De Amerikaanse benadering van China heeft zich de afgelopen decennia sterk ontwikkeld, waarbij de dynamiek tussen de twee landen voortdurend evolueert. In de vroege jaren na de Koude Oorlog lag de nadruk op samenwerking, zowel op economisch als strategisch vlak. De strategieën die de VS hanteren in hun benadering van China, variëren van handelsovereenkomsten en diplomatieke betrekkingen tot meer confrontatieve benaderingen, zoals het invoeren van sancties of het tegengaan van Chinese invloed in internationale organisaties.

De Verenigde Staten hebben vaak geprobeerd om hun invloed in Azië te versterken door middel van handelsakkoorden en militaire allianties. Dit beleid, dat vaak wordt aangeduid als de 'Rebalancing to Asia'-strategie, had als doel om China zowel economisch als strategisch in toom te houden. De nadruk lag hierbij op het versterken van de relaties met landen als Japan, Zuid-Korea en India, als tegenwicht tegen de groeiende invloed van China in de regio. In dit kader werden ook de 'Phase One'-handelsovereenkomsten met China gepromoot, waarbij de VS trachtten om handelsverschillen te verminderen en China te dwingen om in te grijpen op het gebied van intellectueel eigendom en technologieoverdracht.

Toch is het duidelijk geworden dat China’s groeiende invloed op de wereldmarkt niet gemakkelijk te stoppen is. De Amerikaanse bezorgdheid over de Chinese expansie in de Zuid-Chinese Zee, de schendingen van mensenrechten in Xinjiang, en de technologische dominantie van bedrijven als Huawei, zijn maar enkele voorbeelden van de uitdagingen waarmee de VS zich geconfronteerd zien in hun benadering van China. Het is een complex evenwicht van samenwerking en confrontatie, waarbij de Verenigde Staten strategische keuzes moeten maken die niet alleen gericht zijn op kortetermijnwinst, maar ook op het langetermijnbehoud van hun invloed.

De situatie wordt verder gecompliceerd door de manier waarop China zijn interne beleidsmaatregelen internationaal exporteert, zoals het 'digitale autoritarisme'. Het gebruik van technologie en surveillance door de Chinese staat om interne stabiliteit te waarborgen, wordt steeds meer een onderwerp van zorg voor andere landen, waaronder de VS. Bedrijven als Apple en Google worden vaak beschuldigd van medewerking aan het Chinese regime, wat bijdraagt aan de spanning in de betrekkingen tussen de twee landen. De vraag rijst in hoeverre Amerikaanse bedrijven bereid zijn om compromissen te sluiten met de Chinese autoriteiten ten behoeve van toegang tot de Chinese markt.

Daarnaast heeft de COVID-19-pandemie de geopolitieke verhoudingen verder verhit. De oorsprong van het virus en de Chinese manier van omgaan met de crisis hebben wereldwijd kritiek opgeleverd. De VS, met Mike Pompeo als prominent vertegenwoordiger, hebben China verantwoordelijk gehouden voor de verspreiding van het virus, wat heeft bijgedragen aan de verstoring van de diplomatieke betrekkingen. De hernieuwde focus op technologie en de rol van digitale platforms in het verspreiden van desinformatie heeft de strategische competitie tussen de VS en China verder versterkt.

Binnen de Verenigde Staten zelf heeft de aanpak van China altijd verdeeldheid veroorzaakt. Politici als Marco Rubio en Mike Pompeo hebben zich vaak gepositioneerd als harde tegenstanders van de Chinese invloed, met nadruk op mensenrechten en strategische belangen in de Indische Oceaan. In contrast daarmee heeft het economisch beleid onder president Trump zich soms gekenmerkt door pragmatisme, met bijvoorbeeld de ondertekening van de 'Phase One' handelsovereenkomst in 2020 als een poging om de economische banden met China te herstellen. Echter, de handelswarensituatie tussen de VS en China is nog altijd een uiterst gevoelig punt, met zowel in de VS als in China groeiende zorgen over de lange termijn effecten van de handelsbeperkingen.

