De coronacrisis markeerde de wereldwijde opkomst van coronavirussen als een pandemisch risico, een type pathogeen dat tot dat moment nauwelijks werd bestudeerd en slecht werd begrepen. In januari 2020 stonden veel regeringen in de wereld voor een immense uitdaging: hoe om te gaan met een nieuwe ziekte die zich snel verspreidde, maar waarvan de reikwijdte en ernst nog onbekend waren.

Yen Pottinger, die getraind viroloog is en werkte bij de CDC, had een uniek perspectief op de situatie. Haar man, Matt Pottinger, die toen fungerend plaatsvervangend nationaal veiligheidsadviseur was, was goed voorbereid om de ernst van de situatie in te schatten, dankzij zijn ervaring met de SARS-epidemie van 2003 in China. Die crisis, die begon in de provincie Guangdong en zich verspreidde via vleermuizen naar andere zoogdieren en uiteindelijk mensen, leidde wereldwijd tot meer dan 8.000 besmettingen en 774 doden. Hoewel de SARS-epidemie uiteindelijk werd ingedamd, was het duidelijk dat de toenmalige Chinese regering had gefaald in het tijdig waarschuwen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), waardoor de ziekte zich ongehinderd kon verspreiden.

In januari 2020 begon Pottinger snel informatie te verzamelen uit verschillende betrouwbare bronnen, waaronder zijn eigen familieleden die experts waren in infectieziekten. Dankzij zijn toegang tot Chinese sociale media en een netwerk van bronnen binnen China had Pottinger meer informatie dan veel van zijn collega’s binnen de Amerikaanse regering. Hij voorzag de wereldwijde verspreiding van het coronavirus veel eerder dan de meeste andere beleidsmakers. Echter, binnen de Trump-administratie stuitte hij op veel scepsis. De meerderheid van de regering wilde de dreiging niet onder ogen zien of stelde zich simpelweg niet in staat om krachtig te reageren.

Op 27 januari 2020, met de steun van Robert O’Brien, riep Pottinger een kabinetsvergadering bijeen om de ernst van de situatie te bespreken. Alle belangrijke gezondheidsfunctionarissen van de VS waren aanwezig, waaronder CDC-directeur Robert Redfield en directeur van het Nationale Instituut voor Allergieën en Infectieziekten Anthony Fauci. Pottinger waarschuwde hen dat de situatie die zich ontvouwde leek op wat hij had meegemaakt met SARS, maar dit keer zouden de gevolgen veel ernstiger kunnen zijn. Toch waren de meeste aanwezigen het niet eens met zijn beoordeling. Zij waren niet bereid om drastische maatregelen te nemen, zoals het stilleggen van vliegverkeer vanuit China.

De ochtend na deze bijeenkomst kreeg Pottinger informatie van een vertrouwelijke arts in China, die hem vertelde dat de situatie veel erger was dan SARS. De arts waarschuwde hem dat het virus in een aantal provincies zich asymptomatisch verspreidde en dat het al tekenen van mens-op-mensoverdracht vertoonde. Dit was iets wat bij SARS in 2003 niet het geval was geweest. De arts noemde de crisis in China "1918", waarmee hij verwees naar de Spaanse grieppandemie die naar schatting 50 miljoen mensen wereldwijd het leven kostte. De informatie die Pottinger ontving, bevestigde zijn vrees dat de situatie veel ernstiger was dan men aanvankelijk dacht.

De dagen die volgden, waren cruciaal. Op 28 januari 2020 bracht Pottinger deze informatie naar de Oval Office, waar hij samen met O’Brien het risico van het virus uitlegde aan president Trump. "Dit is de grootste nationale veiligheidscrisis van je presidentschap," waarschuwde O’Brien, terwijl Pottinger de president vertelde dat het virus de omvang van de pandemie uit 1918 zou kunnen bereiken. De regering stond voor een dilemma: moesten er maatregelen worden genomen, zoals het blokkeren van reizen van en naar China? De overgrote meerderheid van de ambtenaren in de regering was tegen een dergelijk drastisch besluit. Ze vreesden de economische gevolgen en de negatieve reacties vanuit de publieke opinie.

Desondanks, op 31 januari, besloot Trump tot het inreisverbod voor reizigers uit China. Dit besluit werd op veel kritiek geconfronteerd. De Democraten, waaronder de toenmalige presidentskandidaat Joe Biden, gaven kritiek op het besluit, waarbij Biden in zijn tweet de beslissing noemde als een voorbeeld van hysterie, xenofobie en angstzaaierij. Echter, met de tijd zou Biden zelf in april van dat jaar het belang van het reisverbod erkennen.

