De toenemende vraag naar kritieke mineralen heeft geleid tot de zoektocht naar nieuwe bronnen, zowel op land als onder zee. Terwijl de exploitatie van landmineralen zijn eigen uitdagingen met zich meebrengt, lijken de potentiële risico's van diepzee-mijnbouw nog complexer en verstrekkender. In dit kader moeten we zowel de milieu-impact als de sociale en bestuurlijke risico's in overweging nemen.
De zorg over de milieu-impact van diepzee-mijnbouw is al in verschillende studies aangekaart. De komende decennia zullen de prijzen van grondstoffen zoals nikkel en kobalt fluctueren, afhankelijk van de vraag naar batterijen voor elektrische voertuigen (EV's), wat op zijn beurt de commerciële levensvatbaarheid van diepzee-mijnbouw beïnvloedt. De verschuiving naar lithium-ijzerfosfaatbatterijen (LFP), die geen nikkel of kobalt bevatten, kan de vraag naar deze mineralen verminderen, maar tegelijkertijd worden nieuwe technologieën zoals all-solid-state batterijen ontwikkeld, die opnieuw een hoge vraag naar grondstoffen kunnen creëren. Het is dus belangrijk te begrijpen dat de toekomstige prijzen van nikkel en kobalt sterk afhankelijk zullen zijn van de ontwikkeling van batterijtechnologieën en het gebruik ervan in de autobezitmarkt.
Een ander groot vraagstuk betreft de milieu-impact van diepzee-mijnbouw, die in veel opzichten vergelijkbaar is met landmijnbouw, maar dan op grotere diepte en in een kwetsbaarder ecosysteem. De wereldwijde bezorgdheid over de duurzaamheid van landmijnbouw heeft geresulteerd in beleidsadviezen voor een meer verantwoorde mijnbouwpraktijk. Deze aanbevelingen, afkomstig van de International Energy Agency (IEA), zijn ook relevant voor diepzee-mijnbouw. De belangrijkste maatregelen omvatten het versterken van wettelijke en regelgevende bescherming voor het milieu, de werknemers en de gemeenschappen, het bevorderen van transparantie in de toeleveringsketen, en het ontwikkelen van duurzame en verantwoorde mijnbouwpraktijken. Dit geldt voor zowel land- als diepzee-mijnbouw, omdat de kritieke mineralen die nodig zijn voor technologieën zoals elektrische voertuigen of hernieuwbare energieproductie niet onbegrensd beschikbaar zijn.
De vergelijking van de milieu-impact van landmijnbouw versus diepzee-mijnbouw laat duidelijk de potentiële risico's zien die beide met zich meebrengen. Bij landmijnbouw zijn bijvoorbeeld ontbossing en de afvloeiing van vervuilde stoffen in rivieren bekende problemen. Dit kan niet worden vermeden, aangezien open-pit mijnbouw vaak leidt tot het vernietigen van grote delen van het ecosysteem. In diepzee-mijnbouw is de belangrijkste bezorgdheid het verlies van biodiversiteit op de zeebodem, waar verschillende soorten mariene organismen hun habitat verliezen door de mijnbouwactiviteiten. Hoewel sommige mitigatiemethoden, zoals het gebruik van strip- of patchmijnbouw, het herstel van de zeebodem kunnen vergemakkelijken, is het onmogelijk om de milieuschade volledig te vermijden.
Daarnaast is het risico op het vrijkomen van toxische stoffen bij diepzee-mijnbouw aanzienlijk. Bij de verwerking van de mijnbouwproducten, bijvoorbeeld het crushen van nodules, kunnen ongewenste stoffen vrijkomen, wat schadelijk kan zijn voor het mariene leven. Dit kan verergeren door de intensiteit van de breukprocessen, waardoor giftige deeltjes in het water vrijkomen en de waterkolom vervuilen.
Wat de sociale risico's betreft, kunnen deze in sommige gevallen zelfs beter worden beheerst bij diepzee-mijnbouw in vergelijking met landmijnbouw, vooral in gebieden waar kleinschalige, artisanale mijnbouw (ASM) voorkomt. In de Democratische Republiek Congo (DRC), waar een aanzienlijk deel van de kobaltaanvoer uit artisanale mijnbouw komt, zijn er ernstige zorgen over de arbeidsomstandigheden en mensenrechten. Het gebruik van kinderarbeid en de onveilige werkomstandigheden van mijnwerkers zijn veel voorkomende problemen in deze regio’s. In tegenstelling tot dit, kan diepzee-mijnbouw, hoewel het zijn eigen problemen kent, in sommige gevallen de sociale gevolgen van landmijnbouw vermijdend, zoals onveilige werkomstandigheden en de exploitatie van kwetsbare gemeenschappen.
