter. Urge-incontinentie vraagt eerder om gedragsmatige interventies zoals blaastraining en bekkenbodemoefeningen dan om anticholinergica.

Bij rustelozebenensyndroom (RLS) moeten ijzerparameters zoals ferritine en transferrinesaturatie worden onderzocht, aangezien lage waarden geassocieerd zijn met RLS. Uremie door nierziekten is eveneens sterk geassocieerd. Schildklierfunctie dient bij ouderen te worden geëvalueerd met TSH. Bij hypercalciëmie gerelateerd aan maligniteit is de behandeling agressieve rehydratie, gevolgd door diurese met furosemide, en eventueel intraveneuze bisfosfonaten bij ernstige hypercalciëmie.

Het risico op prostaatkanker wordt beïnvloed door PSA-waarden. Een PSA-stijging van meer dan 0,75 ng/mL per jaar is verdacht. Hoe lager het percentage vrije PSA, hoe hoger het risico: bij <10% vrije PSA is de kans op kanker 55%, terwijl dit bij >25% daalt tot slechts 8%.

Maculadegeneratie, de voornaamste oorzaak van centraal zichtverlies met behoud van perifeer zicht, komt in twee vormen: atrofisch (droog) en exsudatief (nat), waarbij de laatste agressiever is. De aanwezigheid van drusen verhoogt het risico op maculadegeneratie, hoewel het op zich nog geen ziekte impliceert.

Wat betreft griepsymptomen bij ouderen is koorts vaak afwezig. Toch zijn complicaties zoals pneumonie en respiratoire decompensatie ernstig. In tegenstelling tot jongere patiënten presenteren ouderen met cardiale ischemie zich niet met pijn op de borst, maar eerder met dyspneu.

Wat betreft preventie van vallen, blijkt vitamine D-suppletie effectief. Thiazidediuretica zijn voordelig voor zowel bloeddrukregulatie als behoud van botdichtheid. Osteoporose bij mannen wordt in verband gebracht met hypogonadisme, langdurig gebruik van corticosteroïden, en vitamine D-deficiëntie.

Het onderscheid tussen Alzheimer en andere vormen van dementie, of neurologische syndromen, vraagt om kennis van subtiele verschillen in presentatie, verloop, en onderliggende pathofysiologie. Het herkennen van atypische symptomen bij ouderen – zoals visusverlies zonder pijn (netvliesloslating), of een gordijnachtig symptoom in het gezichtsveld – vereist klinische scherpzinnigheid.

Welke medische kennis is essentieel voor een breed begrip van kinder- en volwassenenzorg?

De medische praktijk vereist een diepgaand inzicht in uiteenlopende aandoeningen en behandelprotocollen die kinderen en volwassenen raken. Bij kinderen is het gebruik van volwassenenprotocols vaak niet direct toepasbaar; bijvoorbeeld, het dragen van autogordels en het gebruik van boosterzitjes verminderen het risico op ernstig letsel aanzienlijk en dienen strikt gevolgd te worden. Aspirinegebruik bij kinderen moet met uiterste voorzichtigheid worden benaderd vanwege de gevaren van het Reye-syndroom, vooral bij virale infecties. De aanwezigheid van eiwit in de urine bij kinderen kan een teken zijn van onderliggende nierproblemen en vraagt om gerichte diagnostiek.

Infectieziekten blijven een belangrijk aandachtsgebied, waarbij de diagnose en behandeling zorgvuldig moeten worden afgestemd. De diversiteit aan pathogenen zoals Chlamydia trachomatis, verantwoordelijk voor seksueel overdraagbare aandoeningen, of Clostridium difficile, die colitis kan veroorzaken, vraagt om een nauwkeurige klinische beoordeling en therapiekeuze. Screening op visuele stoornissen bij kinderen is cruciaal om vroegtijdige interventies mogelijk te maken, terwijl infecties zoals conjunctivitis of koortslipherpes specifieke therapeutische aandacht vereisen.

Chronische aandoeningen vormen een complexe uitdaging, zowel in de kinder- als volwassenengeneeskunde. Chronische obstructieve longziekte (COPD), diabetes mellitus, en hartfalen vragen om een geïntegreerde aanpak waarbij medicatie, leefstijl en monitoren van complicaties hand in hand gaan. Bij COPD in de eindstadia is farmacologische behandeling vaak ondersteunend van aard. De toepassing van glucocorticoïden tijdens de zwangerschap vereist een afweging van risico en voordeel, gezien mogelijke effecten op de foetus en de moeder.

