Chappel bleef zitten, in de blauwe ochtend, met een biertje voor zich. Zijn gedachten waren in een draaikolk van onzekerheid. Wat had hij te verwachten? Het leek wel of elke mogelijkheid naar iets nieuws gesloten was, maar zijn verlangen om te weten wat er nu zou volgen, was sterker dan ooit. Het idee dat alles was afgelopen, dat dit werkelijk het einde was, ging tegen zijn gevoel in. En toen zag hij haar. Marianne, volledig in zwart gekleed: een zwart jurkje, zwarte schoenen, zwarte panty’s, zwarte zonnebril, en haar donkere haren die nonchalant over haar schouders vielen. Ze liep, zoals altijd, doelgericht en keek niet eens naar de overkant van de straat. Chappel bewoog niet. Hij keek toe.

Marianne had een sleutel en liet zichzelf binnen. De deur viel zachtjes achter haar dicht. Chappel keek op naar Toy’s balkon en zag het leven zich verder ontvouwen. Het werd drukker op de Place Charles de Gaulle. De lucht werd zwaarder, gevuld met het geluid van verkeer en gesprekken, en Chappel kon zijn ogen niet van het balkon afhouden. Wat gebeurde daar binnen? Wat gebeurde er tussen Toy en Marianne? Het was een situatie die hij niet kon negeren. Toch bleef hij rustig, wachtend op iets, een beweging, een teken.

En toen kwam het. Toy barstte uit in woede, zijn stem verhief zich boven alles. Ze moesten ruzie hebben, een intens conflict. Toy leek te verliezen. Ineens verdween zijn kleine figuur weer binnen, maar Chappel bleef kijken. De volgende gebeurtenis, een gebeurtenis die Chappel later niet helemaal zou kunnen verklaren, gebeurde sneller dan hij kon reageren: Toy viel naar beneden, van het balkon, en de klap op de straat klonk als een stuk vlees dat op de betonnen grond viel. Chappel stond meteen op, zijn stoel viel achteruit. In een flits was hij de drukke straat overgestoken, de sirenes achter zich aanhorend, het geluid van de menigte die het drama begon te begrijpen.

Toen hij Toy’s lichaam zag liggen, geknakt en in bloed gedrenkt, voelde hij een vreemde, niet te verklaren leegte. De dingen die Toy ooit had gezegd, flitsten door zijn hoofd, als een kortstondige herinnering aan iets dat nu voorbij was. Maar Marianne, waar was ze? Ze verscheen niet bij het balkon, wat betekende dat zij waarschijnlijk al weg was. Chappel stond daar, omgeven door chaos en angstige blikken van voorbijgangers, maar Marianne was nergens te bekennen.

Zijn gedachten waren vertroebeld, de beelden van de dood van Toy bleven hangen, maar de drang om Marianne te vinden, om haar te confronteren, was sterker. Na een paar uur had hij haar bereikt. Marianne was dronken, zichtbaar verward en moe. De kamer rook naar alcohol en de klanken van een op tv uitgezonden seksfilm vulden de ruimte. Chappel volgde haar naar de slaapkamer, waar herinneringen van hun vorige ontmoetingen zich opdrongen. Marianne had haar panty’s uitgetrokken en haar voeten glijden zachtjes over de houten vloer, maar Chappel stopte haar niet. Niet nu.

De confrontatie die volgde, was onvermijdelijk. “Waarom heb je hem gedood, Marianne?” vroeg hij tenslotte. Ze keek naar hem met zwaarbeladen ogen. “Hoe wist je dat?” vroeg ze, alsof ze het antwoord zelf al kende. Chappel vertelde haar dat hij daar was geweest, dat hij Toy had zien vallen. Marianne leunde achterover op het bed, haar handen gleden over haar slapen. Haar gezicht was getekend door vermoeidheid, en voor een moment was er een ongemakkelijke stilte tussen hen.

Ze begon te praten. “Hij was bang, Jack. Hij belde me. Hij zei dat hij niet met de schuld kon leven van wat hij had gedaan, wat hij verantwoordelijk was. Hij zei dat hij niet nog een keer met de jongen wilde zitten, dat hij geen verantwoordelijkheid meer kon dragen. Hij had een video. Hij was bang voor Victor.” Marianne pauzeerde, haar handen vormden een onduidelijke beweging. “Hij wilde naar de politie gaan, Jack. Hij wilde het bewijzen.”

De woorden die Marianne uitspreekt, zijn een verschrikkelijke onthulling. De video die Toy had gemaakt was zijn verzekering, een bewijs van wat er in die donkere, verstoorde wereld was gebeurd. “En die tape, Marianne... dat kan levens ruïneren. Het zou niet alleen Victor raken, maar zoveel meer mensen. De rijke, beroemde mensen... bekende namen in Frankrijk…” Marianne’s woorden kwamen uit in een gevecht van emoties. Maar Chappel had geen medelijden. “En wat met de levens die zij hebben vernietigd, Marianne? Wat met de jongen die anders dood zou zijn als ik niet was ingegrepen?”

Toen Chappel de video bekeek, ontdekte hij opnieuw de verschrikkelijke realiteit die het voor Marianne onmogelijk maakte om af te zien van haar daad. De beelden op het scherm waren van een andere locatie, maar de horror was dezelfde. Kinderen die gebruik werden, hun gezichten gevuld met angst. En daar, weer, was Victor, het symbool van alles wat er mis was.

