De aandelenmarktcrash van 1929 markeerde het begin van een langdurige economische neergang, die uiteindelijk zou uitmonden in de Grote Depressie. De markt verloor in een paar dagen tijd ongeveer 20% van zijn waarde. In de daaropvolgende maanden bleef de beurs dalen, wat culmineren zou in een herstelperiode in de lente van 1930, waarna de markt opnieuw instortte. Het herstel bleek echter van korte duur, en tegen 1931 was de Dow Jones onder de 100 gedoken.

De gebeurtenis die ons nu bekend staat als de beurscrash van 1929 was niet slechts het gevolg van een tijdelijk verlies van vertrouwen in de markten. Achter de schermen speelde een veel diepere, structurele financiële crisis zich af. De crash maakte duidelijk dat de Amerikaanse economie aan de rand stond van een wereldwijde depressie die niet alleen de VS, maar ook veel andere landen een decennium lang zou treffen. Dit was meer dan een bubbelsyndroom; het was de aankondiging van de Grote Depressie.

Wat gebeurde er precies? Het belangrijkste mechanisme dat de crash van 1929 veroorzaakte, was de vergaande overwaardering van aandelen, gevoed door overmatige speculatie. De prijzen waren onhoudbaar gestegen, en wanneer de paniek eenmaal toesloeg, trokken investeerders zich massaal terug. Het ontbreken van moderne reguleringen en verzekeringen zoals we die nu kennen, maakte de situatie nog ernstiger. De meeste banken waren klein, ongediversifieerd en waren volledig afhankelijk van de lokale economie. De afwezigheid van federale depositoverzekeringen leidde ertoe dat klanten massaal hun tegoeden opnamen, wat de druk op de banksector verhoogde.

Wat volgde was een kettingreactie van faillissementen en bankpanieken, die het vertrouwen in het banksysteem verder ondermijnden. Aangezien de banken geen verzekering boden voor depositogelden, verloren mensen hun levensbesparingen wanneer hun bank failliet ging. Dit veroorzaakte een vicieuze cirkel van wantrouwen, waarbij elke golf van bankfaillissementen de crisis verder verergerde. De reacties van de Federal Reserve waren traag en ontoereikend om de catastrofe te stoppen. In plaats van snel liquiditeit te verschaffen, leidde de gebrekkige interventie van de centrale bank ertoe dat de paniek zich van zwakke banken naar de gezonde instellingen verspreidde, wat leidde tot nog meer faillissementen.

De Grote Depressie had echter niet alleen invloed op de banken en de financiële markten. De wereldeconomie werd door de crisis in een vicieuze cirkel gedreven, waarbij de daling van de consumptie en investeringen leidde tot verdere werkloosheid, armoede en sociale instabiliteit. De crisis was te groot voor de markt om zichzelf te corrigeren. De economieën kwamen in een deflatoire spiraal, wat het herstel enorm vertraagde.

Vanuit het perspectief van hedendaagse economische theorieën en praktijken zijn er veel lessen te trekken uit de gebeurtenissen van 1929 en de daaropvolgende bankpaniek. Een van de belangrijkste inzichten is het belang van regulering in financiële markten. De afwezigheid van een effectief vangnet, zoals de oprichting van de Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC) in 1933, maakte het systeem extreem kwetsbaar. Ook de rol van de centrale bank in het verstrekken van voldoende liquiditeit tijdens een crisis is van cruciaal belang. Het is ook belangrijk te begrijpen dat markten, hoewel ze zich op korte termijn kunnen herstellen van een crash, op lange termijn niet altijd in staat zijn om zelf de schade te herstellen zonder de juiste beleidsmaatregelen.

Er zijn ook andere factoren die de schaal van de Grote Depressie hebben vergroot. Naast de onmiddellijke gevolgen van de beurscrash speelden internationale factoren, zoals de handelsbeperkingen en het beleid van protectionisme, een belangrijke rol in de economische vertraging. De Smoot-Hawley Tariff Act van 1930, die de invoer van buitenlandse goederen verhoogde, verergerde de wereldwijde handelsoorlog en vertraagde het herstel.

De bredere impact van de Grote Depressie op de samenleving mag niet worden onderschat. De werkloosheid steeg tot historische niveaus, met miljoenen Amerikanen die hun banen verloren en hun huizen. Dit leidde tot sociale onrust en politieke veranderingen, waaronder de verkiezing van Franklin D. Roosevelt in 1932, wiens "New Deal" hervormingen het begin waren van een nieuwe benadering van economie en sociale zekerheid in de Verenigde Staten. Het herstel was langzaam, maar de fundamenten voor een beter gereguleerde en meer veerkrachtige economie werden gelegd.

Naast de politieke en economische implicaties is het ook van belang te begrijpen dat de ervaring van de Grote Depressie het gedrag van beleggers en consumenten aanzienlijk beïnvloedde. De angst voor verlies en de neiging om risico’s te vermijden werden diep verankerd in het collectieve bewustzijn. Dit veranderde de manier waarop mensen investeerden en hun financiën beheerden, wat zijn invloed bleef hebben op economische gedragingen in de decennia die volgden.

Hoe een simpele ruiling in een financieel fiasco veranderde: de casus van Procter & Gamble en Bankers Trust

In de vroege jaren negentig begonnen grote bedrijven zoals Procter & Gamble (P&G) hun weg te vinden in de complexe wereld van renteswaps. Aanvankelijk werden deze instrumenten, zoals de plain-vanilla swap, vooral gebruikt om kosten te besparen op financiering. P&G had bijvoorbeeld een renteswap met Bankers Trust die in 1993 afliep en hen in staat stelde aanzienlijke besparingen te realiseren door het ontvangen van vaste betalingen terwijl het zelf een variabele rente betaalde, gekoppeld aan het commerciële papier tarief. Gedurende deze periode vielen de rentetarieven, wat P&G in een voordelige positie bracht.

Toen de eerste swap eindigde, stelde Bankers Trust echter een nieuwe renteswap voor. Deze was echter geen standaardswap, maar een zogenaamde 'proprietary swap', die speciaal was ontworpen door de bank voor P&G. In plaats van de gebruikelijke variabele rente, werd deze swap gebaseerd op een nieuwe formule voor de variabele rente, die aanvankelijk aantrekkelijk leek voor P&G. De basisrente was het commerciële papier tarief minus 0,75%, een aantrekkelijke rente voor het bedrijf. Daarbovenop kwam een spread, een extra bedrag dat werd berekend aan de hand van de verschillen tussen de rente op Amerikaanse staatsobligaties en de prijs van langlopende staatsobligaties. Deze spread zou echter fluctueren afhankelijk van de marktomstandigheden, een complex aspect dat niet meteen door P&G werd begrepen.

In de beginfase, toen de renteverschillen negatief waren, profiteerde P&G van een lage rente. Het leek een veilige en voordelige positie. Echter, de managers van P&G realiseerden zich niet dat ze onbedoeld een speculatieve positie innamen: zij gokten feitelijk dat de rentetarieven niet zouden stijgen. Toen de rentetarieven in 1994 echter begonnen te stijgen door de bezorgdheid van de Federal Reserve over inflatie, draaide de spread om en begon deze sterk te stijgen. De variabele rente die P&G moest betalen, steeg snel en werd veel hoger dan aanvankelijk verwacht.

De managers van P&G, geconfronteerd met enorme verliezen, vroegen Bankers Trust om de swap aan te passen om de spread te vergrendelen en verdere verliezen te voorkomen. Bankers Trust stemde in met deze wijziging, maar de prijs was hoog: P&G moest accepteren dat de kosten van de swap meer dan 14% zouden bedragen boven het commerciële papier tarief. Dit veranderde hun positie van een winstgevende naar een zeer verliesgevende.

P&G besloot uiteindelijk Bankers Trust aan te klagen voor de verliezen die het bedrijf had geleden, evenals twee andere bedrijven die soortgelijke swaps hadden afgesloten met de bank. Deze rechtszaken brachten de handel in complexe derivaten en de werkwijze van Bankers Trust onder intensief publiek onderzoek. Het bleek dat Bankers Trust zich had gespecialiseerd in het verkopen van complexe, op maat gemaakte swaps, waarbij de bank vaak het voordeel had doordat de ingewikkelde aard van de swaps het voor klanten moeilijk maakte de werkelijke kosten en risico’s te begrijpen. De cultuur binnen de bank was verschoven naar een meer vijandige benadering van klanten, die nu niet langer als cliënten werden gezien, maar als tegenpartijen die moesten worden uitgebuit.

Deze zaak eindigde met een schikking, maar Bankers Trust kreeg een boete van slechts 10 miljoen dollar en ging akkoord met een toezegging om de misleiding van klanten te erkennen. P&G en andere bedrijven kregen echter ook een deel van de verantwoordelijkheid voor de verliezen die zij hadden geleden. In feite bleek uit de zaak dat de grens tussen het afdekken van risico’s en speculeren vaak dun is. Wat P&G en andere bedrijven over het hoofd zagen, was dat zij financiële hedging, die doorgaans bedoeld is om risico’s te beperken, hadden omgevormd tot een manier om winst te maken. Dit leidde hen uiteindelijk naar een situatie waarin ze grote verliezen moesten incasseren, omdat ze meer risico namen dan ze zich realiseerden.

Hoewel de zaak voor Bankers Trust desastreuze gevolgen had voor de reputatie van de bank, weerhield het de verdere groei van de renteswapmarkt niet. Sterker nog, standaard swaps, zoals de plain-vanilla swap, zijn sindsdien erkend als een van de waardevolle financiële innovaties van de afgelopen decennia. De misstanden rond complexe swaps hadden niet moeten leiden tot een juridische terugslag die de markt voor dergelijke instrumenten zou belemmeren.

Deze gebeurtenis leert ons echter verschillende waardevolle lessen. Ten eerste is het belangrijk om te begrijpen dat niet alle financiële producten hetzelfde zijn, en dat complexiteit vaak meer risico met zich meebrengt dan bedrijven aanvankelijk kunnen inschatten. Dit kan zelfs het geval zijn voor bedrijven die al ervaring hebben met eenvoudiger instrumenten zoals plain-vanilla swaps. Het tweede belangrijke inzicht is dat het essentieel is om altijd volledig begrip te hebben van de werking en de implicaties van de financiële instrumenten die men gebruikt, vooral als deze op maat zijn gemaakt. Zelfs als een deal aantrekkelijk lijkt, kan de werkelijke kostenstructuur verborgen blijven, wat later kan leiden tot enorme verliezen. Tenslotte moeten bedrijven zich ervan bewust zijn dat financiële markten voortdurend veranderen. Het succes van een financieel instrument in een bepaalde marktomgeving betekent niet dat dit altijd zal blijven gelden, zoals bleek uit de reactie van de markten op de rentestijgingen in 1994.

Wat leidde tot de bankencrises van de 20e eeuw? Een nadere blik op de oorzaken en mechanismen

De bankencrises die de wereld in de 20e eeuw teisterden, zijn vaak complex en hebben verschillende onderliggende oorzaken. De gebeurtenissen rondom de Grote Depressie van de jaren 1930 en de financiële crashes van later decennia zijn vaak in verband gebracht met specifieke factoren, zoals slechte regelgeving, marktfalen en het gedrag van banken zelf. Toch is het van belang te begrijpen hoe elk van deze crises zich ontwikkelde en welke mechanismen aan de basis lagen van de instorting van financiële instellingen.

In het geval van de Grote Depressie werden de paniekjaren 1930-1933 gekarakteriseerd door een cascade van bankfaillissementen, wat resulteerde in een nationale financiële crisis. De paniek die plaatsvond in februari 1933 wordt door historici als de grootste en meest destructieve van deze periode beschouwd. Het was pas toen de banken door de staatsrechtelijke beslissingen in de VS op verschillende momenten werden gedwongen tot sluiting en tijdelijke maatregelen (zoals de "bank holidays"), dat de crisis zijn nationale omvang bereikte. Dit feit doet afbreuk aan eerdere theorieën, zoals die van Milton Friedman en Anna Schwartz, die de bankpanieken van de Grote Contractie als zelfvernietigende effecten van het monetaire beleid beschouwden. In plaats van dit als één monolithisch fenomeen te zien, moeten we de reacties van verschillende staten als deel van een groter mechanisme begrijpen: wat aanvankelijk een regionale crisis leek, werd door beleidsmaatregelen overal in het land gevoeld.

De Japanse bankencrisis in de jaren 1990 biedt een ander inzicht in de rol van regulering en de gevaren van te nauwe banden tussen toezichthouders en de industrie. Het fenomeen van 'amakudari', waarbij hoge overheidsfunctionarissen doorstroomden naar topfuncties in de bankensector, speelde een cruciale rol in de problematiek. Dit zorgde voor een situatie waarin banken te risicovol konden opereren zonder passende controle. De verantwoordelijkheid van de toezichthouders werd hierdoor ernstig verzwakt, wat leidde tot een systemische crisis die Japan tientallen jaren achteruitwierp in termen van economische groei en vertrouwen in het banksysteem.

De crash van oktober 1987 is eveneens een belangrijk moment in de geschiedenis van financiële markten. Het was geen klassieke bankencrisis, maar eerder een marktfout die werd veroorzaakt door een complexe interactie van economische factoren, veranderingen in regulering en de technologische innovaties van die tijd. De snelle opkomst van computergestuurde handel, gekoppeld aan een weinig flexibele markten en een overmatige reactie op geruchten, leidde tot een plotselinge daling van de aandelenkoersen. Dit zette de toon voor latere beursschommelingen en laat zien hoe kwetsbaar markten kunnen zijn voor plotselinge, niet-voorspelbare schokken.

De affaire rond Silverado Savings and Loan in de Verenigde Staten in de jaren 1980 biedt opnieuw een interessant voorbeeld van de gevolgen van slecht bedrijfsbeheer. De betrokkenheid van publieke figuren zoals Neil Bush werd vaak benadrukt, maar het was vooral de verantwoordelijkheid van topmanagers zoals Michael Wise die het bedrijf naar de ondergang leidde. Het verhaal van Silverado toont de gevaren van slecht risicomanagement en de gevolgen van een gedereguleerde markt waar banken onterecht leningen verstrekten die uiteindelijk onbetaalbaar bleken.

Tenslotte wordt de invloed van Hyman Minsky op het denken over financiële crises vaak onderschat. Minsky introduceerde het concept van de ‘Ponzi-financiering’, waarin steeds meer schulden worden gecreëerd zonder rekening te houden met de mogelijkheid van een marktcorrectie. Het idee van de instabiliteit van markten, waarin een periode van voorspoed uiteindelijk leidt tot een onhoudbare schuldenlast, werd van groot belang voor de studie van de financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende economische ineenstorting.

Naast deze belangrijke theoretische inzichten is het ook van belang om de rol van individuele financiële schandalen te begrijpen. Het verhaal van Charles Ponzi en zijn beroemde piramideschema is daar een klassiek voorbeeld van. Ponzi’s oplichterij, die aan het begin van de 20e eeuw speelde, wordt nog steeds gezien als een les in de gevaren van financieel misbruik en het gebrek aan toezicht. Zijn verhaal blijft relevant, zelfs in moderne tijden, wanneer de wereld opnieuw geconfronteerd wordt met kwesties zoals cryptomunten en opkomende financiële markten die zonder de nodige bescherming blijven functioneren.

Bij het bestuderen van deze crises moet men ook beseffen dat de gebeurtenissen nooit in isolatie plaatsvinden. Het zijn de interacties tussen politiek, economie en het gedrag van financiële instellingen die de schaal en intensiteit van de schade bepalen. Het is essentieel dat we niet alleen kijken naar de specifieke oorzaken van elke crisis, maar ook naar de bredere dynamieken van vertrouwen, regelgeving en marktbewustzijn die deze gebeurtenissen kunnen beïnvloeden.