Seks wordt vaak beladen met morele overwegingen, maar deze opvatting is in veel gevallen meer een sociaal construct dan een objectieve waarheid. Wanneer we het idee van moraliteit als een set van handelingen beschouwen die bijdragen aan het welzijn van de samenleving en het individu, is er niets intrinsiek ethisch aan seks zelf. Ethicus Peter Singer stelt dat seks op zich geen schade veroorzaakt, tenzij er sprake is van bijvoorbeeld ziekteverspreiding of geweld, net zoals een onschuldig ogende lunch in bepaalde gevallen schadelijk kan zijn. Het probleem ligt vaak in de manier waarop seks in de publieke opinie wordt geladen met morele betekenissen die veel verder gaan dan wat feitelijk schadelijk is voor de samenleving.

Een klassiek voorbeeld van deze morele visie op seks is de verzet tegen het legaliseren van gay marriage, een kwestie die nog steeds veel emotie oproept, ondanks dat er geen wetenschappelijke bewijs is dat stelt dat dergelijke huwelijken schadelijk zijn voor kinderen. Dit soort claims blijven populair, zelfs als ze geen objectief bewijs leveren voor de vermeende schade. Dit weerspiegelt een bredere tendens in de Amerikaanse samenleving om morele verontwaardiging over seks te uiten zonder daadwerkelijk de gevolgen van seksueel gedrag voor de samenleving te adresseren. De publieke fascinatie met de sekslevens van politici is vaak minder een reactie op werkelijke zorgen over schadelijk gedrag dan een weerspiegeling van bredere sociale en culturele normen over wat als acceptabel wordt beschouwd.

In dit kader spelen de evangelische idealen over seks een cruciale rol in hoe de Amerikaanse samenleving denkt over seksualiteit en moreel gedrag. Evangelische idealen zijn vaak de morele maatstaf voor wat als goed en slecht wordt gezien, niet alleen binnen religieuze gemeenschappen, maar ook in bredere maatschappelijke discussies over seks en geslacht. Deze normen idealiseren een bepaalde vorm van mannelijke macht en leiderschap, gepaard met het idee van vrouwelijke passiviteit en onderwerping. Hoewel deze normen vaak worden gepromoot door conservatieve groepen in verschillende religies wereldwijd, heeft de Amerikaanse evangelische beweging een bijzonder grote invloed gehad op de bredere publieke moraal.

De normen die evangelicals hanteren over seks en geslacht hebben niet alleen invloed op hoe seks wordt begrepen binnen de context van relaties, maar ook op hoe deze normen de publieke perceptie van seksuele schandalen beïnvloeden. In de Amerikaanse politiek bijvoorbeeld, worden politici vaak beoordeeld op hun persoonlijke gedrag volgens een strikte set van moraalnormen die geworteld zijn in evangelische opvattingen. Deze normen creëren een dubbele standaard: de mannelijke politicus wordt vaak gezien als moreel hoogstaand, ondanks persoonlijke misstappen, zolang hij maar voldoet aan de bredere normen van mannelijkheid en vaderlijkheid die binnen de evangelische cultuur worden gepromoot.

Hoewel de invloed van evangelische normen over seks in de politiek vaak wordt gepresenteerd als een verdediging van de maatschappelijke moraal, kunnen deze normen tegelijkertijd bijdragen aan het ontstaan van de seksgerelateerde schandalen die ze verondersteld worden te voorkomen. Het idee van mannelijke dominantie en vrouwelijke onderwerping kan namelijk leiden tot een cultureel klimaat waarin schadelijk seksueel gedrag wordt genegeerd of zelfs gerechtvaardigd, zolang het maar overeenkomt met het dominante beeld van de mannelijke politicus als de ideale mannelijke leider.