Chappel keek op, zette de video uit en vroeg zich af of Marianne had begrepen wat ze deed, wat haar keuzes betekenden. De waarheid achter haar motieven was een smet op alles waar ze ooit in had geloofd. Toch was er geen weg terug.

Ze had gekozen. En Chappel had geen andere keuze dan haar te confronteren. Maar de vraag blijft, zoals het altijd doet, waarom. Waarom vernietigde Marianne Toy? Waarom had ze hem gedood? Wat was haar uiteindelijke reden? Het blijft onduidelijk, maar het vormt het hart van alles wat Chappel nu niet meer kan ontkennen.

Wat betekent het om jezelf echt te kennen?

De kamer was stil. De geur van warme lasagne, die ik nauwelijks had aangeraakt, hing nog in de lucht. Ik keek naar de lege stoel aan de andere kant van de tafel en voelde een ongemakkelijke stilte. De gesprekken in mijn hoofd waren luider dan alles om me heen, hoewel ik dat misschien niet echt wilde erkennen. Was ik hier om de wereld te begrijpen, of was ik gewoon op zoek naar een plek om mijn gedachten te verbergen? Mijn ontmoeting met Elena bracht iets in mij naar boven dat ik liever had willen negeren.

Op dat moment had ik geen energie om te denken aan de alternator van de auto, de boze telefoontjes die ik had genegeerd of de reis die ik nog moest maken. Het leek allemaal zo ver weg, zo onbelangrijk. Ik had nog net genoeg om te overleven, maar dat was niet genoeg om echt te leven. Toen ik haar vertelde over mijn werk als criminoloog, een professie die mij tot nu toe altijd had gedefinieerd, was ik verrast door haar reactie. Geen bewondering, geen vragen, maar een stilte die zwaarder was dan woorden. "Is er iets mis?" vroeg ik, benieuwd naar wat er in haar hoofd omging. Ze antwoordde: “Misschien liegen we niet. Misschien zijn we gewoon misleid. We zien onszelf zoals we denken dat we zijn, maar wie we werkelijk zijn, is vaak heel anders."

Haar woorden zetten me aan het denken, veel meer dan ik had verwacht. Het was als een vlaag van verheldering die kort de mist in mijn gedachten oplichtte. Misschien was het niet zozeer de criminele geest die ik probeerde te begrijpen, maar mijn eigen geest, die ik blijkbaar nooit echt had leren kennen. Misschien had ik mezelf wel bedrogen. De droom om naar Amerika te verhuizen, de werkdruk, de financiële zorgen – het leek allemaal op een onbewust gecreëerd zelfbeeld, een zelfbedrog om de realiteit te verdragen.

Het idee van ‘misleiding’ komt in veel vormen, en we geven onszelf vaak de illusie van controle. Of het nu gaat om de controle over onze emoties, ons werk of onze relaties, we denken dat we de touwtjes in handen hebben. Maar wat als dat helemaal niet het geval is? Wat als we onszelf een verhaal vertellen, een verhaal dat we liever geloven, zelfs als het niet de werkelijkheid weerspiegelt? Elena’s woorden waren een weerspiegeling van een filosofie die ik eerder had gehoord – misschien een beetje Nietzscheans, misschien zelfs een beetje pijnlijk. “We zijn altijd gasten op het bal dat we zelf organiseren.”

De betekenis van deze woorden gaat dieper dan ik aanvankelijk dacht. De vraag is niet of we onszelf bedriegen, maar hoe we omgaan met de onvermijdelijke confrontatie met wie we werkelijk zijn. In mijn werk als criminoloog had ik het idee om de misdaden van anderen te begrijpen, maar was ik in staat om mijn eigen daden, mijn eigen zwaktes, te onderkennen? De waarheid is dat we vaak de dingen buiten onszelf bestuderen zonder ooit echt naar binnen te kijken. We denken dat we anderen begrijpen, maar we begrijpen onszelf vaak het minst.

Toen ik opstond om te gaan ontbijten, had ik nog steeds dat gevoel van verwarring in mijn hoofd. Een kleine verandering in mijn dagelijkse routine, zoals een gesprek met een onbekende, had zoveel losgemaakt. Elena, met haar onmiskenbare observatievermogen, had me uit mijn comfortzone getrokken. En daar was ik nu: op een onbewuste zoektocht naar iets dat ik niet helemaal begreep, iets dat dieper ging dan de eenvoudigere vragen over werk of de auto.

De spiegel van onze realiteit is vaak vervormd, en we erkennen niet altijd hoe weinig we over onszelf weten. De betekenis van Elena’s woorden bleef resoneren, vooral toen ze verder sprak over de manier waarop we altijd ‘gasten’ zijn in onze eigen levens, een concept dat ik pas echt begreep toen ik terugkeek op mijn interactie met haar.

De belangrijke vraag die we ons moeten stellen, is niet of we liegen, maar waarom we liegen. Waarom creëren we een verhaal voor onszelf en voor anderen? Wat maakt dat we zoveel moeite doen om onszelf te projecteren op een manier die misschien niet eens de werkelijke waarheid weerspiegelt?

Het is de moeite waard om stil te staan bij de kracht van zelfreflectie. Als we het aandurven om eerlijk naar onszelf te kijken, kunnen we beginnen met het herkennen van de misleidingen die we onszelf vertellen. Pas dan kunnen we verder groeien en echt begrijpen wie we zijn, voorbij de maskers die we dragen.