De naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de contracten in het kader van de exploratie in maritieme gebieden, vereist een strikt en gedetailleerd toezicht. De Autoriteit, die de verantwoordelijkheid draagt voor de naleving van de bepalingen, heeft een uitgebreid systeem voor controle en toezicht geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat activiteiten in het betreffende gebied in overeenstemming zijn met de internationale normen en afspraken. Dit toezicht wordt uitgevoerd door verschillende organen, waarvan het Uitvoerend Comité van de Autoriteit de belangrijkste rol speelt.

Het Uitvoerend Comité van de Autoriteit heeft de taak om de uitvoering van de bepalingen van Deel XI van het Verdrag en de Overeenkomst te coördineren en te superviseren. In dit kader heeft het Comité de bevoegdheid om toezicht te houden op de activiteiten in het gebied, zoals vastgelegd in artikel 153, lid 4, van het Verdrag. Dit houdt in dat het Comité actief toezicht houdt op de naleving van de regels, inclusief het handhaven van sancties of het beëindigen van contracten bij niet-naleving. Alleen het Comité kan handhavingsmaatregelen nemen tegen aannemers, bijvoorbeeld door financiële sancties op te leggen of contracten op te schorten of te beëindigen.

Daarnaast is de Commissie, als technisch orgaan, verantwoordelijk voor het toezicht op de activiteiten in het gebied op verzoek van het Comité. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de aannemers en de Commissie rapporteert haar bevindingen aan het Comité. Het Verdrag voorziet ook in de oprichting van mechanismen door het Comité die een groep inspecteurs aansteken, die regelmatig inspecties uitvoeren om te verifiëren of de bepalingen van Deel XI van het Verdrag, de Overeenkomst en de contractvoorwaarden worden nageleefd. De Commissie doet ook aanbevelingen over het toezicht op deze inspecteurs.

De contracten voor exploratie verplichten de aannemers om jaarlijks rapporten in te dienen bij de Secretaris-Generaal. Deze rapporten moeten binnen 90 dagen na het einde van elk kalenderjaar worden ingediend en bevatten een gedetailleerd overzicht van de activiteiten die in het exploratiegebied zijn uitgevoerd. Elk rapport wordt grondig onderzocht door de deskundigen van het secretariaat, waarna het rapport wordt geëvalueerd door de Commissie. Deze evaluatie heeft als doel te controleren of de activiteiten van de aannemers in overeenstemming zijn met de vooraf vastgestelde werkprogramma’s. De Secretaris-Generaal rapporteert hierover aan de Commissie en het Comité, waarbij hij ook feedback geeft aan de individuele aannemers.

De Commissie heeft een belangrijke rol in het beoordelen van de naleving van de contractuele verplichtingen van de aannemers, maar dit gebeurt niet in isolatie. De jaarlijkse rapporten worden besproken met de aannemers, en er worden algemene opmerkingen gemaakt over de voortgang van de exploratie. Deze opmerkingen kunnen juridische of technische suggesties bevatten om de uitvoering van de werkzaamheden te verbeteren. Het is echter belangrijk te begrijpen dat zorgen die door de Commissie worden geuit tijdens de beoordeling van de rapporten niet automatisch impliceren dat een aannemer in strijd is met zijn contractuele verplichtingen.

Naast de jaarlijkse rapporten vindt er ook een vijfjaarlijkse herziening plaats, waarin de voortgang van het werk wordt geëvalueerd en een aangepast tijdschema kan worden overeengekomen. Het doel van deze herziening is om ervoor te zorgen dat de aannemers zich houden aan hun verplichtingen, maar ook om flexibel in te spelen op veranderingen in de omstandigheden.

Met de groei van het aantal aannemers en de complexiteit van de toezichtfuncties is het toezicht op naleving steeds relevanter geworden. De Commissie heeft daarom modaliteiten ontwikkeld voor een effectievere uitwisseling van ideeën tussen aannemers en de Commissie. Deze uitwisseling heeft als doel wederzijds begrip te vergroten en ervoor te zorgen dat alle verantwoordelijkheden worden nagekomen. De Compliance Assurance and Regulatory Management Unit (CARMU) van het secretariaat speelt een centrale rol in deze communicatie.

Een ander cruciaal aspect van het nalevingsproces is de mogelijkheid om aannemers te nomineren die onvoldoende hebben gereageerd op oproepen van het Comité om kwesties van niet-naleving aan te pakken. In 2022 besloot het Comité om jaarlijks de aannemers te identificeren die onvoldoende hebben gereageerd op de bevindingen van de Commissie. In de daaropvolgende jaren zal de Commissie deze lijst verder verfijnen, waarbij bepaalde aannemers mogelijk in aanmerking komen voor een publieke benoeming als zij niet de vereiste verduidelijking of correctieve acties ondernemen.

De nominatie van aannemers die in gebreke blijven is bedoeld om transparantie en juridische zekerheid te waarborgen voor alle betrokkenen. Het proces bestaat uit drie stappen: eerst wordt het jaarlijkse rapport beoordeeld en worden opmerkingen geformuleerd over de naleving van de contractuele verplichtingen. Vervolgens, in een tweede stap, worden de reacties van de aannemers beoordeeld. Als de reacties onvoldoende zijn, worden de aannemers geïnformeerd over de mogelijkheid dat zij in de openbare vergadering van het Comité worden benoemd. In de derde stap wordt gekeken of de aannemers hun situatie hebben gecorrigeerd en worden verdere maatregelen genomen indien nodig.

Bij het evalueren van de naleving van contracten is het essentieel om niet alleen te letten op de letter van de wet, maar ook op de praktische uitvoering van de werkzaamheden. De interactie tussen de Commissie en de aannemers is van groot belang voor het handhaven van een werkbare en eerlijke werkomgeving, waarbij zowel de juridische als de operationele aspecten van de activiteiten in balans moeten worden gehouden.

Wat kunnen we nu doen voor Duurzame Regulering van Diepzee Mijnbouw?

De impact van diepzee-mijnbouw (DSM) op de oceanen en hun ecosystemen blijft grotendeels onbekend. Ondanks de uitgebreide hoeveelheid gegevens die sinds de afgelopen decennia zijn verzameld, blijft de mate van schade die veroorzaakt kan worden door deze activiteiten onduidelijk. De noodzaak om de gevolgen van DSM grondig te begrijpen is urgent, aangezien de commerciële exploitatie van diepzeemineralen binnen enkele jaren kan beginnen. De recente publicatie van een studie over de effecten van mijnbouwpluimen op diepzeejellyfish (Periphylla periphylla) geeft een klein inzicht in de impact op nekton, maar de vraag is: wat weten we echt over de bredere gevolgen voor de diepzeebiodiversiteit en de eigenschappen van het sediment?

Er zijn tal van potentiële gevolgen van DSM, waarvan velen nog niet empirisch onderzocht zijn. Toxiciteit door metalen die in de waterkolom zijn opgehoopt, geluidsoverlast voor de organismen die diep in de zee leven, en veranderingen in sedimentstructuren zijn slechts enkele van de potentiële risico's die nog niet volledig begrepen worden. Veel van de theorieën omtrent de impact van DSM zijn gebaseerd op experimenten die slechts een enkel aspect van de diepzee verstoren, zoals het verstoren van knolvormige afzettingen, wat slechts een fragment van het grotere plaatje vertegenwoordigt.

Bovendien is er weinig bekend over de cumulatieve effecten van DSM, zowel van meerdere mijnbouwactiviteiten in een bepaald gebied als de invloeden van klimaatverandering en visserij op de mijnbouwresultaten. Dit gebrek aan kennis creëert een enorm gat in de wetenschappelijke basis die nodig is voor het opstellen van doeltreffende wetgeving en beleid. Ondanks deze onzekerheden zijn er echter stappen die nu gezet kunnen worden om een beter begrip van de situatie te verkrijgen en te zorgen voor de nodige bescherming van mariene ecosystemen.

Er zijn al aanzienlijke hoeveelheden gegevens verzameld over DSM-habitats, maar deze gegevens worden vaak beheerd door verschillende wetenschappelijke instellingen en zijn soms moeilijk toegankelijk. De oprichting van de database DeepData door de International Seabed Authority (ISA) in 2019 was een stap in de richting van het centraliseren van deze gegevens. Desondanks blijft het een uitdaging om consistentie en kwaliteit in deze data te waarborgen, omdat de gegevens door verschillende onderzoekers en contractanten zijn verzameld, vaak zonder gestandaardiseerde protocollen.