Dit is vooral duidelijk geworden in gevallen van seksuele intimidatie en misbruik in de politiek, zoals de beschuldigingen tegen hooggeplaatste politici in de VS. In deze gevallen speelt het ideaal van de sterke, onwankelbare man een belangrijke rol in de publieke verontwaardiging, waarbij de focus vaak ligt op de schending van geslachtelijke normen in plaats van op de werkelijke schade die door dergelijk gedrag wordt veroorzaakt. De nadruk op de mannelijke leider als moreel voorbeeld, ondanks persoonlijke fouten, weerspiegelt een diepgeworteld geloof in de superioriteit van de mannelijke identiteit, zelfs wanneer deze identiteit in strijd is met de waarden die het zou moeten vertegenwoordigen.

De impact van deze normen wordt verder versterkt door de manier waarop ze in de massamedia en populaire cultuur worden gepresenteerd. Seksuele normen, vooral in de context van politieke schandalen, worden vaak niet besproken in termen van daadwerkelijke schade, maar in plaats daarvan worden ze beoordeeld op basis van symbolische waarde. In dit licht is het duidelijk dat de publieke verontwaardiging over seks vaak niet gaat om de daadwerkelijke gevolgen voor individuen of gemeenschappen, maar om de manier waarop seks en gender worden gebruikt om sociale hiërarchieën te handhaven en te bevestigen.

De rol van evangelische seksnormen en de invloed daarvan op politieke en culturele percepties is dus fundamenteel voor het begrijpen van hoe seksualiteit in de Verenigde Staten wordt begrepen. Het is essentieel om te beseffen dat deze normen diep verankerd zijn in een breder sociaal discours over gender, macht en moraal. Door de lens van deze normen kijken we niet alleen naar de sekslevens van politici, maar naar de bredere sociale en culturele waarden die bepalen hoe we denken over wat goed en slecht is in de samenleving. Het is deze dynamiek die bepaalt waarom bepaalde seksuele misstanden in de publieke sfeer worden genegeerd of vergoelijkt, terwijl andere worden verdoezeld of overdreven.

De impact van deze culturele en politieke invloeden op seksuele normen moet echter niet worden onderschat. Het is belangrijk te erkennen dat de normen die vandaag de dag de publieke opvattingen over seks en moraliteit bepalen, vaak zijn doordrongen van oude patriarchale en racistische overtuigingen die de basis vormen voor de manier waarop we over geslacht, ras en macht denken. Deze invloeden zijn niet alleen relevant voor de politiek, maar voor het bredere sociaal-culturele klimaat waarin we leven. Het begrijpen van de oorsprong en het functioneren van deze normen kan ons helpen te begrijpen waarom seksuele misstanden vaak worden afgehandeld in termen van morele verontwaardiging in plaats van echte maatschappelijke verandering.

Hoe Media Macht Bevestigen door Seks Schandalen: Het Proces van Framing en Gender- en Rassenbeleving

Foucault's observaties over publieke pijn benadrukken de kracht van het koninklijk gezag, niet alleen door de pijn zelf, maar door het publiek als getuige van de uitvoering. Hij stelt dat de foltering zijn doel pas bereikt als het publiek aanwezig is, omdat de essentie van zulke straffen niet enkel was om de schuldige te straffen, maar om het publiek eraan te herinneren wie de macht had. Dit principe geldt ook voor de hedendaagse media en hoe ze de publieke opinie sturen, vooral bij seks schandalen van machtige mannen.

De rol van het publiek is cruciaal. Het media-optreden van een schandaal is niet alleen gericht op het afstraffen van het individu, maar ook op het bevestigen van bepaalde sociale normen en waarden. De media bieden beelden die het publiek verlangt om bepaalde stereotiepe waarden te behouden, zoals de bevestiging van wit, heteroseksuele mannelijkheid. Deze framing is een belangrijk instrument in het verspreiden van macht en autoriteit. De media zijn immers niet neutraal; ze vormen een filter waardoor de samenleving haar interpretatie van gebeurtenissen vormt.

