De overwinning van Donald Trump in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 kwam voor velen als een schok, maar voor de auteur van The Reactionary Mind was zijn overwinning in de Republikeinse primairen een minder verrassende gebeurtenis. Het was juist de evolutie van Trump van een bedreiging voor het establishment naar een vertegenwoordiger van hetzelfde establishment die hem begrijpelijk maakte als zowel een conservatief als een Republikein. De essentie van het conservatisme, met zijn diepe wortels in de Europese reactie op de Franse Revolutie, bestaat niet enkel uit een afkeer van progressieve ideeën, maar uit een samenspel van elementen als racisme, populisme, geweld en minachting voor gevestigde normen en instituties. Deze elementen, die vaak als recent of eigenaardig worden gezien, zijn in werkelijkheid fundamentele componenten van het conservatisme sinds zijn oorsprong.

Trump belichaamt deze elementen, maar ook de breuk met de traditionele conservatieve benaderingen die nog steeds de fundamenten van de Amerikaanse politiek bepaalden. De laatste decennia leek conservatisme in de VS zijn belangrijkste doelen te hebben bereikt: het beëindigen van de dreiging van het communisme, het afbouwen van het welzijnsstaat, en het onderdrukken van progressieve bewegingen zoals vrouwenrechten en burgerrechten. Dit leidde tot de gedachte dat conservatisme, hoewel nog steeds invloedrijk, in wezen op zijn laatste ademtocht was. Het leek enkel nog in staat om sporadische uitbarstingen van actie te creëren, zoals het Tea Party-phenomeen, maar zonder langetermijnvisie of echt fundament.

Toch toonde Trumps opkomst, gekenmerkt door een anti-establishment retoriek, dat de conservatieve beweging ondanks haar succes en de dominantie over de regering in de afgelopen jaren nog steeds geen duidelijke richting of coherentie had. Het falen van de Republikeinen om hun belangrijkste beleidsdoelen te realiseren, ondanks hun controle over de federale overheid, was niet per se een kwestie van incompetentie, maar eerder van incoherentie. Trump vertegenwoordigde deze incoherentie. Zijn onvermogen om de Republikeinse partij te hervormen en zijn terugval naar traditionele conservatieve ideeën gaven blijk van een beweging die geen duidelijk besef had van haar macht of haar uiteindelijke doel.

In de tweede editie van The Reactionary Mind richt de auteur zich niet alleen op de ontwikkelingen van het conservatisme in de 21ste eeuw, maar ook op de bredere historisch-filosofische context die Trump’s opkomst mogelijk maakte. Het doel is om de Trump-fenomenen te begrijpen door aandacht te besteden aan de retoriek die hij gebruikt, maar vooral ook aan de daden die hij heeft verricht. Wat opvalt, is dat veel van de zaken die Trump zo verontrustend maken—rassendiscriminatie, wetteloosheid en geweld—niet nieuw zijn, maar dat er elementen in zijn optreden zijn die dat wel zijn. Deze nieuwe benaderingen betreffen vooral de relatie van de rechterzijde met de staat en de markteconomie. Hier breekt Trump met zijn voorgangers, door nieuwe perspectieven aan te bieden over hoe de staat en de markt in de toekomst zouden kunnen functioneren.

Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat de opkomst van Trump niet slechts een toevallige ontwrichting is van het politieke landschap, maar het resultaat van een lange ontwikkeling in de conservatieve politiek. Terwijl de beweging een aanzienlijke hoeveelheid van haar klassieke doelen heeft bereikt, heeft het niet geweten hoe verder te evolueren in een post-communistische en post-cultureel conservatief tijdperk. Het ontbreken van een heldere ideologische richting is wat de conservatieve beweging, ondanks haar tijdelijke successen, tot een fragmentaire kracht maakt die moeilijk haar invloed duurzaam kan vastleggen.

Het is belangrijk te begrijpen dat, hoewel de chaos die Trump heeft ontketend schokkend is, de ideologische basis waarop hij voortbouwt diep geworteld is in de geschiedenis van de rechtse politiek. De onduidelijkheid van het hedendaagse conservatisme komt niet enkel door de aanwezigheid van Trump zelf, maar ook door de bredere sociale en politieke veranderingen die conservatieven niet goed begrepen hebben of niet effectief hebben geadresseerd. Het feit dat deze beweging blijft worstelen om zich opnieuw uit te vinden, ondanks de gunstige machtsverhoudingen, toont aan hoe moeilijk het is voor politieke bewegingen om zich aan te passen aan een veranderende wereld zonder een krachtige, vernieuwende visie.

Wat is de rol van waardebepaling in onze keuzes en handelingen?

