Enniscorthy was een logisch man. Hij deed dingen zo gigantisch grotesk dat er een genie achter zijn daden moest schuilen. Soms excelleerde hij onbeholpen en gigantisch, vaak tegen zijn eigen bedoelingen in. Veel van zijn handelingen moesten onmiddellijk van feit naar legende worden geclassificeerd, anders zou er nergens vrede van zijn. Zijn grote zetten werden uitgevoerd om kleine redenen, of helemaal zonder reden. Er was het moment waarop hij als journalist een verhaal ging maken over de regerende wereldkampioen boksen die zich voorbereidde op een titelgevecht.

"Is het waar dat je timing een beetje off is, kampioen?" vroeg Ennis met die goedmoedige plagerij die zo typisch voor hem was.
"Kom in de ring en ontdek het," antwoordde de kampioen met de vrolijke bluff die altijd in zijn trainingskampen aanwezig was. En hij klopte de tengere Ennis op de schouder met een grote hand die hem bijna omver duwde.
"Is het waar dat je voetwerk niet helemaal in orde is op dit moment in je training?" Ennis bleef het de zware kampioen voorhouden.
"Kom in de ring en ontdek het," zei de kampioen met een uitbundige lach.
"Zijn de geruchten waar dat je stoten door je lange onderbreking een beetje hun kracht hebben verloren?" vroeg Ennis verder.
"Kom in de ring en ontdek het," grinnikte de kampioen. En plotseling had de lach een scherpe ondertoon, alsof hij nu iets zag wat hij daarvoor niet had opgemerkt.

"Ja, ja, goed dan," zei Ennis, en in dat moment leek hij een voet groter te worden. Zeker, hij leek een beetje groter te worden dan hij ooit geweest was. En zo stond Enniscorthy, in boksshort, binnen een minuut in de ring, en er was een hoop luidruchtig gelach rondom het trainingskamp van de kampioen. Sweeny zag er grappig uit in zijn blote bovenlichaam, een van de meest komische verschijningen die je je kon voorstellen, maar toen hij en de kampioen tegenover elkaar stonden met de grote handschoenen van zestien ons, was er iets diep mis met de situatie. De confrontatie tussen de kampioen en de slungelige sportverslaggever was compleet misplaatst.

Enniscorthy was altijd gezien als een onbeduidend man, niet klein per se, maar eerder vluchtig. Hij had altijd een lichtheid en snelheid die niet pasten bij de enorme omvang of kracht van een grote man. Het grote van hem was altijd grotesk groot, maar nooit op een manier die wees op een persoon van enorme fysieke grootte. Toch was het niet te rijmen dat Ennis Sweeny boven de wereldkampioen boksen stond. De kampioen was geen reus, maar wel een goede zes voet twee en 218 pond. Een man van gewone grootte had er geen zaken mee om boven hem uit te torenen. De situatie was absurd, zelfs misplaatst. Ennis zou minstens zeven voet lang moeten zijn en driehonderdvijftig pond moeten wegen om echt op hetzelfde schaalniveau te staan als de kampioen.

De contrasten waren zo groot dat de waarneming van de aanwezigen in twijfel getrokken moest worden. De twee mannen stonden daar niet op dezelfde schaal, dat was duidelijk. Maar wat misschien nog absurder was dan de grootte was de snelheid. De kampioen was altijd beschouwd als een snelle man met zowel handen als voeten, maar Ennis maakte hem trager dan een luiaard. Ennis blokkeerde elke klap met een bijna vanzelfsprekende elegantie, als een vlieg die een vlieg vangt. Hij leek zelfs een beetje beschaamd over de situatie, en toch was er een geheim plezier in zijn houding. Soms liet hij de kampioen enkele harde klappen uitdelen, die de hele ring deden schokken, maar zonder enige invloed op hem. Er gebeurde niets met Ennis, hoewel hij al zo rood was dat een klap die geen bloed deed stromen nauwelijks zichtbaar zou zijn.

Wat volgde was een complete vergissing. Ennis had per ongeluk de kampioen uitgeschakeld. "Per ongeluk, met kwade opzet," zei een andere sportverslaggever die erbij was. Ennis zelf geloofde niet dat hij de kampioen daadwerkelijk wilde raken, maar door zijn snelle handbewegingen kwam er een klap die de kampioen neerhaalde, onverwacht en compleet. Het was de meest overweldigende knock-out die iemand ooit had gezien. En Ennis was tegelijkertijd de meest beschaamde en de meest vermaakvolle man ter wereld. Even had Ennis angst dat hij de kampioen gedood had, maar die gedachte verdween snel. Hij kreeg het gevoel dat als hij de kampioen had gedood, hij hem net zo makkelijk weer tot leven had kunnen brengen.

De meeste aanwezigen geloofden aanvankelijk dat de kampioen dood was, maar het bleek al snel dat er nog wat leven in hem zat. Zijn schedel leek gekneusd, zijn kaak gebroken, en er stak zelfs een stukje bot uit zijn gezicht. Maar al snel was dit niets meer dan een optische illusie. De kampioen zag er snel weer normaal uit, opende zijn ogen en was weer helemaal in orde.

"Dit is een complete ongemakkelijke situatie," verontschuldigde Ennis zich.
"Nee, Ennis, helemaal niet," zei de kampioen, nog steeds zijn kaak wrijvend. "Het is een mengsel, weet je, negen delen en één."
"Negen en één?" vroeg Ennis.
"Ja. Negen delen berouw en schaamte. Dat is de maiswhisky. Maar het tiende deel is je geheime vreugde erin, en dat maakt het een goed mengsel, een goede drank."