De governance-risico’s van diepzee-mijnbouw zijn eveneens complex. Aangezien de activiteiten plaatsvinden op grote diepte en vaak honderden of zelfs duizenden kilometers van de kust, kunnen toezichthoudende en regelgevende instanties moeilijk toegang krijgen tot de mijnbouwlocaties, wat de handhaving van milieuregels bemoeilijkt. Bovendien moeten er internationale normen en regelgevingen worden opgesteld, aangezien diepzee-mijnbouw opereert over verschillende nationale wateren, evenals de Internationale Zeebodem Autoriteit (ISA) voor gebieden buiten nationale jurisdicties.
In het licht van deze risico's is het essentieel voor beleidsmakers en de industrie om samen te werken aan de ontwikkeling van robuuste, verantwoorde en duurzame mijnbouwpraktijken die niet alleen de vraag naar mineralen kunnen bevredigen, maar ook de impact op het milieu en de samenleving minimaliseren. Dit vereist niet alleen technologische innovaties om de milieu-impact te beperken, maar ook strikte regels en transparantie in de toeleveringsketen, zodat de negatieve effecten van mijnbouw op zowel land als zee beheersbaar blijven.
Wat is de rol van diepzeemijnbouw in de duurzame ontwikkeling en de energietransitie?
De mijnbouw heeft wereldwijd verwoestende effecten op het milieu, zowel in rijke als arme landen. Deze impact wordt steeds zichtbaarder, van water- en luchtvervuiling tot de schending van de rechten van inheemse volken. Een van de meest negatieve gevolgen van landmijnbouw is ontbossing en verlies van biodiversiteit. In Indonesië, bijvoorbeeld, leidt de oppervlakkige mijnbouwmethode die gebruikt wordt bij de nikkelwinning tot aanzienlijke ontbossing. Volgens schattingen is de directe landvoetafdruk van nikkelwinning in Indonesië ongeveer 42 vierkante meter per ton nikkel in het erts. Tussen nu en 2030 kan dit een extra impact hebben van 800 vierkante kilometer landgebruik (EIA, 2024). Daarnaast zijn er meldingen van conflicten met inheemse gemeenschappen die lijden onder de degradatie van hun habitat door mijnbouwactiviteiten (Szurlies & Vasters, 2024). De afvalstoffen die ontstaan bij de raffinage van nikkel kunnen jaarlijks oplopen tot 31,5 miljoen ton, wat technische uitdagingen met zich meebrengt die deels worden veroorzaakt door het warme en vochtige klimaat van het land. Dit vergroot het risico van mijnafvloeiingen die het mariene milieu verontreinigen.
De vraag naar metalen, zoals nikkel, kobalt en zeldzame aardmetalen, blijft wereldwijd toenemen, gedreven door de energietransitie naar groenere energiebronnen. Volgens een rapport van de Internationale Energieorganisatie (IEA, 2024) zal 70-75% van de verwachte productiegroei in deze metalen tussen nu en 2030 afkomstig zijn van de drie grootste producenten. Deze concentratie van de productie brengt risico's met zich mee, aangezien verstoringen in de aanvoer grote gevolgen kunnen hebben voor de snelheid van de energietransitie. In dit kader kan diepzeemijnbouw een belangrijke rol spelen, met name voor de kleine eilandstaten (SIDS), die vaak het zwaarst getroffen worden door klimaatverandering, zeespiegelstijging en oceanische verzuring.
De Verenigde Naties hebben de periode van 2021 tot 2030 uitgeroepen tot het Decennium van de Oceanen, gericht op het verbeteren van de oceanen door middel van wetenschappelijk onderzoek en duurzame ontwikkeling. Binnen dit kader is het begrijpen en aanpakken van mariene vervuiling een van de belangrijkste uitdagingen. De verplichtingen van staten onder de Verenigde Naties Conventie inzake het Recht van de Zee (UNCLOS) zijn duidelijk: staten moeten maatregelen nemen om mariene vervuiling te voorkomen, te verminderen en te beheersen. De internationale gemeenschap heeft zich dan ook gecommitteerd om verontreiniging van de zeeën door antropogene broeikasgasemissies tegen te gaan, omdat deze bijdragen aan de opwarming van de aarde, de zeespiegelstijging en oceanische verzuring.
De potentie van diepzeemijnbouw in de kleine eilandstaten is enorm, vooral gezien de groeiende vraag naar zeldzame metalen die nodig zijn voor de energietransitie. Deze landen kunnen toegang krijgen tot belangrijke mineralen die cruciaal zijn voor de productie van schone energie. De ontwikkeling van diepzeemijnbouw in deze regio’s biedt niet alleen economische voordelen, zoals het diversifiëren van economieën die vaak afhankelijk zijn van toerisme, visserij of landbouw, maar kan ook bijdragen aan technologische innovatie en capaciteitsopbouw. Echter, dit moet wel gepaard gaan met transparantie, wetenschappelijke kennis, inclusieve besluitvorming en het naleven van de beste milieubeheerpraktijken.
Het is van essentieel belang dat diepzeemijnbouwactiviteiten worden uitgevoerd binnen een robuust reguleringskader en onder toezicht van sterke institutionele structuren die in staat zijn om wetgeving af te dwingen. Dit vereist een multidimensionale aanpak waarbij de belangen van ontwikkelingslanden, en in het bijzonder de kleine eilandstaten, worden gerespecteerd. Het is cruciaal dat deze landen effectief deelnemen aan de besluitvormingsprocessen rond diepzeemijnbouw en dat de economische voordelen van deze activiteiten eerlijk worden verdeeld.
Een goed beheerde en transparante mijnbouwindustrie kan aanzienlijke economische voordelen opleveren voor deze landen, maar het moet gepaard gaan met strikte milieubescherming en toezicht. De exploitatie van mineralen moet in balans worden gehouden met de noodzaak om de mariene ecosystemen te beschermen, die cruciaal zijn voor het wereldklimaat en de biodiversiteit van de oceanen. Het potentieel voor een duurzame toekomst ligt in het vermogen om wetenschappelijke inzichten te integreren, terwijl tegelijkertijd de economische en sociale voordelen voor de betrokken gemeenschappen worden gemaximaliseerd.
Hoe worden nalevingsmonitoring en handhaving geïmplementeerd in internationale mijnbouwcontracten?
Nalevingsmonitoring is een essentieel onderdeel van de regulering van internationale mijnbouwactiviteiten, vooral in diepzeemijnbouw waar de exploitatie zich vaak ver van de kust afspeelt, duizenden meters onder zeeniveau. De uitdaging bestaat uit het bijhouden van de naleving van milieu- en andere regelgeving door aannemers die opereren in gebieden zoals de Clarion-Clipperton Zone in de Stille Oceaan, een gebied dat zich uitstrekt over ongeveer 4,5 miljoen vierkante kilometer. Dit maakt het voor toezichthouders bijzonder moeilijk om operaties effectief te inspecteren. De Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) heeft verschillende benaderingen voor nalevingsmonitoring, maar de effectiviteit hiervan is moeilijk te beoordelen.
In veel gevallen was nalevingsmonitoring door de ISA tot nu toe voornamelijk afhankelijk van zelfrapportage door de aannemers. De ISA verzamelt bijvoorbeeld jaarlijkse rapporten van de aannemers en voert om de vijf jaar een gezamenlijke beoordeling uit. Deze rapporten en beoordelingen zijn echter vaak niet openbaar, waardoor het moeilijk is om de grondigheid of de methodologie van de controles te verifiëren. Er is ook een verplichting voor de aannemers om incidenten die aanzienlijke schade aan het mariene milieu kunnen veroorzaken, direct aan de secretaris-generaal van de ISA te melden. In de praktijk blijkt echter dat de ISA vaak terughoudend is om namen van niet-nalevende aannemers openbaar te maken, en in plaats daarvan vertrouwelijke brieven of gesloten bilaterale vergaderingen gebruikt om problemen op te lossen. Dit gebrek aan transparantie heeft vragen opgeworpen over de effectiviteit van het toezicht.