Dit proces van framing gebeurt op subtiele manieren, zoals de keuzes die worden gemaakt over welke details van een verhaal gepubliceerd worden, de toon van de koppen, de waarschijnlijkheid van de uitkomst, en de frequentie van berichtgeving. Hoe meer aandacht een bepaald schandaal krijgt, hoe groter de impact op de publieke perceptie. Een opvallend voorbeeld hiervan is het mediacircus rond de Monica Lewinsky-affaire, die 74 miljoen mensen trok, slechts op de tweede plaats na de Super Bowl in kijkcijfers.

Mediaframes, hoewel vaak geassocieerd met vooringenomenheid, zijn een noodzakelijk onderdeel van alle communicatie. Ze helpen verhalen te selecteren, te interpreteren en in een bepaald licht te presenteren. Dit gaat verder dan openlijke politieke vooringenomenheid en weerspiegelt vaak de culturele en sociale normen die diep geworteld zijn in de samenleving. Vooral in de Amerikaanse media is er een onderliggende conservatieve benadering die diep verankerd zit in traditionele ideeën over ras, etniciteit en gender.

De framing van seks schandalen is niet alleen een kwestie van berichtgeving over de feiten, maar van het presenteren van de schuldig bevonden man als een personage dat zijn machtspositie heeft misbruikt. De media versterken dit beeld vaak door gebruik te maken van rasspecifieke en gendergerelateerde frames. Dit is vaak subtiel en voor veel witte kijkers onzichtbaar, maar deze frames versterken raciale en genderstereotypen die breed geaccepteerd zijn in de samenleving.

Binnen de media worden twee belangrijke framingtechnieken gebruikt die specifiek van belang zijn bij de berichtgeving over seks schandalen: het recoderen van ras en het ontkennen van ras. Recoderen gebeurt door neutraal klinkende woorden te gebruiken die echter zware raciale of etnische connotaties dragen. Dit kan bijvoorbeeld het gebruik van termen als "gebroken gezinnen" zijn, die vaak impliciet verwijzen naar zwarte gemeenschappen, zonder expliciet ras te noemen. In politieke berichtgeving kan dit het gebruik van termen als "hard tegen criminaliteit" zijn, wat vaak een code is voor "zwarte criminaliteit". Deze framing helpt het publiek onbewust om een raciaal gekleurde lens te gebruiken bij het interpreteren van het verhaal, zonder dat dit openlijk wordt erkend.

Er is ook een ander belangrijk aspect van mediaframes: gender. Mannen in seks schandalen worden vaak geconfronteerd met een publieke veroordeling die sterk gendergekleurd is. Machtige mannen worden vaak gezien als vertegenwoordigers van een traditioneel mannelijk ideaal: sterk, onafhankelijk en agressief. Wanneer deze mannen zwakte tonen, bijvoorbeeld door zich te verontschuldigen of emoties te tonen, wordt dit vaak als een teken van falen gezien, omdat kwetsbaarheid niet overeenkomt met de heersende opvattingen over mannelijkheid. Deze gendergebonden frames zijn zo diep geworteld in onze sociale normen dat ze vaak onbewust worden toegepast, zelfs door journalisten die zich niet noodzakelijk als politiek bevooroordeeld beschouwen.

In de media worden die frames vaak versterkt door de manier waarop politici en andere publieke figuren hun publieke imago presenteren. Kandidaten die zichzelf het best kunnen positioneren als belichaming van de witte, robuuste mannelijkheid en agressie, zijn vaak degenen die het meest succesvol zijn in hun campagnes. Tegelijkertijd worden momenten van zwakte of blootstelling, zoals verontschuldigingen of tranen, vaak afgedaan als ongeschikt voor een mannelijke leider. Dit toont hoe de publieke voorstelling van mannelijkheid en autoriteit diep verweven is met mediaframes die zowel ras als gender beïnvloeden.

Dit proces van framing biedt een manier om macht en autoriteit te behouden, zelfs in een tijdperk waarin de media vaak worden gepresenteerd als objectief of politiek neutraal. Het gebruik van frames helpt om de sociale orde te behouden en voorkomt dat er kritische vraagtekens worden geplaatst bij de bredere systemen van ongelijkheid die door dergelijke verhalen worden ondersteund. De kracht van de media ligt dus niet alleen in wat er wordt gezegd, maar in de manier waarop het verhaal wordt gepresenteerd en welke waarden hierdoor worden versterkt.

Hoe Kavanaugh en Ford's Getuigenissen een Politieke Vertoning Werden

Het slachtoffermotief is een belangrijk symbolisch terrein, wellicht het meest cruciale in de scènes rondom Ford en Kavanaugh. Terwijl we al een plotlijn hebben gezien van een verwarde en getraumatiseerde Ford, die Kavanaugh misschien wel met iemand anders heeft verward, wordt deze gekoppeld aan een andere plotlijn. Hierin worden zowel Kavanaugh als Ford gepresenteerd als slachtoffers van de Democraten. Diverse senatoren die uiteindelijk voor Kavanaugh zouden stemmen, benadrukken Ford’s slachtofferschap, terwijl ze tegelijkertijd de Democraten impliceren in haar slachtofferschap; zij waren het die de brief uitlekten, die de zaak anders hadden kunnen behandelen en die haar identiteit vertrouwelijk hadden kunnen houden.

Op het moment dat Lindsey Graham zijn paternalistische bezorgdheid uit, waarin hij zegt: "Je had geen enkel idee om Dr. Ford te beschermen; helemaal niets", begrijpen we beter dat zij in dit verhaal geen held is. Voor Kavanaugh en zijn aanhangers is zij de tragische figuur die de Democraten hebben opgeofferd. Dit is wellicht een van de meest cruciale wendingen in de vertoning, want tegen de tijd dat de getuigenis ten einde loopt, wordt de trauma die Ford heeft ervaren niet langer gepresenteerd als een seksuele aanval, maar eerder als een nationale, politieke aanval. Voor de Republikeinen die dit verhaal vertellen, heeft dit plaatsgevonden door toedoen van Feinstein en de Democraten, die nu de rol van antagonisten op zich nemen. Ford is hun ongelukkige zondebok.

Als Kavanaugh ook een slachtoffer van de Democraten is, en als Ford en haar familie op dezelfde manier geleden hebben door dezelfde publiciteit, dan wordt het mogelijk de discussie te verschuiven en Ford’s trauma te herinterpreteren als iets dat vergelijkbaar is met dat van Kavanaugh: een politiek trauma, een kwestie van publiciteit, een ongemakkelijke maar tijdelijke verlies van privacy. Dit betekent niet dat Ford’s oorspronkelijke beschuldigingen volledig vergeten zijn, maar eerder dat deze nu concurreren met een ander narratief. Haar aanvankelijke beschuldigingen van seksuele aanranding kunnen gemakkelijker terzijde worden geschoven, omdat de "circus" en de absurditeiten van het proces zelf het echte drama zijn dat Kavanaugh, Grassley, Graham en anderen aanwijzen als de werkelijke tragedie op het nationale toneel.

Het idee van slachtofferschap speelt een belangrijke rol in de Amerikaanse nationale identiteit, zoals Lauren Berlant stelt. Of deze slachtofferschap nu werkelijk is of slechts verbeeld, het resulteert in een reeks slachtoffers wanneer de show voorbij is. De kijk op Amerikanen als infantiele burgers—mensen die hun onschuld en privilege willen behouden door een sterke, agressieve vaderfiguur te benoemen die hun ongemakken kan oplossen—biedt ons maar één mogelijkheid wanneer het aankomt op de keuze tussen Ford en Kavanaugh. Terwijl Ford zich bezighoudt met feiten (zoals de locatie van het huis, wat ze droeg, wat ze aan haar therapeut vertelde en wanneer), draagt Kavanaugh voornamelijk gevoelens bij (woede, anti-autoritair sentiment, en jeugdig, zelfs respectloos, verzet). Omdat witte mannelijke seksualiteit zo makkelijk woede koppelt aan kracht—en omdat deze gevoelens als geloofwaardig worden gezien—is het veel gemakkelijker om Ford als de zwakke schakel te zien. Kavanaugh hint hierop in zijn laatste woorden tegen Senator John Kennedy: "Ze zijn niet waar voor mij. Ik heb dit nooit gedaan; nooit gedaan aan haar of aan iemand anders."

Het is hier dat we even moeten pauzeren om de scène die zich voor ons ontvouwt te overwegen, want net als bij Anita Hill en Ford zijn er veel parallellen tussen Clarence Thomas en Kavanaugh die onze aandacht verdienen. Net als Thomas meer dan vijfentwintig jaar eerder, positioneert Kavanaugh de hoorzittingen als een vorm van politieke sabotage die prejudiciële tropen gebruikt om een anderszins deugdzaam man te vernietigen. Voor Thomas was ras het expliciete prejudiciële domein. Zoals we weten, verwees Thomas direct naar ras en gender in zijn verdediging, waarbij hij zijn liberale tegenstanders beschuldigde van een "high-tech lynching" die bereikt werd door de seksualisatie van zwarte mannen. Voor Kavanaugh is het probleem onterechte beschuldigingen van mannelijke seksuele agressie naast onethiek in de politiek, hoewel deze thema's weliswaar onderstreept worden door ras- en gendervragen, zelfs als ze minder expliciet zijn. Deze thema’s worden impliciet genoemd door de aanhangers van Kavanaugh, die zijn “gouden cv” blijven benadrukken: de juiste scholen, de juiste vrienden, de juiste clerkships, de juiste mentoren, de juiste ervaring in het Witte Huis—alles wat een hint is naar de zeldzame witte, rijke kringen waarin hij zich bevond.

Andere mensen spreken dit uit via het taalgebruik van reputatie, zoals te zien is in de woorden van voormalig senator John Danforth: “Ik voel zo veel medelijden met Kavanaugh en wat hij doormaakt... Hier hebben we een man die een geweldige reputatie heeft opgebouwd als mens en nu wordt deze vernietigd.” Het is interessant op te merken dat het Danforth was die eerst het idee van "erotomanie" naar voren bracht om Anita Hill’s beschuldigingen te verklaren. Kavanaugh zelf herhaalt dat de hoorzittingen “mijn familie en mijn goede naam hebben vernietigd. Een goede naam opgebouwd door tientallen jaren van hard werk en publieke dienst op de hoogste niveaus van de Amerikaanse regering.”

Hoewel het misschien lijkt alsof ras en gender geen rol spelen in de behandeling van Kavanaugh op dezelfde manier als bij Thomas, is dit slechts omdat Kavanaugh’s belichaming van macht—al een witte man met enorme privileges en middelen, wiens moraliteit wordt verondersteld—zo diep geworteld is in de Amerikaanse culturele idealen dat het bijna onzichtbaar wordt. Onzichtbaarheid is een belangrijk concept, want als zijn ras en gender zo'n symbolen van kracht en betrouwbaarheid zijn zonder dat hij deze hoeft te rechtvaardigen, moeten we ook overwegen waarom Kavanaugh’s emotionele uitbarstingen niet als zwakte werden beschouwd. Het uiten van emoties werd vaak geassocieerd met een “vrouwelijke constitutie” die niet in staat zou zijn de ontberingen van het publieke leven te doorstaan. Dit is de prominente genderlogica die achter het idee ligt dat vrouwen ongeschikt zouden zijn voor politieke rollen. Maar het publiek staat Kavanaugh’s uitbarstingen toe zonder hem te veroordelen als iemand die overgevoelig is, omdat we zijn woede als een rechtvaardige boosheid beschouwen en deze dus onze aandacht verdient.

Hoe heeft Donald Trump de Amerikaanse evangelische gemeenschap hervormd?