Binnen de regering was er voortdurende weerstand tegen het nemen van ernstigere maatregelen, vooral van Mick Mulvaney, de stafchef van het Witte Huis, die het virus in februari als een "hoax" beschreef, een poging van de media om Trump te schaden. Mulvaney had een zeer laag budget gepresenteerd om de crisis te bestrijden – slechts $800 miljoen. Toch bleef Pottinger doorgaan met het organiseren van vergaderingen en het aandringen op meer voorzorgsmaatregelen, ondanks de terughoudendheid van anderen in het Witte Huis.

Het besluit om het reizen van en naar China te beperken, leek een overreactie voor velen, vooral omdat Trump zelf de ernst van de crisis op dat moment nog minimaliseerde. De chaos rond de implementatie van de reisbeperkingen en de verdeeldheid binnen de regering maakten het moeilijk om vast te stellen wat nu eigenlijk de juiste aanpak was. Het werd duidelijk dat de situatie veel complexer was dan men aanvankelijk dacht. Dit markeerde het begin van een reeks moeilijke besluiten en onsuccesvolle communicatie die de wereld in de komende maanden zou blijven achtervolgen.

Het belang van deze periode is niet alleen het tijdig herkennen van het gevaar van een opkomende pandemie, maar ook de verdeeldheid en de politieke overwegingen die vaak het vermogen van regeringen om snel en effectief te reageren ondermijnen. Beleidsmakers moeten niet alleen in staat zijn om te luisteren naar deskundigen en risico’s objectief in te schatten, maar moeten ook het politieke landschap begrijpen en leren omgaan met de onzekerheden die een wereldwijde crisis met zich meebrengt. Het was deze onzekerheid en het gebrek aan consensus binnen de regering die de impact van de pandemie nog verder versterkte.

Wat probeerde Beijing werkelijk te verbergen tijdens de uitbraak van het coronavirus?

De eerste weken van de coronacrisis werden gekenmerkt door een dichte mist van misleiding, geheimhouding en politieke berekening – niet alleen in de Verenigde Staten, maar vooral in China. Terwijl Amerikaanse functionarissen onderling verschilden over de ernst van de situatie en de aanpak ervan, speelde zich aan de andere kant van de wereld een veel gevaarlijker toneelstuk af: een systematische poging van de Chinese autoriteiten om informatie over de uitbraak te controleren, te manipuleren en te verdoezelen.

Mark Esper, destijds minister van Defensie, vreesde dat het Witte Huis te overhaast en ondoordacht te werk ging. Terwijl president Trump publiekelijk de dreiging van het virus minimaliseerde, deels uit politieke motieven en deels omdat hij geloof hechtte aan overdreven optimistische inschattingen van zijn staf, toonde slechts een handvol adviseurs een realistische blik. Peter Navarro was een van de weinigen die in januari 2020 waarschuwde dat de pandemie kon uitgroeien tot een catastrofe à la 1918. Zijn voorspellingen – honderd miljoen besmettingen, miljoenen doden en een economische impact van triljoenen dollars – zouden griezelig dicht bij de realiteit komen.

Intussen voltrok zich in China een scenario dat fundamenteel bijdroeg aan de globale chaos. Op 31 december 2019 informeerde China de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over een onbekende longziekte in Wuhan. Tegelijkertijd begonnen de Chinese autoriteiten al met het verwijderen van online berichten over deze mysterieuze uitbraak. Belangrijke sleutelwoorden zoals “Wuhan longontsteking” of “SARS-variant” werden van sociale media verwijderd, net als elke kritiek op het overheidsoptreden.

Op dezelfde dag werden Taiwanese zorgen over menselijke overdracht genegeerd. De volgende dag werd Dr. Li Wenliang, een arts uit Wuhan die collega’s had gewaarschuwd via een WeChat-groep, opgeroepen door de politie en gedwongen een schuldbekentenis te ondertekenen wegens het “verspreiden van geruchten”. Hij zou later zelf overlijden aan het virus. Zijn dood werd wereldwijd symbool voor het falen van het systeem dat transparantie met onderdrukking beantwoordde.

De overheid in Wuhan richtte zich vanaf het begin op de Huanan-vismarkt als vermeende oorsprong van het virus. Op 1 januari werd de markt grondig ontsmet, zonder eerst monsters van dieren of personeel af te nemen. Dit vernietigde onherroepelijk cruciaal bewijsmateriaal. Latere analyses, waaronder een publicatie in The Lancet, toonden aan dat een aanzienlijk deel van de eerste besmette patiënten geen enkele link had met de markt. Dit ondermijnde het officiële verhaal, maar tegen die tijd was het al diep verankerd in het internationale discours.

Ondertussen wist het Wuhan Institute of Virology (WIV) al op 2 januari dat het ging om een SARS-achtig coronavirus. Toch werd deze informatie achtergehouden. Zelfs nadat een laboratorium in Shanghai op 5 januari de genetische code van het virus had ontcijferd en geprobeerd had die openbaar te maken, verbood de overheid verdere verspreiding. Toen het lab uiteindelijk toch de data vrijgaf, werd het de volgende dag gesloten “voor correctie”.

De WHO herhaalde aanvankelijk kritiekloos de onvolledige of ronduit onjuiste informatie van Beijing. Op 14 januari verklaarde de organisatie op Twitter dat er “geen bewijs was voor mens-op-mens transmissie”. Op exact dat moment waarschuwde de Chinese gezondheidscommissie intern dat verspreiding onder mensen wel degelijk mogelijk was. Pas zes dagen later werd deze informatie extern bevestigd. In de tussenliggende periode reisden miljoenen mensen door China in het kader van het Lentefestival, inclusief talloze besmette individuen uit Wuhan.

Pas op 21 januari mocht een WHO-delegatie de stad bezoeken. Hun bevindingen bevestigden menselijke overdracht, maar het duurde nog tot 30 januari voordat de organisatie de uitbraak bestempelde als een internationale noodsituatie. In een opvallende spagaat prees de WHO op dezelfde dag nog China’s “inzet voor transparantie”.

Nog zorgwekkender was de rol van het leger. Het WIV werd onder militaire controle geplaatst door generaal-majoor Chen Wei. Monsters werden vernietigd, samenwerking met buitenlandse onderzoekers stopgezet, en wie online afwijkende informatie deelde – artsen, journalisten, wetenschappers – werd opgespoord en verdween vaak spoorloos.

De tragiek van dit alles ligt niet alleen in het dodelijke virus, maar in het feit dat cruciale dagen, misschien weken, verloren zijn gegaan door deze opeenstapeling van politieke berekening, institutionele inertie en autoritaire reflexen. Informatie die levens had kunnen redden, werd opzettelijk achtergehouden of vervormd. Cruciale infrastructuren voor wereldwijde samenwerking werden misbruikt of lamgelegd. Terwijl de rest van de wereld nog in verwarring verkeerde, bouwde Beijing systematisch aan een narratief dat bedoeld was om controle te houden over het verleden – ongeacht de prijs in het heden.

Begrijpen hoe deze mechanismen werkten – en waarom ze werkten – is essentieel. Het laat niet alleen zien hoe kwetsbaar internationale structuren zijn voor staatsgestuurde desinformatie, maar

Hoe beïnvloedde de communicatie tussen China en de Verenigde Staten de uitbraak van COVID-19?

Tijdens de beginfase van de nieuwe coronavirus-epidemie ondernamen de Chinese autoriteiten een doelgerichte poging om een vertekend beeld aan de wereld te presenteren. Essentiële kansen om de uitbraak vroegtijdig te stoppen werden gemist, zoals het waarschuwen van het publiek over menselijke overdracht, het eerder stoppen van reizen vanuit Wuhan en het delen van cruciale informatie met internationale wetenschappers en buitenlandse regeringen. Deze aanpak was voorspelbaar voor degenen die de Chinese overheid al hadden bestudeerd tijdens de SARS-crisis. De paranoïde, defensieve houding van de Chinese Communistische Partij (CCP) en haar minachting voor transparantie en waarheid vormen een integraal deel van haar karakter. Ditmaal bedreigde deze tekortkoming het leven van duizenden Amerikanen.

In de eerste weken van de crisis bleef het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken redelijk constructief communiceren met hun Chinese tegenhangers. Er werden maatregelen genomen om Amerikaanse diplomaten en hun families uit Wuhan te evacueren en medische apparatuur naar ziekenhuizen in Wuhan te sturen. Tegelijkertijd lanceerde China een wereldwijde “maskerdiplomatie,” waarbij tegen eind maart hulp werd geleverd aan 120 landen. Aanvankelijk werd deze hulp positief ontvangen, maar gaandeweg werd deze vorm van diplomatie gezien als een strategisch middel om landen onder druk te zetten en kritiek op China en haar omgang met het virus te ontmoedigen.

Na de aankondiging van de Amerikaanse reisban tegen China door president Trump, stokte de samenwerking tussen de VS en China grotendeels. Beijing vreesde dat andere landen zouden volgen, China de schuld zouden geven en dat dit schadelijk zou zijn voor de Chinese economie. Daarom startte China een wereldwijde campagne om andere landen te ontmoedigen om reizen vanuit China te verbieden. Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi sprak zijn Indiase collega op 1 februari toe met het bericht dat China “tegen acties is die spanning creëren en paniek veroorzaken.”

Terwijl de Verenigde Staten worstelden met hun eigen uitbraak, bleef president Trump de ernst van het virus bagatelliseren. Pogingen van zijn adviseurs, zoals Pottinger en Navarro, om hem tot actie te bewegen, werden ondermijnd door de invloed van Xi Jinping. Tijdens een telefoongesprek op 6 februari gaf Xi een verkeerd beeld van de situatie: hij beweerde dat China het virus onder controle had, dat het virus geen bedreiging vormde voor de rest van de wereld en dat het door temperatuur zou verdwijnen. Dit waren onjuiste claims, maar Trump geloofde ze, wat leidde tot onderschatting van het gevaar en het verspreiden van deze misleiding in de VS.

Ondanks wetenschappelijke waarschuwingen bleef Trump publiekelijk verkondigen dat het virus waarschijnlijk zou verdwijnen met het warmere weer. Deze misleiding had grote gevolgen voor de Amerikaanse aanpak van de pandemie en beïnvloedde het publieke bewustzijn over de ernst van COVID-19. Terwijl wetenschappers wereldwijd probeerden duidelijkheid te krijgen over het virus, besloot het internationale comité de nieuwe ziekte te benoemen als COVID-19, veroorzaakt door het SARS-CoV-2-virus, dat verwant is aan het oorspronkelijke SARS-virus.

Toen het aantal gevallen in de Verenigde Staten toenam, besefte het Trump-team steeds meer dat zij waren misleid en begonnen ze China te beschuldigen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken koos ervoor om China indirect te beschuldigen door de term “Wuhan-virus” te gebruiken, een term die als krachtig maar niet al te provocerend werd gezien. De propagandaoorlog escaleerde verder toen Chinese diplomaat Zhao Lijian suggereerde dat het Amerikaanse leger het virus naar Wuhan had gebracht. Trump noemde COVID-19 publiekelijk “het Chinese virus,” wat leidde tot een escalatie in de retoriek tussen de twee landen.

Chinese diplomaten dreigden met het stopzetten van medische leveranties aan de VS als de beschuldigingen voortgezet zouden worden. Deze bedreigingen werden door de Amerikaanse regering serieus genomen, gezien China al had laten zien medische hulpmiddelen te kunnen inzetten als instrument van politieke druk. Dit leidde tot een complex diplomatiek spel, waarin het Amerikaanse beleid voorzichtig moest balanceren tussen kritiek op China en het veiligstellen van noodzakelijke medische voorraden.

In dit kader is het van belang te begrijpen dat de pandemie niet alleen een gezondheidscrisis is, maar ook een geopolitieke strijd om controle over informatie, invloed en macht. Transparantie, tijdige waarschuwingen en internationale samenwerking zijn cruciaal geweest om de verspreiding van het virus te beperken. Het ontbreken hiervan leidde niet alleen tot een tragische verergering van de gezondheidscrisis, maar ook tot een wereldwijde vertrouwenscrisis die de internationale relaties op scherp zette.

Waarom werd China beschuldigd van inmenging in de Amerikaanse verkiezingen?

Het is niet ongewoon dat buitenlandse mogendheden zich bemoeien met de politieke processen van andere landen, maar de mate en manier waarop China werd beschuldigd van inmenging in de Amerikaanse verkiezingen van 2020 waren uniek en complex. Het scenario waarin de Amerikaanse inlichtingendienst China beschuldigde van het steunen van Joe Biden, terwijl tegelijkertijd een miljardair met een verdachte staat van dienst stappen leek te zetten die de belangen van de Chinese Communistische Partij (CCP) ondersteunden, roept vragen op over de manier waarop geopolitiek en binnenlandse politiek elkaar kunnen overlappen.

De betrokkenheid van Guo Wengui, een controversiële Chinees-Amerikaanse zakenman, bij het verspreiden van het "Hunter Biden-laptopverhaal" is een van de meest intrigerende aspecten van de beschuldigingen. Guo had nauwe banden met Steve Bannon, de voormalige strategisch adviseur van Trump, die samen met Guo de platformen GNews en GTV oprichtte. GNews begon de zogenaamde "compromitterende" informatie over Hunter Biden te verspreiden, maar het was duidelijk dat deze berichten niet altijd betrouwbaar waren. De video's die werden gepost op GNews werden vaak gemanipuleerd, met foute informatie die de geloofwaardigheid van het verhaal verder ondermijnde. Dit had paradoxaal genoeg het tegenovergestelde effect van wat Bannon en Guo hoopten te bereiken: het verhaal verloor aan kracht, wat indirect de belangen van Beijing zou kunnen hebben gediend.

Guo's motieven zijn moeilijk te doorgronden, maar zijn directe betrokkenheid bij de verspreiding van de laptopinformatie wijst op een andere vorm van inmenging die specifiek gericht was op de Amerikaanse verkiezingen. Wat nog verontrustender is, is dat dit niet een simpel geval was van een buitenlandse mogendheid die streeft naar het bevorderen van een bepaald politiek resultaat, maar een complex samenspel van persoonlijke belangen, binnenlandse politieke intriges en de enorme invloed van geld.

Bannon zelf leek weinig interesse te hebben in de interne Chinese politiek en gaf in gesprekken aan dat hij Guo gebruikte om zijn eigen politieke agenda te bevorderen. “Forget it, Jake, it’s Chinatown,” zou hij gezegd hebben, waarmee hij aangaf dat de interne dynamieken van de Chinese politiek buiten zijn controle lagen en dat hij zich meer richtte op het behalen van zijn eigen doelstellingen. Het is duidelijk dat dit soort manipulaties van informatie en geopolitieke bondgenootschappen de Amerikaanse politiek op een ongekende manier beïnvloedden.

De inmenging van China in de Amerikaanse verkiezingen had echter ook bredere gevolgen voor de politieke sfeer in de Verenigde Staten. Het Chinese vraagstuk werd steeds meer een politiek wapenschild in de strijd tussen de partijen, wat het moeilijk maakte om een nationale, bipartisane discussie te voeren over hoe de VS zich zouden moeten verhouden tot China. Dit verminderde de kans op een gezamenlijke aanpak om de uitdagingen van een opkomend China te confronteren, en dat terwijl deze kwesties steeds belangrijker werden.

In de maanden voorafgaand aan de verkiezingen veranderde de toon van President Trump ten aanzien van China. Waar hij eerder de nadruk legde op zijn positieve relatie met President Xi Jinping, werd hij steeds kritischer tegenover China, vooral na de uitbraak van de coronapandemie. De pandemie werd door Trump aangewezen als de belangrijkste oorzaak van de economische neergang in de VS, waarbij hij China de schuld gaf van de wereldwijde crisis. Tegelijkertijd beschuldigde Trump Joe Biden van corruptie door banden met Chinese bedrijven. Deze benadering bleek echter niet zonder gevolgen voor de campagne van Trump.

Hoewel Trump China had gepositioneerd als de belangrijkste buitenlandse vijand in de verkiezingen, was het niet alleen de relatie met China die zijn politieke verlies verklaarde. Het populistische, nationalistische en protectionistische platform dat hij in 2016 had gepromoot, was oorspronkelijk aantrekkelijk voor veel kiezers in swing states, maar de mismanagement van de coronapandemie en de economische gevolgen ervan wogen zwaar in 2020. Het was duidelijk dat de kiezers, die in 2016 voor Trump hadden gekozen, nu twijfelden over zijn vermogen om effectief met de crisis om te gaan.

In de nasleep van de verkiezingen was het duidelijk dat zowel Trump als Biden moeilijkheden hadden om een consistente en overtuigende boodschap te presenteren over hoe de VS om moesten gaan met China. Trump, die China verantwoordelijk maakte voor de pandemie, faalde in zijn poging om een effectieve strategie voor de toekomst te presenteren. Biden, aan de andere kant, werd geconfronteerd met zijn eigen fouten en miscommunicaties, waaronder het ontkennen van de zakelijke belangen van zijn zoon in China, ondanks bewijzen van betrokkenheid bij Chinese bedrijven.

Een essentieel punt in deze discussie is de complexiteit van de betrekkingen tussen de VS en China, die niet eenvoudig kunnen worden gereduceerd tot een strijd tussen twee politieke partijen of een persoonlijke rivaliteit tussen Trump en Biden. China was niet alleen een onderwerp van debat tijdens de verkiezingen, maar de manier waarop het werd gepolitiseerd beïnvloedde de bredere politieke sfeer in de VS, waarbij buitenlandse politiek werd geschaad door binnenlandse partijpolitiek. Dit heeft niet alleen de verkiezingen zelf beïnvloed, maar ook de manier waarop de VS in de toekomst om zullen gaan met een opkomend China.