Naast de reguliere diplomatieke betrekkingen zijn er ook andere, indirecte manieren waarop China’s invloed zich verspreidt. Door middel van buitenlandse investeringen, technologieoverdracht en culturele diplomatie heeft China zijn aanwezigheid in veel landen vergroot. De Belt and Road Initiative (BRI), die als een belangrijk geopolitiek instrument fungeert, heeft voor veel landen een aantrekkelijk perspectief op infrastructuurontwikkeling, maar heeft tegelijkertijd zorgen gewekt over Chinese invloed en mogelijke schuldenvaluta's. Dit heeft geleid tot discussies over de mate waarin de VS en Europa tegenwicht kunnen bieden aan deze ontwikkelingen, vooral gezien de verwevenheid van economische belangen.

De belangrijkste uitdaging voor de VS blijft de balans tussen confrontatie en samenwerking. Enerzijds is er een groeiend besef van de strategische bedreigingen die uitgaan van een machtig China, zowel op militair als economisch gebied. Anderzijds bestaat er een realiteit waarin samenwerking noodzakelijk is, vooral op het gebied van klimaatverandering, nucleaire non-proliferatie en wereldwijde economische stabiliteit. De toekomst van de Amerikaanse benadering van China zal waarschijnlijk meer beïnvloed worden door deze afwegingen dan door pure rivaliteit.

Naast de beschouwde geopolitieke en economische dynamiek moeten we ook de bredere context van binnenlandse invloed in China begrijpen. Het leiderschap van Xi Jinping heeft in recente jaren steeds meer nadruk gelegd op het versterken van de nationale soevereiniteit en het verzetten tegen buitenlandse inmenging. Dit idee van 'sovereignism' resoneert niet alleen binnen China, maar heeft ook invloed op de manier waarop andere landen de diplomatieke betrekkingen met China hanteren. Het idee van de 'Chinese droom', zoals gepromoot door Xi, benadrukt de noodzaak om de nationale belangen te beschermen en te versterken, wat de onderliggende ideologische spanningen tussen de VS en China nog verder compliceert.

Hoe De VS en China Elkaars Grenzen Wisten te Bereiken in de Diplomatieke Strijd om Hong Kong

Het is opvallend hoe in de diplomatieke verhoudingen tussen de Verenigde Staten en China, met name rondom Hong Kong, de machtsdynamiek zich heeft ontwikkeld in een complexe balans tussen politieke belangen, strategische overwegingen en de inzet van nationale en internationale macht. De gebeurtenissen in Hong Kong in 2019 boden een treffend voorbeeld van deze dynamiek, waarbij zowel de interne politiek van de Verenigde Staten als de invloed van buitenlandse diplomatieke betrekkingen een rol speelden. President Donald Trump zelf had in eerste instantie een afwachtende houding aangenomen ten opzichte van de protesten in Hong Kong. Zijn opmerkingen waren zorgvuldig gekozen, waarbij hij stelde dat de situatie tussen Hong Kong en China intern moest worden opgelost, zonder buitenlandse inmenging.

De diplomaten binnen de regering stonden echter voor een dilemma. Het was duidelijk dat de brutale onderdrukking van de protesten door de Chinese regering in strijd was met de principes van vrijheid en democratie die de VS bepleitten. De reactie van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken was dan ook voorzichtig en geherformuleerd tot een oproep aan de autoriteiten in Hong Kong om meer overleg te plegen met hun bevolking. Dit alles gebeurde onder druk van de algehele geopolitieke situatie en de wens van Trump om de betrekkingen met Beijing niet te verstoren.

Mike Pompeo, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken, leek regelmatig te worstelen met de grenzen die Trump stelde. Ondanks zijn officiële taak om het Amerikaanse standpunt te vertegenwoordigen, was het duidelijk dat zijn handelingen zich aan de lijnen van de president moesten houden. In juli 2019, toen de spanningen in Hong Kong opliepen, riep Pompeo China op om het juiste te doen en de autonomie van Hong Kong te behouden, maar zijn uitspraken werden als zwak en ineffectief beschouwd, gezien de escalatie van de repressie.

Tegelijkertijd bleven de acties van de Chinese regering zich verharden. In de maanden die volgden, verschoof de situatie van protesten naar gewelddadige onderdrukking, waarbij de Chinese autoriteiten massaal troepen mobiliseerden langs de grens met Hong Kong. De beelden van legertroepen die werden gepresenteerd door Chinese propagandakanalen versterkten de angst voor een gewelddadige onderdrukking, vergelijkbaar met de gebeurtenissen op het Tiananmen-plein.

In de VS waren er echter ook stemmen die zich duidelijk uitspraken tegen Trump’s uitblijvende reactie. Vooral in het Congres werden er toenemende zorgen geuit over het gebrek aan daadkracht, en de Republikeinse partij begon zich meer te distantiëren van de president. Het contrast werd duidelijk toen Trump de zeventigste verjaardag van de Volksrepubliek China viert en feliciteerde met een tweet, terwijl sommige van zijn Republikeinse collega’s de gruweldaden van het Chinese regime scherp veroordeelden.

Ondanks de groeiende druk op de regering-Trump, bleef de president zijn eigen belangen en die van zijn bondgenoten in China voorop stellen. Hij gaf aan dat zijn persoonlijke relatie met president Xi een groot gewicht had in zijn besluitvorming. Dit werd pijnlijk duidelijk toen de Hong Kong Human Rights and Democracy Act werd verzwakt en vertraagd in de Senaat, ondanks de bredere steun van beide partijen.

De wetgeving werd uiteindelijk wel aangenomen, maar Trump ondertekende deze met tegenzin en voegde een verklaring toe waarin hij aangaf bepaalde delen van de wet niet te zullen handhaven, indien deze niet in lijn waren met zijn beleid. Dit weerspiegelde een dieperliggende spanning in de Amerikaanse politiek, waar de wens om zaken te doen met China soms in contrast stond met de principes van mensenrechten en democratie.

In de maanden die volgden, werd duidelijk dat de concurrentie tussen de VS en China niet alleen over handel en technologie ging, maar ook over de strijd om invloed binnen internationale instituties en op het wereldtoneel. Het conflict begon zich te manifesteren in verschillende sectoren, van Wall Street tot Silicon Valley, waar de invloed van China steeds voelbaarder werd. Het contrast met de Verenigde Staten, waar privébedrijven en instellingen vaak onafhankelijk opereren, was evident. Terwijl China haar staatsbedrijven en instituties in nauwe samenwerking met de Communistische Partij opereerde, was er in de VS een duidelijk onderscheid tussen de publieke en private sectoren.

De VS bevond zich in een situatie waarbij, hoewel China steeds assertiever werd, het vermogen om haar invloed in belangrijke sectoren effectief te gebruiken, als een directe uitdaging werd gezien. Dit leidde tot een heroriëntatie van Amerikaanse instellingen die voorheen weinig contact hadden met de nationale veiligheids- of overheidsinstellingen. China’s gedragingen, zowel in de VS als wereldwijd, dwongen de Amerikaanse politiek om zich aan te passen aan een nieuwe realiteit, waarbij nationale veiligheid en economisch beleid steeds meer met elkaar verweven raakten.

Het belang van de diplomatieke reacties en de verschuivingen in de VS-China verhoudingen kunnen niet worden overschat. De strijd om Hong Kong symboliseerde de bredere uitdaging van hoe landen in een globaliserende wereld hun interne en externe belangen met elkaar in evenwicht moeten houden. De afwezigheid van consistente en gedurfde beleidskeuzes vanuit de Amerikaanse regering creëerde een vacuüm dat door andere partijen werd ingevuld, terwijl de Chinese regering haar autoriteit stevig verankerde in zowel interne als externe affaires.

Endtext