Variant 1

  1. De molecuulstructuur van koolwaterstoffen komt overeen met de algemene formule CnH2n-2. Welke stofklasse komt overeen met deze formule?
    a) Alkenen;
    b) Alkyne;
    c) Cycloalkanen;
    d) Alkanen.

  2. Noem de koolwaterstof.

a) 1-methylbuteen-2;
b) 4-methylbuteen-2;
c) pentyn-2;
d) pentyn-3.

  1. Welke geometrische vorm hebben de moleculen van verzadigde koolwaterstoffen?
    a) Drie-dimensionaal;
    b) Lineair;
    c) Vlak.

  2. Welke stoffen zijn isomeren?

  3. De homologen van n-pentaan zijn:

  4. In welke reacties reageert methaan niet?
    a) Isomerisatie; b) Toevoeging;
    c) Substitutie; d) Verbranding;
    e) Thermische ontleding.

  5. Welke reacties worden bepaald door de aanwezigheid van π-bindingen in alkynen?
    a) Substitutie; b) Ontleding;
    c) Uitwisseling; d) Toevoeging.

  6. Welke reagentia worden gebruikt om een dubbele binding in organische verbindingen aan te tonen?
    a) Bromwater; b) Metaal natrium;
    c) Kaliumpermanganaatoplossing; d) Koper(II)-oxide.

  7. Aan welk atoom zal chloor zich hechten als resultaat van de reactie:

a) Het eerste; b) Het tweede;
c) Het derde; d) Het vierde.

  1. Hieronder staan de linkerzijdes van de reacties. Welke reactieklasse hoort bij deze reacties? (Antwoord in de vorm: 1, a; 2, b...)

a) Toevoeging; b) Substitutie; c) Ontleding.

  1. Welke praktische toepassing heeft de halogeneringsreactie van methaan?
    a) Voor het verkrijgen van oplosmiddelen;
    b) Brandblusmiddel;
    c) Geen toepassing;
    d) Voor het verkrijgen van polymeren.

  2. Welke van de onderstaande methoden kan niet worden gebruikt om alkenen te verkrijgen?
    a) Dehydratatie van alcoholen;
    b) Isomerisatie van alkanen;
    c) Dehydrogeneratie van alkanen;
    d) Halogenering van alkanen.

  3. Welke deeltjes spelen een rol in de vorming van π-bindingen in een ethyleenmolecuul?
    a) Eén p- en twee s-elektronen;
    b) Twee s-elektronen;
    c) Niet-gehybridiseerde p-elektronen;
    d) sp-hybride elektronwolken.

  4. Welk product X ontstaat als gevolg van de omzetting?

a) Polyethyleen; b) 1,1,2-trichloorethaan;
c) Polyvinylchloride; d) Er is geen juist antwoord.

  1. Voor welke van de onderstaande stoffen is cis-trans-isomerie mogelijk?
    a) 1,2-dibrompropaan; b) 2-methylpenteen-1;
    c) butyn-2; d) hexeen-2.

  2. In een overmaat water werd technische calciumcarbide opgelost met een massa van 50 g, die 36% verontreinigingen bevatte. Hoeveel acetyleen wordt er bij normale omstandigheden geëvolueerd?
    a) 33,6 l; b) 11,2 l; c) 22,4 l; d) 5,6 l.