De vooruitgang in wetenschappelijk onderzoek op dit gebied is traag, wat leidt tot een zekere beleidsparalyse. Beleidsmakers, die vaak geconfronteerd worden met urgente besluitvorming, kunnen moeilijk vooruitgang boeken op basis van onvolledige gegevens. Dit kan ertoe leiden dat oudere beleidsmaatregelen, die zijn gebaseerd op verouderde of beperkte kennis, blijven bestaan. De situatie is vergelijkbaar met eerdere gevallen van overexploitatie van mariene hulpbronnen, zoals overbevissing, waarbij de schade pas werd ontdekt nadat de ecosystemen in gevaar waren.

Het is echter mogelijk om vooruitgang te boeken ondanks de onzekerheden. Het sleutelwoord is voorzichtigheid: beleid moet gebaseerd zijn op de best beschikbare gegevens, maar moet tegelijkertijd ruimte bieden voor toekomstige aanpassingen wanneer meer gegevens beschikbaar komen. Als commerciële DSM-operaties in de nabije toekomst van start gaan, zou dit op kleine schaal moeten gebeuren. Het verstrekken van een of twee vergunningen voor de beginfase van de commerciële extractie kan een waardevolle kans bieden om de milieueffecten van DSM in realtime te bestuderen. Dit zou ons in staat stellen om beleid bij te stellen op basis van de gegevens die tijdens de operatie verzameld worden.

De ISA heeft de voorzorgsbenadering aangenomen, wat inhoudt dat mijnbouwactiviteiten moeten worden stopgezet zodra aanzienlijke milieuschade wordt vastgesteld, zodat er procedurele veranderingen kunnen worden doorgevoerd om deze schade te verminderen. Dit vereist echter een flexibele aanpak die in staat is om snel in te spelen op nieuwe wetenschappelijke inzichten en om effectief te reageren op veranderingen in de staat van de oceanen.

Het is belangrijk te begrijpen dat de gevolgen van DSM niet alleen af te meten zijn aan de hand van de directe effecten op de biodiversiteit of de fysische kenmerken van het zeebodemsysteem. De diepzee speelt een cruciale rol in bredere ecologische processen zoals koolstofvastlegging en de verbinding tussen verschillende mariene populaties. Verstoringen van deze processen kunnen, op lange termijn, onomkeerbare schade aanrichten aan mariene ecosystemen en klimaatregulatie.

Er moet een solide kader worden ontwikkeld voor het verzamelen, analyseren en gebruiken van gegevens, zodat de wetenschappelijke gemeenschap in staat is om een robuustere basis te bieden voor toekomstige beleidsbeslissingen. Alleen dan kan er effectief worden gewerkt aan het ontwikkelen van de regelgeving die nodig is om DSM-activiteiten op een duurzame manier te beheren. Totdat dat moment bereikt is, moeten wetenschappers, beleidsmakers en industrie samen werken om de impact van DSM zo klein mogelijk te houden en voorbereid te zijn op de onzekerheden die de diepzee met zich meebrengt.

Wat zijn de gevolgen van diepzeemijnbouw voor het mariene ecosysteem?

Diepzeemijnbouw heeft de afgelopen jaren wereldwijd aandacht getrokken, zowel vanwege de enorme mineralenvoorraden op de zeebodem als de potentieel verwoestende gevolgen voor mariene ecosystemen. Het proces van het winnen van polymetallische knobbels en andere mineralen op de diepzeebodem heeft directe en indirecte effecten op de biodiversiteit en de ecologische functies van deze onontgonnen gebieden. De uitkomsten van meerdere onderzoeken wijzen op de complexiteit van de ecosystemen in de diepzee en de noodzaak voor een holistische benadering bij het beoordelen van de milieueffecten van diepzeemijnbouw.

De Clarion-Clipperton Fracture Zone (CCFZ) is een van de grootste gebieden die wordt onderzocht voor diepzeemijnbouw. Deze zone herbergt een rijkdom aan biodiversiteit, ondanks het feit dat deze regio diep onder de oceaan ligt. Het milieu is extreem, met weinig licht, hoge druk en lage temperaturen, waardoor de organismen die er leven zich hebben aangepast aan deze omstandigheden. Soorten die in deze gebieden leven, zoals de diepzeewormen, spookvissen en andere organismen, zijn vaak endemisch en kunnen niet gemakkelijk migreren naar andere delen van de oceaan als hun habitat wordt verstoord.

Onderzoekers zoals van Dover et al. (2018) hebben de risico's van deze verstoringen benadrukt, vooral in verband met actieve hydrothermale ventgemeenschappen. Hydrothermale venten, die rijk zijn aan mineralen, zijn hotspots voor het leven in de diepzee. Het verlies van deze ecosystems kan leiden tot onherstelbare schade, aangezien de hersteltijd van dergelijke gemeenschappen tientallen of zelfs honderden jaren kan duren. Dit creëert een dilemma voor beleidsmakers: hoe kunnen we de noodzakelijke natuurlijke hulpbronnen verkrijgen zonder de ecologische waarde van de diepzee te vernietigen?

Een ander punt van zorg is de verstoring van de sedimenten op de zeebodem. Wanneer mijnbouwmachines de zeebodem verplaatsen om mineralen te extraheren, komen er grote hoeveelheden sediment in de waterkolom terecht, die zich verspreiden als slibpluimen. Dit fenomeen heeft invloed op de waterkwaliteit, vermindert het zuurstofgehalte en kan dodelijk zijn voor de mariene fauna. Bovendien kunnen deze sedimenten de voedingsketens verstoren, aangezien veel organismen afhankelijk zijn van de stabiliteit van de zeebodem om voedsel te verkrijgen.

Het is van cruciaal belang dat wetenschappers een beter begrip ontwikkelen van de langetermijneffecten van deze plumes en de verspreiding ervan. Studies zoals die van Pape et al. (2017) hebben aangetoond dat de variabiliteit van meiofauna gemeenschappen, zoals nematoden, slechts beperkte temporele en ruimtelijke veranderingen vertoont, zelfs in gebieden die direct aan de mijnbouw worden blootgesteld. Dit suggereert dat de effecten van mijnbouw niet uniform zijn en dat sommige ecosystemen mogelijk veerkrachtiger zijn dan andere. Desondanks blijft het ontbreken van voldoende gegevens over de biodiversiteit en de ecologische functies van veel diepzeeregio's een grote uitdaging voor de regelgeving rond diepzeemijnbouw.

Er wordt steeds meer nadruk gelegd op de noodzaak van een 'ecosysteem-benadering' bij het beoordelen van de milieu-impact van diepzeemijnbouw. Het is niet voldoende om enkel de directe effecten van mijnbouw te meten; de bredere ecologische veranderingen die in gang worden gezet door de verstoring van de zeebodem, evenals de langetermijneffecten van sedimentpluimen, moeten in overweging worden genomen. Dit vereist een uitgebreidere en gecoördineerde aanpak waarbij wetenschappers, beleidsmakers en industrieën samenwerken om de meest verantwoorde benaderingen voor het beheren van de diepzee te ontwikkelen.

Naast de ecologische gevolgen van diepzeemijnbouw is er ook groeiende bezorgdheid over de juridische en ethische implicaties van de exploitatie van de diepzee. De Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) speelt een sleutelrol in het reguleren van de mijnbouwactiviteiten in internationale wateren. Desondanks zijn er zorgen over de effectiviteit van het huidige regelgevingskader en de uitvoering van deze regels. De wetenschappelijke gemeenschap roept op tot strengere richtlijnen en meer transparantie in het besluitvormingsproces, om te zorgen voor een evenwichtige afweging tussen economische belangen en het behoud van mariene ecosystemen.

Naast het vaststellen van duurzame praktijken is het essentieel dat er een internationale dialoog plaatsvindt over de toekomst van diepzeemijnbouw. Dit gesprek moet niet alleen de wetenschappelijke en economische aspecten omvatten, maar ook de ethische vraagstukken over de toegang tot gemeenschappelijke mariene hulpbronnen. Het is duidelijk dat er meer moet worden gedaan om de effecten van diepzeemijnbouw op de biodiversiteit van de diepzee te begrijpen en te beperken, en dat dit kennisgebied nog steeds in ontwikkeling is. De onderzoeken naar de ecologische gevolgen van mijnbouw, zoals de studies van Radziejewska et al. (2025) en Rabone et al. (2023), moeten een basis vormen voor de ontwikkeling van effectievere beleidsmaatregelen die zowel de belangen van de mens als die van het mariene milieu dienen.