Ennis wilde het doen, zo bleek, en altijd als je iets echt wilt, krijg je het uiteindelijk. Maar hoe hij het precies deed, begreep hij zelf niet. Het was een mysterie. Wat misschien het meest vreemd was, was dat hij zich niet eens echt afvroeg hoe hij het had kunnen bereiken. Hij had het gewoon gedaan.

Hoe een dode waanzinnige vijand blijft vechten: De strijd tegen Grogg en de paradox van tijd

Er bestaat een paradox in de strijd die ik dagelijks voer. Terwijl ik een post houd die geen einde lijkt te kennen, heeft mijn vijand Grogg reeds zijn leven verloren. Zijn botten zitten tegenover me, maar zijn geest blijft gewaarborgd door een onzichtbare verbinding die zijn aanwezigheid in de ruimte nog steeds voelbaar maakt. Wat volgt is een strijd die geen fysieke actie vereist, maar een voortdurende uitwisseling van wil en doel. Grogg, hoewel dood, is vastbesloten om Sweeny te doden, en ik ben even vastbesloten hem tegen te houden.

Het idee dat Grogg zelf een deel is van mijn eigen wezen is een theorie die Sweeny heeft geopperd. Hij gelooft dat de zes detectives die hij heeft ingehuurd — waaronder ikzelf, Branagan, Flanagan, Hanagan, en de mysterieuze kapiteins Nemo, Remo en Hemo — allemaal dezelfde persoon kunnen zijn in een ingenieuze vermomming. Dit idee raakt de kern van de verwarring die door deze strijd wordt geweven. Grogg, zowel dood als waanzinnig, blijft een kwelgeest. Hoe kan iemand die dood is, als een levende dreiging fungeren? Hoe kan ik, als zijn tegenstander, een ander zijn, terwijl ik zelf deel ben van dit geheel?

Toch biedt deze chaos ruimte voor een vreemde vorm van samenwerking, een compromis tussen dood en leven, waan en werkelijkheid. Grogg en ik vinden elkaar niet enkel in conflict, maar in een gezamenlijke acceptatie van het onvermijdelijke. Zijn botten, geconserveerd en zo goed gearticuleerd dat ze bijna leven, verplaatsen zich elke keer als zijn geest probeert te handelen. Terwijl zijn geest zich naar zijn favoriete plekken begeeft, zoals de Rotating Vector, speelt hij met me alsof er geen verschil is tussen zijn leven en mijn aanwezigheid. We spelen een reeks spellen, waarbij hij steeds wint, behalve wanneer het gaat om de "Death-of-Sweeny"-spelen, waarin ik zegevier.

Sweeny, wiens geest is gewijd aan het veranderen van de wereld door middel van fictie, ziet zijn eigen strijd als een poging de toekomst te hervormen. Hij denkt dat de gevaren die hem bedreigen, misschien alleen maar bestaan in zijn verbeelding, die hij probeert te beheersen door ze te transformeren in opera’s en verhalen. De ene waanzin lijkt een antwoord te geven op de andere. Grogg, in zijn dood, gelooft dat Sweeny de wereld met zijn ficties zal vervormen, tenzij hij zelf wordt uitgeschakeld. Dit conflict speelt zich af op een niveau dat moeilijk te begrijpen is, waar oorlogen zich zowel in de realiteit als in de geest afspelen.

Er is een voortdurende vraag over de aard van deze strijd. Hoe kan het zo zijn dat er nog steeds oorlogen bestaan in een tijdperk dat zogenaamd gewijd is aan vrede? Wat is de betekenis van een conflict dat geen fysieke aanwezigheid vereist, maar slechts de strijd van geest tegen geest? Misschien is het niet zozeer de fysieke aanwezigheid van een vijand die bepaalt wie de strijd wint, maar de volharding om je standpunt te handhaven, ongeacht de onmogelijkheid van de situatie.

Het vreemde is dat zelfs na zoveel jaren, waarin Grogg’s geest vast lijkt te zitten in de lichamen van zijn voormalige metgezellen, ik nog steeds in staat ben om te functioneren binnen de kaders van deze strijd. Ik speel de rol van de waakzame detective, terwijl Grogg als geest door de ruimte slingert, zijn eigen doelen tracht te bereiken. Het resultaat van deze voortdurende confrontatie is niet alleen de overwinning in de klassieke zin van het woord, maar een voortzetting van de strijd zelf.

Het idee dat Grogg en ik onlosmakelijk verbonden zijn, doet me nadenken over de aard van identiteit en verandering. Ben ik werkelijk een ander geworden door deze voortdurende interactie, door het delen van een ruimte met een dode vijand, die zijn wildoen voortzetten ondanks zijn lichamelijke afwezigheid? Hoe kan iemand zich niet aanpassen in een wereld die zich voortdurend herinnert en heruitvindt door middel van confrontatie?

De strijd die Grogg en ik dagelijks voeren, is niet enkel een strijd tegen een dode vijand, maar tegen de vergankelijkheid van alles om ons heen, tegen de voortdurend veranderende ideeën die de basis vormen van onze identiteit en ons begrip van de wereld. Grogg kan geen leven meer geven aan zijn handen, maar zijn geest heeft de kracht om ver te reiken, om invloed uit te oefenen, om verhalen te vertellen die ons nog steeds in de ban houden.

In dit alles moeten we misschien de illusie van controle laten varen en accepteren dat strijd vaak voortkomt uit de interactie tussen krachten die geen fysieke vorm meer aannemen, maar die met elkaar verweven zijn door hun invloed op de gedachten en daden van degenen die hen waarnemen. Het is niet altijd nodig dat een conflict eindigt met de vernietiging van de ander, maar eerder met de verzoening van de interne strijd die al lang in ons plaatsvond.