De achteruitgang van de persvrijheid wereldwijd is een van de meest alarmerende trends van het afgelopen decennium. Hoewel deze erosie vaak geassocieerd wordt met autoritaire regimes, blijkt uit meerdere rapporten — onder andere van Freedom House — dat ook gevestigde democratieën zich niet kunnen onttrekken aan deze ontwikkeling. Het gevaar schuilt niet alleen in de directe repressie van journalisten door actoren zoals georganiseerde misdaad of religieus extremisme, maar ook in de structurele uitholling van wettelijke en institutionele garanties die vrije media mogelijk maken. Populistische leiders in invloedrijke democratieën hebben systematisch getracht de onafhankelijkheid van de pers te ondermijnen, waardoor de fundamenten van de democratische rechtsstaat zelf onder druk komen te staan.

Wat deze ontwikkeling bijzonder verontrustend maakt, is dat de aanval op het recht om informatie te zoeken en te verspreiden – een kernrecht in elke vrije samenleving – in toenemende mate afkomstig is van gekozen leiders. Populisme fungeert hier niet slechts als politieke stijl of retoriek, maar als systeemondermijnend mechanisme dat inspeelt op wantrouwen ten aanzien van elites en instituties, waaronder de media. In deze context wordt de pers niet langer gezien als waakhond van de democratie, maar als onderdeel van een vijandige elite die ‘het volk’ probeert te misleiden of onderdrukken.

Populisme presenteert zichzelf als de authentieke stem van ‘het volk’, maar daarmee wordt een fictieve homogeniteit geconstrueerd die andere stemmen uitsluit. De logica is binair: wij tegen zij, in-groep tegen out-groep, het ware volk tegen de corrupte elite. Deze vorm van anti-pluralisme maakt van populisme een onverenigbare kracht met de democratische principes van inclusie en diversiteit. Zoals Muller stelt, is populisme niet alleen anti-elitair, maar ook anti-pluralistisch, waarbij iedere oppositie of afwijking wordt afgedaan als onwettig of on-Amerikaans – of in bredere zin: onvaderlandslievend.

In deze logica worden zondebokken essentieel. Populistische leiders identificeren vijandbeelden die fungeren als bindmiddel voor hun aanhang. Dit kunnen migranten zijn, religieuze minderheden, etnische groepen, of de media zelf. De boodschap is helder: de problemen van het volk worden veroorzaakt door ‘de ander’ – hetzij van binnenuit, hetzij van buitenaf. Trump’s retoriek over de ‘vijanden van het volk’ en zijn systematische delegitimering van journalisten zijn hiervan exemplarisch. Deze tactiek vindt echter weerklank ver buiten de VS, tot diep in Europa, Zuid-Amerika en Azië.

De neiging van populisme om zich te centreren rond een charismatische leider leidt ertoe dat traditionele politieke partijen gemarginaliseerd worden en verkiezingen slechts dienen om de macht van die leider te bevestigen. Politieke concurrentie en debat, essentiële kenmerken van een democratie, worden vervangen door persoonlijkheidscultus en autoritaire impulsen. In dit kader wordt het volk gereduceerd tot een passieve schare volgelingen wiens enige rol is het bevestigen van de leider als belichaming van hun wil.

Nationalisme en nativisme zijn in deze context geen bijproducten, maar integrale onderdelen van de populistische strategie. Nationalisme, gedefinieerd als een ideologie die de belangen van de eigen natie stelt boven die van andere landen of bevolkingsgroepen, vormt een rechtvaardiging voor isolationistische en uitsluitende beleidsmaatregelen. Nativisme gaat nog verder: het bevordert het idee dat alleen 'oorspronkelijke' inwoners recht hebben op bepaalde privileges of bescherming, ten koste van nieuwkomers of minderheden. Deze ideologieën zijn inherent xenofoob en vaak raciaal of religieus geladen.

Het gevaar van deze ontwikkeling ligt niet alleen in haar directe gevolgen – uitsluiting, polarisatie, repressie – maar ook in het normaliseren van autoritaire praktijken binnen democratische instellingen. Wanneer populisten erin slagen om met democratische legitimiteit anti-democratische veranderingen door te voeren, wordt het systeem van binnenuit uitgehold. Wat overblijft is een façade van democratie, waar verkiezingen nog wel plaatsvinden, maar pluralisme, rechtsstatelijkheid en persvrijheid slechts in naam bestaan.