Recentelijk is er enige vooruitgang geboekt, zoals de eerste ter plaatse inspectie van een schip in 2023, uitgevoerd door de ISA’s Compliance and Risk Management Unit (CARMU), nadat een incident tijdens een proef van prototype mijnbouwapparatuur door een aannemer aan het licht was gekomen. Het incident werd echter pas zestien dagen na de gebeurtenis gerapporteerd, en de inspectie zelf werd niet gedetailleerd beschreven in het rapport van CARMU. De ambiguïteit in de werkwijze en de criteria voor inspecties wijst op de bestaande lacunes in het toezicht.
Bovendien ontbreekt een duidelijk institutioneel nalevingsbeleid bij de ISA, en zijn de vereisten voor inspecteurs en de operationele normen vaak niet vastgelegd of openbaar gemaakt. Dit resulteert in een gebrek aan transparantie en de onzekerheid over de effectiviteit van de nalevingsstrategieën die door de ISA worden toegepast. De onderhandelingen over de exploitatieregels, die nog in de maak zijn, bevatten echter voorstellen voor strengere nalevingsmaatregelen, zoals de benoeming van inspecteurs met de bevoegdheid om ter plaatse te inspecteren en documenten, monsters of apparatuur te controleren. Verder wordt overwogen om een ‘nalevingscommissie’ binnen de ISA op te richten die specifiek verantwoordelijk zou zijn voor het toezicht op de naleving van de aannemers.
Belangrijker nog, de nieuwe exploitatieregels zouden aannemers kunnen verplichten om elektronische monitoringtechnologieën te installeren die real-time monitoring mogelijk maken, en de mogelijkheid wordt besproken om onafhankelijke verificatie van de rapportages van aannemers via derde partijen te verplichten. Dit zou een belangrijke stap voorwaarts kunnen zijn om de naleving van de regels effectiever te monitoren.
De uiteenlopende benaderingen van de naleving in de wetgeving van de sponsorstaten, en de verschillende manieren waarop nationale wetten en internationale regelgeving elkaar kunnen overlappen of aanvullen, vormen eveneens een uitdaging voor de consistente en eerlijke handhaving van regels. De verschillen in de nationale wetgeving kunnen leiden tot inconsistente implementatie van internationale nalevingsnormen, wat de effectiviteit van mondiale inspanningen om het mariene milieu te beschermen, ondermijnt.
De nalevingsmonitoring en handhaving van internationale mijnbouwcontracten, met name in het diepe zeegebied, vereisen dus niet alleen technologische vooruitgang en strengere regels, maar ook een verbeterde institutionele en juridische samenwerking. Dit zorgt ervoor dat zowel de belangen van de betrokken staten als de bescherming van het milieu adequaat worden gewaarborgd.
Hoe kunnen duurzame scheepvaart en mariene biodiversiteit worden gecombineerd?
Internationale onderhandelingen over mariene biodiversiteit en de regulering van maritieme activiteiten, zoals scheepvaart, zijn buitengewoon complex en tijdrovend. De ontwikkeling, implementatie en actualisatie van verdragen vereist vaak meerdere onderhandelingsrondes, waarbij een breed scala aan landen, intergouvernementele lichamen en waarnemers betrokken zijn. Deze laatste groep omvat niet alleen staten, maar ook niet-gouvernementele organisaties, wetenschappelijke gemeenschappen en andere belanghebbenden, waarvan vele officieel erkend worden als waarnemers bij de desbetreffende verdragsorganisaties. Dit maakt het proces van onderhandelen over wetgeving en normen een uitdaging, aangezien het diverse culturele, taalkundige en wetenschappelijke perspectieven omvat. Het is bijzonder moeilijk om wetenschappelijke gegevens op een begrijpelijke manier te presenteren aan besluitvormers uit verschillende achtergronden en contexten.
Het proces van de totstandkoming van verdragen kan jaren duren. Dit is niet per se een kritiek op de traagheid van onderhandelingen, maar eerder een noodzakelijke stap om ervoor te zorgen dat de uiteindelijke verdragsteksten zowel wetenschappelijk onderbouwd als juridisch correct zijn. Veel internationale verdragen kennen een lange ontwikkelingscyclus. Zo duurde de totstandkoming van de Universele Zeerechtconventie, bijvoorbeeld, bijna 14 jaar, van de eerste formele besluitvorming door de Algemene Vergadering van de VN tot de adoptie van het verdrag. Het vergt vaak jarenlange voorbereiding en onderhandelingen om tot een juridisch bindende overeenkomst te komen die de verschillende belangen van de deelnemende landen weerspiegelt.