Psychiatrische aandoeningen zoals depressie, dysthymie, en eetstoornissen manifesteren zich in diverse leeftijdsgroepen en vereisen soms cognitieve gedragstherapie (CGT) of farmacologische interventies. De classificatie volgens DSM-5 helpt bij het stellen van een nauwkeurige diagnose en het ontwikkelen van een behandelplan. In acute situaties zoals een delier of posttraumatische hersenschudding is snelle herkenning van symptomen en adequate interventie van levensbelang.

Technologische hulpmiddelen zoals complete bloedtelling (CBC), metabolisch panel (CMP), en beeldvormende technieken zoals CT-scans zijn onmisbaar voor het vaststellen van diagnoses en het monitoren van de ziekteprogressie. De interpretatie van laboratoriumwaarden zoals creatinineklaring is essentieel, zeker bij ouderen waarbij de nierfunctie vaak verminderd is. Evenzo verdient de aandacht voor elektrolytstoornissen, die frequent voorkomen bij onder andere diabetes ketoacidose, prioriteit om ernstige complicaties te voorkomen.

Naast medische behandeling speelt preventie een sleutelrol. Vaccinaties tegen varicella (waterpokken) en cholera, het vermijden van overmatige blootstelling aan lood, en het bevorderen van goede mondhygiëne om cariës te voorkomen zijn fundamenteel. Ook dienen risicofactoren voor aandoeningen zoals diepe veneuze trombose (DVT) en coronaire hartziekten tijdig gesignaleerd en behandeld te worden, met gebruik van score-instrumenten zoals de Wells Score.

Bij kinderen is het herkennen van minder voor de hand liggende aandoeningen zoals occult bacteriëmie of het tijdig signaleren van verwaarlozing en mishandeling cruciaal. De interactie tussen somatische en psychische gezondheid vraagt om een holistische benadering, waarin sociale context, voeding en ontwikkeling worden meegenomen.

Naast het klinisch beeld is kennis van farmacotherapie onontbeerlijk. Medicijnen zoals ciprofloxacine, claritromycine, clindamycine en diverse antihypertensiva worden veelvuldig ingezet, waarbij bijwerkingen en interacties scherp in de gaten moeten worden gehouden. In acute en chronische gevallen is het correct toepassen van medicatie, inclusief het voorschrijven van antidota zoals digoxinespecifieke antilichamen, bepalend voor de prognose.

Het begrijpen van de complexiteit van comorbiditeiten, zoals bij patiënten met diabetes en hypertensie, is van groot belang. Dit vergt niet alleen kennis van de pathofysiologie, maar ook van de farmacologische opties en de noodzaak tot multidisciplinaire zorg. Preventieve maatregelen, tijdige screening en een geïntegreerde aanpak verbeteren de uitkomsten aanzienlijk.

Essentieel is dat de lezer beseft dat medische kennis zich niet beperkt tot de directe behandeling van symptomen. Het omvat ook de voortdurende evaluatie van risico’s, het anticiperen op complicaties, en het actief betrekken van de patiënt in het zorgproces. Begrip van onderliggende mechanismen, epidemiologische factoren en psychologische aspecten vormt de basis van effectieve zorg. Bovendien is het cruciaal om de beperkingen van standaardprotocollen te herkennen en zorg te personaliseren, rekening houdend met leeftijd, comorbiditeit en sociale context.

Hoe Obesitas en Medicatie de Gezondheid Beïnvloeden: Een Dieper Inzicht

Obesitas wordt wereldwijd erkend als een belangrijke risicofactor voor tal van gezondheidsproblemen, variërend van hart- en vaatziekten tot endocriene stoornissen. Het is een complexe aandoening, die vaak gepaard gaat met zowel genetische als omgevingsfactoren. Dit maakt de behandeling van obesitas een uitdaging, waarbij medicatie een cruciale rol speelt in het beheer van het gewicht en de gevolgen van de aandoening.

De behandeling van obesitas omvat een breed scala aan benaderingen, waaronder veranderingen in dieet en lichamelijke activiteit, chirurgische ingrepen zoals bariatrische chirurgie, en farmacologische therapieën. Medicijnen worden vaak voorgeschreven wanneer andere methoden niet effectief zijn gebleken of wanneer de gezondheidsrisico’s van obesitas te ernstig zijn. Medicijnen zoals anorectica, die de eetlust verminderen, zijn bijzonder relevant bij het aanpakken van de onderliggende oorzaak van obesitas: overmatige calorie-inname. Echter, het gebruik van deze medicatie kan gepaard gaan met bijwerkingen, wat de keuze voor het juiste middel complex maakt.

Anorectische medicatie, zoals sibutramine en orlistat, wordt voorgeschreven om de eetlust te verminderen en de opname van vet in het spijsverteringskanaal te blokkeren. Orlistat werkt door het enzym lipase te remmen, wat de vertering en opname van vet in de darmen vermindert. Dit kan helpen om gewichtsverlies te ondersteunen, hoewel het vaak leidt tot bijwerkingen zoals diarree en vette ontlasting. Sibutramine, een andere veelgebruikte anorectische medicatie, beïnvloedt neurotransmitters in de hersenen om het gevoel van verzadiging te verhogen, maar het is in veel landen uit de handel genomen vanwege de risico's op verhoogde bloeddruk en hartproblemen.

Het is belangrijk te begrijpen dat medicatie slechts een onderdeel van de oplossing is en dat langdurig gewichtsverlies alleen effectief kan worden bereikt door een holistische benadering van leefstijlverandering. Dit betekent niet alleen het gebruik van medicijnen, maar ook het implementeren van structurele veranderingen in dieet en beweging, evenals het aanpakken van psychologische factoren zoals eetstoornissen of stressgerelateerde eetgewoonten.

Naast het gebruik van medicijnen moeten ook de mogelijke interacties met andere medicijnen die de patiënt al gebruikt in overweging worden genomen. Zo kunnen bijvoorbeeld bepaalde antidepressiva, anticonceptiva of antihypertensiva de effectiviteit van obesitasmedicatie beïnvloeden of verergerende bijwerkingen veroorzaken. Een gedetailleerde medische evaluatie is dus essentieel voordat medicijnen worden voorgeschreven.

Verder speelt de mate van lichaamsbeweging en het dieet een doorslaggevende rol in de effectiviteit van elke medicamenteuze behandeling. Onderzoek toont aan dat een dieet met een verminderde calorie-inname, gecombineerd met regelmatige lichaamsbeweging, de beste resultaten oplevert in combinatie met medicatie. Het gebruik van dieetbeperkingen kan helpen de insulinegevoeligheid te verbeteren, wat een belangrijke factor is bij het voorkomen van insulineresistentie en diabetes type 2 – veelvoorkomende comorbiditeiten van obesitas.

Bij de behandeling van obesitas moet ook rekening worden gehouden met de psychologische impact van de aandoening. Veel mensen met obesitas ervaren depressie, angst en een verlaagd gevoel van eigenwaarde. Psychotherapie kan nuttig zijn bij het behandelen van de onderliggende psychologische oorzaken van obesitas en het verbeteren van de motivatie voor een gezonde levensstijl. Cognitieve gedragstherapie is hierbij effectief gebleken, omdat het patiënten helpt negatieve denkpatronen te doorbreken en positieve gedragingen te ontwikkelen.

In sommige gevallen, zoals bij extreme obesitas, kan bariatrische chirurgie de enige levensvatbare optie zijn. Deze ingreep kan het aantal eetbuien verminderen en de opname van voedingsstoffen verminderen, wat resulteert in gewichtsverlies. Echter, zoals bij elke chirurgische ingreep, is er altijd een risico op complicaties, en moeten patiënten goed worden geïnformeerd over de voor- en nadelen van de operatie.

Samenvattend, obesitas is een ernstige aandoening die niet alleen fysiek maar ook emotioneel en psychologisch impact heeft op de levens van degenen die ermee worstelen. De behandelingsopties zijn veelzijdig en moeten zorgvuldig worden afgestemd op de individuele behoeften van de patiënt. Het gebruik van anorectische medicatie kan nuttig zijn als een aanvulling op andere behandelmethoden, maar moet altijd gepaard gaan met een holistische benadering van leefstijlveranderingen en psychologische ondersteuning. Het belang van een multidisciplinaire aanpak kan niet genoeg benadrukt worden bij het beheer van deze complexe aandoening.