De vraag of we leven in een 'tijdperk van het populisme' is geen academische overweging, maar een dringende realiteit. Zoals Krastev al stelde: wat gebeurt er met de liberale democratie wanneer de elites permanent gewantrouwd worden, ongeacht hun handelen of transparantie? De structurele erosie van vertrouwen, het diskwalificeren van feitelijke informatie, het ondermijnen van kritische instellingen en het cultiveren van morele superioriteit binnen een 'zuiver' volk tegenover corrupte buitenstaanders – dit zijn kenmerken van een democratische crisis die zich wereldwijd aftekent.

Belangrijk is dat men het verschil leert zien tussen democratische correctie en democratische afbraak. Populisme pretendeert het eerste, maar voert vaak het tweede uit. Het weigeren van compromis, het verwerpen van checks and balances, het vervangen van debat door vijanddenken en het marginaliseren van afwijkende stemmen zijn geen symptomen van democratische vernieuwing, maar van politieke radicalisering. En zolang populistische leiders met electorale meerderheid kunnen claimen namens het volk te spreken, zullen zij pogingen tot kritiek, onderzoek of oppositie blijven framen als bedreigingen voor diezelfde democratie die zij zelf ondermijnen.

Wat betekent het dat vrijheid wereldwijd achteruitgaat?

Sinds het einde van de Koude Oorlog is het democratische momentum dat zoveel hoop gaf in de jaren negentig aanzienlijk afgenomen. De initiële democratiseringsgolf die volgde op het uiteenvallen van autoritaire regimes en de opkomst van nieuwe staten werd gekenmerkt door hoge verwachtingen over vrijheid, rechtsorde en politieke participatie. Maar deze verwachtingen zijn in veel landen niet waargemaakt. Volgens Freedom House kende 2018 het dertiende opeenvolgende jaar van wereldwijde afname van vrijheid — een trend die sindsdien niet is gestopt.

De invloed van globalisering op gevestigde democratieën is niet te onderschatten. Sociaal-economische veranderingen hebben geleid tot een diepe vertrouwenscrisis in de politieke instellingen van zelfs de oudste democratieën. Tegelijkertijd maken autoritaire krachten wereldwijd gebruik van deze onrust om instituties die bedoeld zijn om politieke rechten en burgerlijke vrijheden te waarborgen, te ondermijnen. De schade die in de afgelopen jaren is ontstaan, kan niet eenvoudig ongedaan worden gemaakt.

Landen als Hongarije en Servië zijn illustratief voor de afbraak van democratische normen binnen Europa. Hongarije werd in het Freedom House-rapport van 2019 gedegradeerd van "Vrij" naar "Gedeeltelijk Vrij" als gevolg van systematische aanvallen op democratische instituties door de Fidesz-partij van premier Viktor Orbán. In Servië werd de achteruitgang veroorzaakt door verkiezingsmanipulatie, intimidatie van onafhankelijke media en de concentratie van macht in handen van president Aleksandar Vučić — in strijd met zijn grondwettelijke rol.

Andere landen zijn verder afgegleden. Nicaragua en Oeganda, eerder "Gedeeltelijk Vrij", zijn nu geclassificeerd als "Niet Vrij". Nicaragua’s regering reageerde op anti-regeringsprotesten met brute repressie: arrestaties van oppositieleden, geweld tegen geestelijken, en dodelijk politieoptreden. In Oeganda leidde onderdrukking van vrije meningsuiting, digitale surveillance en een belasting op sociaal mediagebruik tot eenzelfde neerwaartse bijstelling.

Het verval van mensenrechten beperkt zich niet tot de politieke sfeer. In Roemenië werd in 2018 een poging gedaan om het homohuwelijk grondwettelijk te verbieden, zogenaamd ter bescherming van traditionele waarden. De referendumcampagne werd gedreven door religieuze belangengroepen, maar mislukte wegens een te lage opkomst. In Tsjetsjenië worden LHBT-personen nog steeds doelwit van systematische vervolging: marteling, willekeurige arrestaties en moord onder het oog van de autoriteiten. In Saoedi-Arabië hebben vrouwen weliswaar het recht verworven om auto te rijden, maar ze worden nog steeds geconfronteerd met agressie en geweld simpelweg omdat ze basale rechten opeisen.

De humanitaire catastrofe in Jemen illustreert hoe snel staten kunnen afglijden naar absolute wetteloosheid. Sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 2015 zijn tienduizenden mensen omgekomen, miljoenen ontheemd, en miljoenen anderen bedreigd door hongersnood en ziekte. De oorlog, gevoed door externe machten zoals Saoedi-Arabië en Iran, is uitgegroeid tot een van de ernstigste humanitaire rampen ter wereld.

Venezuela toont op zijn beurt aan hoe de afbraak van de rechtsstaat leidt tot directe bedreigingen voor burgers. Veiligheidstroepen voeren willekeurige executies uit zonder enige gerechtelijke consequentie. Tegelijkertijd lijdt het land onder acute tekorten aan voedsel, medicijnen en economische stabiliteit, wat geleid heeft tot een massale uittocht van burgers.

Zelfs de Verenigde Staten — lang gezien als baken van democratische stabiliteit — zijn niet immuun. Freedom House waarschuwt dat de Amerikaanse democratie ernstig verzwakt is, mede door aanvallen op de rechtsstaat, onafhankelijke journalistiek en de normalisering van desinformatie. De patronen van achteruitgang die eerder leidden tot autoritaire regimes elders, manifesteren zich nu ook in de VS. De interferentie van Rusland in de verkiezingen van 2016, interne pogingen tot manipulatie van het kiessysteem en pogingen tot ondermijning van de rechterlijke macht maken deel uit van een bredere trend.

Een bijzonder zorgwekkend fenomeen in dit kader is stemonderdrukking. Dit houdt in dat overheden maatregelen nemen die specifieke bevolkingsgroepen ontmoedigen of verhinderen om te stemmen. In staten als North Dakota werd stemrecht gekoppeld aan het bezit van een officieel adres — iets wat veel inheemse Amerikanen niet hebben. In Alabama werden DMV-kantoren gesloten waar burgers identiteitsdocumenten konden verkrijgen die nodig zijn om te stemmen, vooral in districten waar armere, vaak zwarte bevolkingsgroepen wonen. In Indiana werden stemlokalen in arme buurten gesloten, wat de toegang tot het stemproces verder beperkte.

De tendens is wereldwijd en systemisch. De ondermijning van vrijheden voltrekt zich zowel via directe repressie als via het langzaam uithollen van democratische normen. Wat begon als kleine afwijkingen van democratische principes is in veel gevallen uitgegroeid tot structurele erosie van vrijheid en mensenrechten. Deze processen worden vaak gelegitimeerd door beroep op nationale veiligheid, culturele traditie of economische noodzaak — retoriek die het publieke bewustzijn verdooft en de urgentie van democratische waakzaamheid ondermijnt.

Wat begrepen moet worden, is dat democratie geen vaststaand gegeven is, maar een fragiele constructie die voortdurend onderhouden moet worden. De bescherming van mensenrechten, vrije pers, onafhankelijke rechtspraak en eerlijke verkiezingen zijn geen vanzelfsprekendheden — ze zijn het resultaat van permanente inzet, transparantie en verantwoordingsplicht. De huidige wereldorde balanceert op de rand van normalisering van autoritaire praktijken onder het mom van stabiliteit of nationale identiteit. In een tijdperk waarin technologie, desinformatie en geopolitieke rivaliteit de grenzen van vrijheid oprekken, is het noodzakelijker dan ooit dat burgers wereldwijd hun democratische ruimte actief blijven verdedigen.

Waarom geloven sommige mensen dat de aarde plat is en jong?

Het is fascinerend en tegelijk zorgwekkend hoe sommige ideeën, compleet afwezig van wetenschappelijke basis, toch blijven voortbestaan en zelfs aanhangers blijven vinden. Twee van deze overtuigingen zijn dat de aarde plat zou zijn en dat mensen samen met dinosauriërs leefden, minder dan 10.000 jaar geleden. Beide opvattingen illustreren een totaal gebrek aan wetenschappelijk denken en een opvallende hardnekkigheid van irrationele denkpatronen.

De gedachte dat de aarde plat is, is misschien wel één van de meest bizarre en door niets te staven ideeën. Al eeuwenlang zijn er bewijzen geleverd die de aarde als een bolvormig hemellichaam bevestigen: van de ronde schaduw die de aarde op de maan werpt tijdens een maansverduistering tot de talloze satellietfoto’s en beelden vanuit de ruimte. Dat mensen blijven volhouden dat de aarde plat is, ondanks het ontbreken van enig empirisch bewijs, toont hoe diepgeworteld sommige irrationaliteiten kunnen zijn. De zogenaamde Flat Earth Society, die openlijk beweert de “waarheid” te verdedigen tegen de “globularisten” (de term die zij gebruiken voor mensen die geloven in een bolvormige aarde), onderstreept vooral hoe deze overtuigingen vaak verankerd zijn in een strijd tegen de gevestigde wetenschap en het verlangen naar een alternatieve werkelijkheid, ongeacht de feiten.

Evenzeer absurd is de overtuiging dat de aarde slechts enkele duizenden jaren oud is. Deze opvatting, die nauw verbonden is met het creationisme, botst hard met de wetenschappelijke consensus dat de aarde ongeveer 4,5 miljard jaar oud is. Het idee dat mensen en dinosauriërs tegelijkertijd leefden, en dat de aarde in zes dagen geschapen werd, is een letterlijke interpretatie van oude religieuze teksten die op geen enkele wijze strookt met geologisch, biologisch en paleontologisch bewijs. De populariteit van deze ideeën onder sommige politici en publieke figuren illustreert hoe deze opvattingen ook een maatschappelijke en culturele dimensie hebben, die vaak doorspekt is met politieke en ideologische belangen. Het probleem is niet alleen dat deze visies wetenschappelijk onhoudbaar zijn, maar ook dat ze fundamenteel begrip van natuurwetenschappen ondermijnen en het onderwijs en beleid kunnen beïnvloeden op een wijze die vooruitgang belemmert.

De pseudowetenschappelijke argumenten die gebruikt worden door aanhangers van het jonge-aarde creationisme zijn vaak oppervlakkig en worden door serieuze wetenschap weerlegd. Bijvoorbeeld, de aanwezigheid van fossiele brandstoffen en de gedetailleerde geologische en fossiele archieven vertellen een verhaal van miljarden jaren evolutie en verandering, wat onverenigbaar is met een jonge aarde. Het is daarom essentieel om te begrijpen dat het probleem niet louter ligt in het gebrek aan feitenkennis, maar ook in het onvermogen of onwil om kritisch na te denken en feiten te accepteren die tegen diepgewortelde overtuigingen ingaan.

Het ontbreken van wetenschappelijk denken is niet enkel een kwestie van gebrek aan kennis, maar ook van cognitieve en emotionele barrières. Mensen kunnen feiten afwijzen omdat deze indruisen tegen hun identiteit, gemeenschap of persoonlijke wereldbeeld. Daarom is het belang van wetenschappelijke geletterdheid niet alleen het overbrengen van feiten, maar ook het ontwikkelen van kritisch denken, het vermogen om bewijs te evalueren en het openstaan voor het corrigeren van eigen fouten.

Het begrijpen van deze mechanismen is cruciaal in een tijd waarin desinformatie en complottheorieën gemakkelijk verspreid worden. De confrontatie met irrationele denkbeelden vraagt niet alleen om gedegen wetenschap, maar ook om empathie en geduld, gecombineerd met het versterken van onderwijs en communicatie over wetenschap. Alleen zo kunnen we voorkomen dat onwetenschappelijke en ongefundeerde ideeën blijven voortleven, met alle negatieve gevolgen van dien.

De Invloed van Grote Bedrijven op de Amerikaanse Politiek en Economie

In 2018 waren er meer dan 161 miljoen banen in de Verenigde Staten, waarvan het overgrote deel in niet-landbouwgerelateerde sectoren. Van deze 161 miljoen werkplekken waren er 93 procent in betaalde werkgelegenheid buiten de landbouw, 1,4 procent in de landbouwsector en 5,5 procent in het zelfstandig ondernemerschap. De grootste sectoren qua werkgelegenheid waren professionele en zakelijke diensten, gezondheidszorg en sociale dienstverlening, recreatie en gastvrijheid, detailhandel, productie en financiële activiteiten. Dit wijst op een economie die steeds meer gedomineerd wordt door dienstverlenende en technologische sectoren, terwijl de traditionele productie en landbouw steeds minder dominant worden.

Tegelijkertijd is de reputatie van bedrijven, met name van de grote multinationals, onder druk komen te staan. In de Verenigde Staten is er, vooral onder de Democraten, een groeiende voorkeur voor het socialisme boven het kapitalisme. De Republikeinen, hoewel ze vaak ondernemerschap ondersteunen, hebben zich ook vaak gepositioneerd tegen enkele fundamentele kapitalistische ideeën, zoals vrije handel en immigratie. Deze verdeeldheid weerspiegelt een breder wantrouwen tegenover grote bedrijven, waarvan veel Amerikanen niet veel vertrouwen hebben. Een Gallup-peiling uit 2016 onthulde dat slechts 6 procent van de Amerikanen veel vertrouwen had in grote bedrijven, terwijl 12 procent een zekere mate van vertrouwen uitte. Het vertrouwen in het Amerikaanse congres was zelfs nog lager, terwijl het leger het hoogste vertrouwen genoot.

Ondanks het wantrouwen tegen grote bedrijven, blijft het belang van kleine bedrijven voor de Amerikaanse economie niet te onderschatten. Volgens de Small Business Administration genereerden kleine bedrijven in 2014 44 procent van de Amerikaanse economische activiteit, wat neerkwam op 5,9 biljoen dollar. Het aandeel van kleine bedrijven in het bruto binnenlands product (BBP) is in de periode van 1998 tot 2014 weliswaar afgenomen van 48 procent naar 43,5 procent, maar in reële termen groeide het kleine bedrijfseconomisch aandeel met ongeveer 25 procent. In tegenstelling tot kleine bedrijven, hebben de grote bedrijven een veel grotere invloed op de politiek en beleidsvorming, wat hen in staat stelt om de koers van het land te bepalen.

De top van de Amerikaanse bedrijfswereld wordt gedomineerd door enkele gigantische bedrijven die gezamenlijk twee derde van het Amerikaanse BBP vertegenwoordigen. De Fortune 500-bedrijven genereerden in 2019 13,7 biljoen dollar aan inkomsten, 1,1 biljoen dollar aan winst, en employeerden wereldwijd 28,7 miljoen mensen. De grootste bedrijven in de Verenigde Staten zijn onder andere Wal-Mart, Exxon Mobil, Apple, Amazon en Berkshire Hathaway, die elk invloed uitoefenen op verschillende aspecten van de samenleving en politiek. De overlappen van Big Business, Big Tech, Big Data en Big Pharma zijn duidelijk zichtbaar in deze lijst van bedrijven.

De invloed van deze machtige bedrijven op de politiek is enorm. Topfunctionarissen van grote bedrijven hebben vaak veel invloed op beleidsbeslissingen en wetgeving. Dit heeft geleid tot de situatie waarin bedrijven niet alleen profiteren van overheidsbeleid, maar ook actief proberen dit beleid te sturen in hun eigen voordeel. De symbiotische relatie tussen de politieke elite en de machtige bedrijfswereld is duidelijk, met als resultaat dat de belangen van grote bedrijven vaak voorgaan op de bredere publieke belangen.

Een goed voorbeeld hiervan is de fossiele brandstofindustrie, die wereldwijd nog steeds de dominante energiebron is. De zes grootste olie- en gasbedrijven, ook wel "Big Oil" genoemd, waaronder ExxonMobil, Royal Dutch Shell en BP, hebben enorme invloed op de politiek, zowel in de Verenigde Staten als wereldwijd. Ondanks de wetenschappelijke vooruitgangen die het mogelijk maken om alternatieve energiebronnen te ontwikkelen, blijft de fossiele brandstofindustrie invloed uitoefenen op politici om de afhankelijkheid van olie, gas en steenkool te behouden. Dit heeft niet alleen geleid tot het blokkeren van alternatieve energie-oplossingen, maar ook tot de ontkenning van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering, een beweging die in veel delen van de wereld, vooral in de Verenigde Staten, steeds meer steun krijgt.

Het is van groot belang te begrijpen dat de macht van grote bedrijven verder gaat dan alleen hun economische invloed. Hun vermogen om beleidsbeslissingen te beïnvloeden, vormt een bedreiging voor democratische processen en kan leiden tot een situatie waarin de belangen van de weinige machtige bedrijven prevaleren boven de bredere maatschappelijke belangen. De dominantie van "Big Oil", "Big Pharma" en andere grootbedrijven in de VS heeft gevolgen voor wetgeving en publieke opinie. Het is niet alleen de economische macht die deze bedrijven bezitten, maar ook hun vermogen om de publieke perceptie te sturen en politieke keuzes te beïnvloeden.

Het is ook essentieel om te realiseren dat de grootte en macht van grote bedrijven vaak hand in hand gaan met de invloed van lobbygroepen en politieke actiecomités. Deze groepen hebben de middelen om wetgeving te beïnvloeden en politici te steunen die hun belangen behartigen. Het resultaat is een situatie waarin het politieke landschap steeds meer wordt gedomineerd door de belangen van de grootste bedrijven, ten koste van de belangen van de gewone burger.