Er wordt steeds vaker gebruik gemaakt van "constructieve ambiguïteit" in internationale verdragen, waarbij bepaalde vraagstukken opzettelijk vaag geformuleerd worden om politieke gevoeligheden te omzeilen. Dit biedt voordelen tijdens de onderhandelingsfase, maar kan later problematisch blijken wanneer de verdragen daadwerkelijk moeten worden geïmplementeerd en gehandhaafd. De onduidelijkheid kan leiden tot juridische geschillen en de noodzaak om geschillen via arbitrage of de rechterlijke weg te beslechten, wat vaak tijdrovend en kostbaar is. Het juridische proces kan daarbij onzekere uitkomsten opleveren, wat de implementatie van de wetgeving bemoeilijkt.
In dit proces is het essentieel dat wetenschappelijke bijdragen op een zodanige manier worden gepresenteerd dat zij effectief kunnen bijdragen aan de totstandkoming van het verdrag. Wetenschappelijke informatie is een fundamentele pijler in het bepalen van de voorwaarden voor maritieme activiteiten, zoals scheepvaart en de winning van zeebodemmineralen, maar het is moeilijk om deze informatie op een voor iedereen begrijpelijke en toegankelijke manier over te brengen. Dit wordt bemoeilijkt doordat niet alle betrokkenen wetenschappelijke kennis even goed begrijpen, vooral wanneer verschillende landen of regio’s uiteenlopende wetenschappelijke tradities en normen hanteren.
Daarnaast speelt de terminologie een belangrijke rol in de effectiviteit van de verdragen. De vertaling van wetenschappelijke concepten naar juridische taal is vaak complex en vereist zorgvuldige afstemming tussen verschillende disciplines en taalgebieden. Omdat onderhandelaars vaak niet in hun moedertaal werken en Engels de gebruikelijke voertaal is, kunnen vertaalproblemen of misverstanden ontstaan, die het proces verder vertragen.
Bij de implementatie van verdragen komt de uitdaging van “constructieve ambiguïteit” vaak naar voren. Het is niet ongebruikelijk dat onderhandelaars bewust vage of open formuleringen gebruiken, vooral wanneer gevoelige onderwerpen worden besproken. Dit kan helpen om consensus te bereiken, maar creëert later juridische onzekerheid die de handhaving van de regels kan bemoeilijken. Dit verschijnsel is te zien bij de ontwikkeling van regelgeving voor diepzeemijnbouw, waar een lange periode van onderhandelingen zich uitstrekt over meerdere jaren. De Isa-regelgeving, bijvoorbeeld, over de exploitatie van mineralen in de "Area" is nog steeds in ontwikkeling, na een onderhandelingsperiode van bijna 11 jaar.
Het is essentieel dat de betrokkenen in deze processen zich bewust zijn van de lange tijdsbestekken die nodig zijn om verantwoorde beslissingen te nemen. Geduld is noodzakelijk om te zorgen dat de wetgeving correct is en dat alle belangen, zowel van staten als van andere belanghebbenden, in overweging worden genomen. Dit betekent niet alleen het respecteren van de wetenschappelijke en juridische normen, maar ook het balanceren van de verschillende culturele en ethische perspectieven van de betrokkenen.
Wat verder belangrijk is, is dat de implementatie van mariene regelgeving niet stopt bij de ondertekening van een verdrag. Het voortdurende monitoren en actualiseren van de wetgeving is cruciaal om te reageren op nieuwe wetenschappelijke bevindingen of veranderende maritieme praktijken. Er moet een nauwe samenwerking zijn tussen wetenschappers, beleidsmakers, juridische experts en de industrie om te zorgen voor een duurzame en rechtvaardige aanpak van de mariene ecosystemen. Bovendien moet er aandacht zijn voor de impact van dergelijke activiteiten op lokale gemeenschappen, die vaak niet direct betrokken zijn bij de onderhandelingen, maar wel de gevolgen ondervinden van de vastgestelde regels.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский