De wereldwijde revolutie in informatietechnologie bracht een nieuwe behoefte aan elektronische componenten met zich mee. Dit leidde tot de oprichting van een computercentrum met geavanceerde software om problemen in de astronomie en astrofysica op te lossen. Naarmate de IT-faciliteiten groeiden, werd het centrum uitgerust met een lokale netwerkstructuur van topklasse, elektronische communicatie-instrumenten, en datatransferprotocollen. Daarnaast was een instrumentatielaboratorium noodzakelijk, voorzien van basale optische en elektronische werkbanken en instrumenten. Later werd het essentieel om een datacentrum te ontwikkelen voor astronomische objecten.
Naast deze academische en wetenschappelijke activiteiten was het ook noodzakelijk om ondersteunende faciliteiten op te zetten, waaronder een efficiënt en adequaat gastenhuis en een kantine, om de stroom van bezoekers te huisvesten en te voeden. Het was van cruciaal belang om het aantal ondersteunend personeel te minimaliseren, met als doel de verhouding van ondersteunend personeel tot academisch personeel terug te brengen naar 1,5:1, vergeleken met de gebruikelijke verhouding van 4:1 die men in veel Indiase academische instellingen aantrof. Dit werd mede mogelijk gemaakt door de UGC, die adviseerde zoveel mogelijk gebruik te maken van contractpersoneel voor taken zoals cosmetisch onderhoud, tuinieren, en het beheer van kantine en gastenhuis, zodat het aantal medewerkers in de vierde klasse tot een minimum beperkt bleef.
Een ander belangrijk aspect was de planning van de gebouwen voor het instituut en voor het huisvesten van het personeel. Het was gewenst om een staffenster nabij de kantoorgebouwen te hebben, aangezien veel academici vaak op ongewone tijden werken en het handig zouden vinden om dichtbij de faciliteiten te verblijven. De keuze voor de architect was van groot belang.
De beslissing om een architect aan te stellen werd genomen in samenwerking met een raad van bestuur die zorgvuldig samengesteld werd. In februari 1988 was het projectdocument klaar en werd het naar de UGC gestuurd voor goedkeuring. Vervolgens kwam het moment van beslissing voor mij. Ik herinner me de telefoongesprek met Yash Pal, waarin hij rechtstreeks ter zake kwam: “Ik heb het projectrapport ontvangen. Maar ik ga pas verder om goedkeuring van de UGC te verkrijgen als jij de verantwoordelijkheid als oprichter-directeur op je neemt.” Tot dat moment had ik er niet aan gedacht om mijn positie bij TIFR op te geven om de moeilijke taak van instituutsoprichting aan te nemen. Het was een moeilijk besluit, maar na een paar seconden twijfelen, stemde ik toe om de uitdaging aan te gaan.
Yash Pal stelde een uitvoerend comité en een stuurgroep samen, die respectievelijk verantwoordelijk waren voor de uitvoering en het geven van beleidsrichtlijnen. Het centrum zou geregistreerd worden als een ‘Society’ met zijn eigen statuten en reglementen, onder toezicht van de UGC. De minister van Onderwijs zou de goedkeuring moeten geven, maar tot dat moment was Poona Universiteit gevraagd om als 'surrogaatmoeder' te fungeren voor de administratieve taken. De toenmalige vice-rector van de universiteit, Professor V.G. Bhide, stond volledig achter het initiatief en beloofde steun.
In februari 1988 werd Naresh Dadhich aangesteld als projectcoördinator, gevolgd door mijn formele benoeming op 19 juli 1988, op mijn vijftigste verjaardag. Het was een moment van persoonlijke betekenis, maar ook een beslissende stap voor het opbouwen van het IUCAA.
Een van de gelukkigste momenten in dit proces was de keuze van de architect voor het centrum. Tijdens de opening van een ander wetenschappelijk centrum in Hyderabad in december 1986, ontmoette ik de beroemde architect Charles Correa. Na een kort gesprek over astronomie en architectuur, vroeg ik hem later om als architect voor IUCAA te komen werken. Tot mijn grote vreugde stemde hij onmiddellijk in. Zijn ervaring met het ontwerpen van zowel moderne als traditionele gebouwen zou ons enorm helpen. Correa’s benadering was diepgaand en zijn visie voor het gebouw weerspiegelde de moderne astronomie die wij voor ogen hadden.