Waardebepaling is geen eenvoudige taak, noch een proces dat volledig op de natuur of op concrete, objectieve eigenschappen van goederen steunt. In de economische theorieën van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, zoals die van Nietzsche, Menger en Jevons, wordt waarde vaak gezien als iets dat door de menselijke geest wordt gecreëerd, iets dat niet inherent is aan de goederen zelf, maar wordt toegeschreven door de wil van de individu.

De waarde die we aan dingen toekennen, komt niet voort uit een natuurlijke eigenschap van die dingen, maar uit een handeling van de mens die zich tegen de natuur verzet. De kunstenaar, de generaal, de staatsman - zij zijn degenen die waarde kunnen toekennen. Waarde is dus een subjectieve inschatting, geworteld in de specifieke, soms arbitraire voorkeuren van individuen, die niet noodzakelijkerwijs samenhangen met objectieve behoeften of voordelen. Zoals Jevons stelt, zijn onze verlangens en afkeer slechts representaties van een dieper liggende wil, die moeilijk te meten is, maar die zich uitdrukt in de keuzes die we maken.

De Oostenrijkse econoom Carl Menger breidde dit verder uit door te beweren dat waarde geen objectieve eigenschap van goederen is, maar eerder een subjectieve beoordeling die we maken over de mate waarin een bepaald goed bijdraagt aan ons welzijn. Dit betekent dat de waarde van een goed afhankelijk is van onze behoeften en verlangens, maar die behoeften zijn op hun beurt geen simpele, biologische of psychologische gegevenheden. Ze zijn het resultaat van onze wil en onze praktijken. Alleen wanneer we ons bewust worden van een behoefte, kunnen we beginnen te praten over de waarde die eraan toegekend kan worden.

Waardebepaling vereist dus niet alleen een begrip van wat we nodig hebben, maar ook van de externe wereld: hoeveel van dat goed is beschikbaar, hoeveel moeten we ervoor opofferen, en welke keuzes moeten we maken om het te verkrijgen. Pas wanneer we deze vragen hebben beantwoord, kunnen we werkelijk spreken van waarde. Menger benadrukt dat waarde altijd subjectief is en afhankelijk van de individuen die keuzes maken in een specifieke context.

Dit perspectief wordt verder ondersteund door Jevons, die stelt dat de wil van een persoon de enige maatstaf is voor wat als goed of wenselijk wordt beschouwd. Waardebepaling is dus een continu proces van afwegingen en keuzes, waarbij elke keuze een uitspraak doet over wat belangrijker is dan iets anders. Wanneer een persoon in een economische context kiest tussen de bevrediging van twee behoeften, maakt hij een waarde-oordeel.

Naast de subjectieve aard van waarde, speelde het concept van waarde in de economie ook een rol in de ideologische strijd tegen het socialisme. In de vroege twintigste eeuw had het socialisme een morele uitstraling verworven, waarbij het vaak werd gepresenteerd als het morele antwoord op sociale onrechtvaardigheid. Economisten zoals Ludwig von Mises en Friedrich Hayek reageerden hierop door de markt als een morele instelling te presenteren. Volgens hen zijn economische keuzes niet neutraal; ze reflecteren de diepste waarden en doelen van individuen. De keuze om deel te nemen aan de markt, om goederen te ruilen, gaat hand in hand met de keuzes die we maken in het leven over wat we als waardevol beschouwen.

Dit leidt tot de conclusie dat het maken van keuzes in de markt altijd een morele implicatie heeft. In plaats van simpelweg als middel om economische doeleinden te bereiken, reflecteren deze keuzes ook de bredere doelen van het leven: vriendschap, schoonheid, kennis, en andere menselijke waarden. Deze benadering suggereert dat economische activiteiten nooit los staan van de bredere sociale en ethische context waarin ze plaatsvinden.

Naast de waarde die we aan goederen toekennen, is het belangrijk te begrijpen dat de manier waarop we waarde creëren niet alleen afhankelijk is van de goederen zelf, maar ook van de rol die wij spelen als economische agenten in een grotere sociale context. Waarde is niet slechts een individuele handeling; het is verweven met onze interacties, onze cultuur, en onze collectieve overtuigingen. Het vraagt om een diepere reflectie op de manier waarop we onze verlangens en behoeften definiëren en afwegen, en hoe deze afwegingen onze acties en de wereld om ons heen beïnvloeden.

Hoe conservatisme de dynamiek van macht en verandering begrijpt

Conservatisme wordt vaak gepresenteerd als een denkwijze die zich niet vastlegt in starre plannen of blauwdrukken voor de toekomst. In tegenstelling tot de radicale visie van de politieke linkerzijde, richt het conservatieve denken zich eerder op het lezen van situaties, het begrijpen van omstandigheden, en het aanpassen aan de steeds veranderende realiteit. De conservatieve geest is bijzonder flexibel, altijd alert op veranderingen die anderen misschien pas veel later opmerken. Het is deze opmerkzaamheid, deze bewustwording van de tijd en de voortdurende bewegingen van macht, die de kern van het conservatisme vormt.

Conservatisme is van oudsher gekoppeld aan een vorm van kennis die voornamelijk in reactie op radicale, linkse bewegingen is ontstaan. Denkers als Edmund Burke beschouwden de Franse Revolutie als een gebeurtenis die hen tot reflectie dreef over de fundamenten van de samenleving. Dit reactieprincipe werd herhaald door denkers als Russell Kirk, die betoogde dat het conservatisme een “systeem van ideeën” is dat mensen ondersteunt in hun verzet tegen radicale theorieën en maatschappelijke transformatie sinds de Franse Revolutie.

Deze filosofie van verzet wordt expliciet gepresenteerd door denkers als Lord Salisbury, die in de negentiende eeuw verklaarde dat “haat tegen radicalisme” de essentie van conservatisme is. Het idee van conservatisme als een afweer tegen revolutionaire veranderingen werd ook door zijn zoon, Hugh Cecil, herhaald: “Er is slechts één manier om de revolutionaire tactieken te verslaan, en dat is door een georganiseerde gedachtegang die niet-revolutionair is te presenteren.” In de Amerikaanse context definieerde George Nash conservatisme op een soortgelijke manier: als een reactie tegen krachten die als linkse, revolutionaire en subversieve invloeden werden beschouwd.

De conservatieve geest is dus altijd in dialoog met de linkse ideeën, zelfs wanneer het probeert zich los te maken van deze invloed. Michael Oakeshott stelde het conservatisme voor als de voorkeur voor het vertrouwde boven het onbekende, het beproefde boven het ongeteste, het feitelijke boven het mysterieuze, en de beperkte mogelijkheden boven de onbeperkte. Dit is geen simpele voorkeur, maar een existentiële keuze waarbij de conservatief zich bewust is van wat hij heeft te verliezen. Het conservatisme vindt zijn kracht en motivatie in de mogelijkheid van verlies en in de afweer tegen de abstracte utopieën die linkse ideologen voorstaan.

In veel van deze conservatieve argumenten is er een impliciete antipatheticiteit tegenover radicalisme en revolutionaire verandering. Dit blijkt ook uit de geschriften van Benjamin Disraeli, die in zijn verdediging van de Engelse Grondwet in 1835 stelde dat de oprichting van een vrije regering een ongelooflijke menselijke prestatie is, die onmogelijk bereikt kan worden door revolutionaire middelen. Volgens Disraeli vereist deze prestatie wijsheid, vooruitziendheid en politieke kunde die veel zeldzamer zijn dan de revolutionaire, rationele utopieën van de radicalen. De conservatief waardeert wat is opgebouwd, en gelooft dat de beste oplossing voor de samenleving ligt in het beschermen van wat er al is, in plaats van in het afbreken en herscheppen van de samenleving volgens abstracte idealen.

Het conservatisme is dus geen vaststaande ideologie, maar een dynamische reactie op de krachten van verandering die de samenleving in beroering brengen. In wezen ontstaat conservatisme als een soort "tegenbeweging", die de radicale vernieuwing van de samenleving en de onvermijdelijke onzekerheden die gepaard gaan met revolutionaire veranderingen, in twijfel trekt. Het is een ideologie die in zichzelf de mogelijkheid van verlies en het risico van radicale transformatie erkent, maar tegelijkertijd vastbesloten is om deze veranderingen tegen te gaan door het vasthouden aan traditionele waarden en normen.

Het is belangrijk om te begrijpen dat conservatisme niet alleen een verzet tegen radicalisme is, maar ook een erkenning van de complexiteit en kwetsbaarheid van de samenleving. Het conservatieve denken is diepgeworteld in de erkenning van de waarde van het verleden en de noodzaak om die kennis te bewaren tegen de verleidingen van ongecontroleerde verandering. Dit betekent echter niet dat conservatisme noodzakelijkerwijs tegen verandering is; het betekent eerder dat het conservatisme voorzichtiger, langzamer en met meer aandacht voor de bestaande structuren van de samenleving benadert wordt.

Wat Betekent de Relatie Tussen Sociale Klassen, Onvrijheid en Politieke Structuren?

De strijd tussen sociale klassen, de dynamiek van onvrijheid en de rol van politieke structuren zijn thema's die door de eeuwen heen een onmiskenbare invloed hebben gehad op samenlevingen over de hele wereld. In dit verband wordt vaak verwezen naar de historische systemen van slavernij, feodalisme en de rol van de aristocratie. Wat echter belangrijk is om te begrijpen, is hoe deze structuren niet slechts economische systemen waren, maar diepgeworteld waren in de politieke macht, die werd gemobiliseerd om bepaalde bevolkingsgroepen op een neerbuigende en gewelddadige manier te controleren.

Het idee van een ‘heersende klasse’ is vaak gekoppeld aan zowel de aristocratie als de machtsstructuren die het politieke landschap vormden. Of het nu gaat om de oude regime van Frankrijk of de macht van plantages in de nieuwe wereld, de basisprincipes van ongelijkheid en onderdrukking zijn vaak door elkaar verweven. In feite waren deze systemen vaak zo in elkaar verweven met de politieke en economische machtsstructuren dat ze het fundament van de samenleving zelf leken te vormen. Zelfs wanneer slavernij werd afgeschaft of feodale systemen officieel werden vernietigd, bleef de machtsdynamiek bestaan, maar dan in andere gedaantes zoals het kapitalisme, het moderne imperialisme en de opkomst van nieuwe ideologieën.

Deze thema's komen bijvoorbeeld tot uiting in de geschiedenis van de plantages in de Verenigde Staten, waar de economische waarde van de slavenarbeid onlosmakelijk verbonden was met de politiek. Terwijl de slavernij officieel werd afgeschaft, bleven de mechanismen van onderdrukking doorwerken in de vorm van segregatie, Jim Crow-wetten en de systematische uitsluiting van Afro-Amerikanen uit politieke en economische participatie. Dit creëerde een blijvende kloof tussen de heersende klasse en de onderdrukte bevolkingsgroepen. Het is van cruciaal belang te begrijpen dat deze dynamiek niet alleen werd geregeerd door economische wetten, maar dat het politieke machtsklimaat en de ideologische overtuigingen die het ondersteunden, altijd invloed hadden op de wetgeving en de maatschappelijke structuren die werden gecreëerd.

Het idee van de ‘private sphere’ of de private levenssfeer komt ook aan bod in discussies over vrijheid en politieke rechten. Dit concept, dat oorspronkelijk werd gezien als een ruimte die los stond van overheidsinmenging, heeft in de loop der tijd vaak gediend als een terrein waar sociale normen en macht zich kunnen manifesteren zonder de zichtbare controle van de overheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de werkplek, het gezin, en zelfs voor de manier waarop politieke invloed wordt uitgeoefend door de elite. De voortdurende aanwezigheid van privébelangen in publieke aangelegenheden toont de paradox aan van een samenleving die zich beroept op vrijheden en gelijke rechten, maar tegelijkertijd de machtsdynamiek van de heersende klasse in stand houdt.

Naast economische en politieke structuren speelt ook de ideologie een belangrijke rol. De ideologieën van het conservatisme, de rechtse politiek en zelfs bepaalde vormen van socialisme hebben door de jaren heen invloed uitgeoefend op hoe machtsstructuren worden gerechtvaardigd. In sommige gevallen werd politieke macht niet alleen gecentraliseerd door wetgeving, maar ook door culturele en sociale normen die de existenties van bepaalde klassen of bevolkingsgroepen als minderwaardig of zelfs als onvermijdelijk afschilderden. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop politieke correctheid in de moderne tijd wordt gezien als een strijd tussen een cultuur van vrijheid en de gewelddadige instrumenten van onderdrukking. De reactie hierop kan niet alleen worden begrepen in termen van politiek, maar moet ook worden geanalyseerd in het kader van een bredere sociale strijd, waarin woorden, symbolen en overtuigingen de basis vormen van de dagelijkse machtsdynamiek.

In deze context kunnen we ook de rol van populisme en de opkomst van politieke bewegingen als de Tea Party of de heropleving van extreemrechts in de moderne politiek begrijpen. Deze bewegingen dragen bij aan de herbevestiging van oude sociale structuren die vaak de nadruk leggen op nationale soevereiniteit, economische vrijheid en de afwijzing van buitenstaanders. Ze worden in zekere zin een reactie op de veranderingen die de samenleving doormaakt, een poging om de status quo van de heersende klasse te behouden door het versterken van patriottisme en het verwerpen van progressieve idealen.

Het is essentieel voor de lezer om te begrijpen dat sociale ongelijkheid en machtsstructuren vaak niet altijd openlijk zichtbaar zijn, maar zich in subtiele vormen manifesteren binnen de politiek en de cultuur. Deze onzichtbare mechanismen van onderdrukking kunnen net zo effectief zijn als de openlijke geweldsdaden die in het verleden werden gepleegd. Het begrijpen van deze subtiele vormen van macht is essentieel voor een diepgaande analyse van de hedendaagse politiek en maatschappij.