Donald Trump heeft een opmerkelijke invloed gehad op de Amerikaanse politiek en samenleving, en zijn relatie met de evangelische gemeenschap is daarbij bijzonder relevant. Het is niet alleen de invloed van Trump als president, maar vooral zijn aanpak van morele kwesties en zijn retoriek die de evangelische identiteit in de VS heeft veranderd. Gedurende zijn campagne en presidentschap heeft Trump zich gepositioneerd als een leider die traditionele christelijke waarden zou beschermen, terwijl hij in werkelijkheid de onderliggende waarden van deze gemeenschap uitdaagde en transformeerde. Dit fenomeen kan worden gezien als een reflectie van een bredere trend binnen de Amerikaanse religieuze politiek.

De relatie tussen Trump en evangelicals heeft vaak gefunctioneerd als een breuklijn in de Amerikaanse cultuur- en politiek. Aan de ene kant is Trump geprezen door veel conservatieve christenen omdat hij zich duidelijk uitsprak tegen abortus, zijn steun uitsprak voor Israël en door te pleiten voor een strengere interpretatie van godsdienstige vrijheid. Aan de andere kant is er kritiek gekomen op zijn gedrag, dat in strijd is met de evangelische opvattingen over moraliteit en integriteit. Zijn persoonlijke leven, met een geschiedenis van echtscheidingen, vermeende seksuele misstappen en zijn niet-christelijke levensstijl, stond in schril contrast met de waarden die evangelische leiders voor ogen hadden voor hun gemeenschap.

Er is echter een opvallende dynamiek in de manier waarop veel evangelische leiders hun steun voor Trump gerechtvaardigd hebben. In plaats van te focussen op zijn persoonlijke tekortkomingen, lieten zij zich vaak leiden door de pragmatiek van het politieke moment. Trump werd geprezen vanwege zijn strijd tegen liberale waarden die als bedreigend voor de christelijke ethiek werden gezien, zoals de legalisatie van het homohuwelijk en de groeiende invloed van seculiere ideologieën. Het idee van 'de vijand van mijn vijand is mijn vriend' werd hier toepast, waarbij de Amerikaanse linkse politiek werd gepositioneerd als een grotere bedreiging dan Trump’s eigen tekortkomingen.

Het is belangrijk te begrijpen dat deze veranderingen binnen de evangelische gemeenschap niet zomaar oppervlakkig waren. Ze vertegenwoordigen een diepgaande verschuiving in de manier waarop de gemeenschap zichzelf definieert in relatie tot politieke macht. In veel opzichten heeft Trump de evangelische beweging getransformeerd van een religieuze, ethische en idealistische kracht naar een politieke speler die bereid is te onderhandelen over zijn morele standaarden om invloed te behouden en te vergroten. Dit heeft geleid tot een onmiskenbare vermenging van religie en politiek in een manier die voorheen ondenkbaar was binnen de evangelische ideologie.

De verschuivingen binnen de evangelische gemeenschap onder Trump reflecteren ook bredere maatschappelijke veranderingen, waarbij de nadruk komt te liggen op identiteitspolitiek en culturele strijd. De evangelische gemeenschap, ooit gedreven door het verlangen naar morele zuiverheid, is nu een meer pragmatische, politiek gemotiveerde groep geworden. Dit is niet alleen een interne verschuiving, maar heeft ook invloed op de bredere Amerikaanse cultuur en politiek. Het biedt inzicht in de manieren waarop religie kan worden gebruikt om politieke agenda’s te ondersteunen, zelfs wanneer dat ten koste gaat van de oorspronkelijke ethische normen.

Wat essentieel is om te begrijpen, is dat deze transformatie niet zonder gevolgen blijft voor de evangelische gemeenschap zelf. Er is binnen deze gemeenschap een groeiende verdeeldheid over de vraag of Trump wel of niet een authentieke vertegenwoordiger is van hun waarden. Deze verdeeldheid gaat niet alleen over politiek, maar over de fundamentele vraag: Wat betekent het om een christen te zijn in een politiek klimaat dat steeds meer pragmatisch en minder ethisch lijkt? De spanning tussen de oude, ethisch georiënteerde evangelische ideologie en de nieuwe, politiek gemotiveerde benadering zal blijven voortduren, zelfs na Trumps presidentschap.