Het belangrijkste obstakel dat we daarna moesten overwinnen, was het vinden van een geschikte locatie voor de bouw van het centrum. Poona Universiteit had een breed terrein, maar de interesse in het gebied was gemengd. Het was duidelijk dat de plannen voor IUCAA zouden voortduren, maar het verkrijgen van grond voor de bouw werd een van de meest complexe en tijdrovende zaken.
Naast de technische en praktische overwegingen rondom het gebouw en de faciliteiten, was het ook van groot belang om de juiste sfeer te creëren, zowel voor academici als voor medewerkers. Het doel was niet alleen om een wetenschappelijk instituut op te richten, maar ook een omgeving te creëren waarin wetenschappers en medewerkers zich ondersteund voelden in hun werk, met faciliteiten die hun onderzoek en samenwerking bevorderden. Dit vereiste meer dan alleen een fysieke ruimte; het was essentieel om een gemeenschap van professionals te ontwikkelen, die gezamenlijk werkten aan het bereiken van wetenschappelijke doorbraken.
Het ontwerp van het centrum weerspiegelde deze filosofie en Charles Correa’s bijdrage aan het project was cruciaal voor het succes ervan. Dankzij zijn betrokkenheid werd IUCAA niet alleen een academisch instituut, maar een inspirerende plek waar wetenschap en architectuur samenkwamen in een harmonieuze omgeving.
Het is belangrijk om te begrijpen dat de oprichting van IUCAA niet slechts een technische onderneming was, maar een sociaal en culturele investering. Het was het resultaat van een lange reeks beslissingen die gezamenlijk de basis legden voor een instituut dat niet alleen in zijn vakgebied, maar ook in zijn bredere impact op de samenleving een blijvende invloed zou hebben.
Hoe een student zich vestigt in Cambridge: een persoonlijke ervaring
De overgang naar Cambridge was zowel een persoonlijke als academische uitdaging. Als nieuwe student aan Fitzwilliam College, werd ik vaak geassocieerd met de "Fitzbillies", een bijnaam die voor velen een gevoel van superioriteit leek uit te stralen, hoewel ikzelf geen inferieur gevoel ervoer tegenover hen. Mijn vader, een voormalig Fitzbilly, had me goed voorbereid op deze ervaring, en zijn invloed was merkbaar in mijn ontmoetingen met voormalige docenten en medewerkers van de universiteit.
Een van de eerste mensen die ik ontmoette was Mr. W.W. Williams, de Censor van het college, die me een souvenir van mijn vader waardeerde en met enthousiasme herinneringen aan hem ophaalde. Williams en ik raakten in contact, en hij nodigde me uit voor een lunch in zijn huis in Great Shelford. De contacten met deze oudere generatie waren niet beperkt tot Williams. Tijdens mijn verblijf in Cambridge stuitte ik op nog meer mensen die met mijn familie in verband stonden, zoals Mr. W.S. Thatcher, die mijn vader goed had gekend en mij eveneens met warmte ontving. Het was opvallend hoe diepgeworteld de banden waren met het verleden, en hoe elk contact verwees naar de geschiedenis van mijn vader en zijn tijd in Cambridge. De banden die in de loop der jaren waren opgebouwd, bleven behouden, en dat gaf me een gevoel van continuïteit, alsof ik deel was van een traditie die zijn wortels in het verleden had.
Mijn dagelijkse routine in Cambridge was eenvoudig, maar duidelijk gestructureerd. De ochtend begon met een Engels ontbijt, waarna ik de bus naar Downing Street nam, vanwaar ik naar de collegezaal of mijn lezingen liep. De busreis was geen triviaal gegeven; ik ontdekte dat er subtiele variaties waren in het busgeld, afhankelijk van de halte waar ik instapte. Maar de echte reden van mijn komst naar Cambridge was academisch van aard: het volgen van de beroemde Mathematical Tripos-opleiding.
Het Cambridge Tripos-systeem had zijn oorsprong in mondelinge examens. De naam "Tripos" is zelfs afgeleid van het meubelstuk waarop de examenkandidaat zat, terwijl hij een regen van vragen moest doorstaan. Dit systeem evolueerde in de loop der tijd, maar het Tripos bleef de meest prestigieuze en befaamde manier van afstuderen. De Mathematical Tripos is de oudste en meest prestigieuze variant, met zijn drie verschillende delen, die een student zowel academisch als emotioneel konden uitputten. De verdeling van het programma was als volgt: deel I was voor beginners, deel II en III werden gevolgd door degenen die zich verder in hun studie wilden verdiepen, met deel III als het laatste jaar voor diegenen die doorgingen naar onderzoek.
De cursusstructuur was behoorlijk intensief en verschilde per student. In mijn geval zou ik normaal gesproken deel I kunnen laten vallen, vanwege mijn achtergrond in India, maar de universiteit erkende mijn vorige opleiding niet volledig, wat betekende dat ik het eerste deel van de Tripos alsnog moest volgen. Dit was een onverwachte wending, maar ik besloot de situatie pragmatisch aan te pakken. Mijn vader had oorspronkelijk voorgesteld om zowel deel II als III in één jaar af te leggen, maar na overleg met mijn studiebegeleider, Dr. R.A. Lyttleton, werd besloten om de studielast over drie jaar te verdelen. Dit was een verstandige keuze, die me in staat stelde om de studie zonder overmatige druk te volgen en tegelijkertijd mijn academische prestaties te optimaliseren. Het advies van andere docenten, zoals Dr. J.C. Bulkill, was in lijn met deze aanpak, en dit stelde me gerust.
Mijn dagelijkse ritme bestond uit lange uren van studie en begeleiding. Dr. Lyttleton organiseerde extra supervisies voor mij, en ik had het geluk om onderricht te krijgen van briljante mentoren, zoals T.G. Murphy voor pure wiskunde en Dr. F.G. Friedlander voor toegepaste wiskunde. Dit was niet alleen academisch verrijkend, maar ook persoonlijk. Mijn eerste ervaringen in de wiskunde waren door deze begeleiding veel minder stressvol dan ik oorspronkelijk had gedacht. De steun die ik van mijn docenten ontving, was van onschatbare waarde, en ik besefte al snel hoe belangrijk de juiste begeleiding was voor succes in zo’n prestigieus en rigoureus systeem.
Naast het academische leven was er ook het sociale aspect van het studeren in Cambridge. In mijn vrije tijd ontmoette ik andere studenten, en hoewel de "Fitzbillies" vaak het gevoel gaven dat ze zichzelf boven anderen stelden, voelde ik me nooit minderwaardig. Cambridge was een smeltkroes van culturen en achtergronden, en deze diversiteit was zowel uitdagend als verrijkend. De gesprekken en vriendschappen die ik opbouwde, waren een belangrijk onderdeel van mijn ervaring. Elke ontmoeting was een kans om meer te leren, niet alleen over de wiskunde, maar ook over het leven zelf.
Het was een periode van intens leren, zelfontdekking en het bouwen van connecties die me mijn hele leven zouden blijven beïnvloeden. Het Cambridge van mijn tijd was een plek waar het verleden nauw verweven was met het heden, en de geschiedenis van mijn familie was altijd dichtbij. Mijn tijd in Cambridge was de basis voor mijn verdere academische en professionele carrière, en de herinneringen aan mijn ontmoetingen, de lessen die ik leerde, en de mensen die ik ontmoette, blijven me bij tot op de dag van vandaag.
Hoe Stressmanagement en Positieve Psychologie de Veroudering van de Geest Kunnen Vertragen
Wat zijn de voordelen van nanomaterialen in de bestrijding van milieuvervuiling?
Hoe slimme bouwtechnologieën de tunnelingsector transformeren: Standaardisatie, Digitalisering en Intelligentie

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский