Op een bepaald moment was de slogan van de jas van Melania Trump al omgetoverd tot een meme. Een gebruiker op Twitter verving de ‘REALLY DON’T CARE’-tekst door ‘VOTE IN NOV’, terwijl een andere gebruiker een website oprichtte, http://ireallydocare.com, waarop mensen konden doneren aan verschillende groepen die immigranten steunden. Tegen het einde van de dag brachten nieuwsorganisaties zoals de BBC artikelen uit die verschillende interpretaties aanboden, variërend van ‘ze geeft echt niet om’ tot ‘het is gewoon een jas’. Andere publicaties plaatsten stukken met de titel ‘Wat We Weten Over Hoe Melania Trump Haar Kleding Keuze Maakt’, wat grotendeels bestond uit een lijst van ontwerpers die weigerden haar te kleden. Ondertussen, bij een protest tegen de scheiding van gezinnen in een grensstad in Texas, was een herschrijving van de jas-slogan het populairste protestbord. Politieke historici zoals Giovanni Tiso brachten historische parallellen in beeld voor de ‘I really don’t care’-uitspraak, en koppelden het aan de Italiaanse slogan ‘me ne frego’, die door Mussolini werd aangenomen en als een expliciet kenmerk van het fascisme werd gezien. In de New Yorker betoogde Troy Patterson dat de jas een van de ‘meest betekenisvolle samenkomsten van kleding en opkomend fascisme’ van de afgelopen eeuw was. Toch was er ondanks al deze speculaties geen consensus over de oorspronkelijke betekenis, of zelfs of er wel een betekenis was.

Dit fenomeen van provocatie gevolgd door een verhit debat over de interpretatie heeft zich inmiddels bewezen als een veelgebruikte strategie in de politieke communicatie. Het doel lijkt te zijn om de flexibele aard van taal te benutten, met uitspraken die bedoeld zijn om de discussie te verleggen van de daadwerkelijke kwesties naar een spektakel van interpretatie. De jas van Melania Trump, net als andere politieke uitlatingen, functioneerde als een soort provocatie, bedoeld om reacties uit te lokken zonder dat er echt een duidelijk antwoord was. De uitspraak ‘I really don’t care’ bleek pas maanden later, via een verklaring van Melania, te zijn bedoeld als kritiek op de linkse media die haar bekritiseerden.

Dit patroon, waarin de focus verschuift van de werkelijke problemen naar de interpretatie van een opmerking of afbeelding, is een techniek die steeds vaker voorkomt in de politiek. Een vergelijkbaar voorbeeld is Boris Johnson’s opmerking over vrouwen in boerka’s, die hij vergeleek met brievenbussen, of zijn metafoor waarin hij het Brexit-voorstel van Theresa May vergeleek met een zelfmoordgordel. Het doel van zulke uitspraken is niet altijd om duidelijkheid te verschaffen, maar eerder om te polariseren en de aandacht af te leiden van de daadwerkelijke kwesties. Dit fenomeen doet zich steeds vaker voor in de media, waar een reactie, vaak zonder nuance, sneller wordt gepost dan een diepgaand en weloverwogen artikel.

In de recente jaren heeft zich een specifiek type journalistieke methode ontwikkeld die bijzonder geschikt is voor dit soort provociaties: de ‘hot take’. Een hot take is een korte, provocerende reactie op een belangrijk nieuwsfeit, die meestal overschaduwd wordt door moreel oordeel en weinig bezorgdheid heeft over feiten of nuances. Dit fenomeen is ontstaan in de sportjournalistiek van de Verenigde Staten, maar breidde zich uit naar de politieke sfeer, vooral met de opkomst van sociale media. Hot takes zijn een manier om op snelle en sensationele wijze te reageren op actuele gebeurtenissen, en proberen zo op te vallen in het drukke ‘marktplein’ van meningen. In deze omgeving draait het vaak meer om het genereren van aandacht dan om het verstrekken van goed onderbouwde analyses.

Het gebruik van hot takes heeft zich verder verspreid door het sociale-medialandschap, dat het mogelijk maakt om snel een standpunt te verkondigen en te reageren op het nieuws. Het verlangen naar een onmiddellijke, sensationele reactie zorgt ervoor dat veel hot takes draaien om het creëren van conflict, vaak door bestaande opvattingen of conventies uit te dagen. Een voorbeeld hiervan is de manier waarop de Brexit-kiezers in Groot-Brittannië werden geprezen voor hun standvastigheid ondanks economische tegenslagen. Het leek bijna als een rechtvaardiging van lijden door nationale trots, wat door sommigen werd geprezen als een bewijs van hun vastberadenheid.

Wat echter vaak vergeten wordt in dit debat, is dat de emotionele en polariserende aard van hot takes zelden bijdraagt aan de oplossing van werkelijke politieke vraagstukken. Ze hebben de neiging de aandacht af te leiden van de diepere problemen en voeren vaak onterechte veronderstellingen of simplistische meningen aan in plaats van gedegen argumentatie. Dit heeft geleid tot een situatie waarin politiek debat steeds meer wordt gekarakteriseerd door snelle oordelen en het benadrukken van uitersten, in plaats van op zoek te gaan naar evenwichtige en weloverwogen perspectieven.

De opkomst van de hot take laat zien hoe ver de politieke communicatie is geëvolueerd. Terwijl vroeger de nadruk lag op diepgaande, feitelijke berichtgeving en nuancering, is er nu een verschuiving naar onmiddellijke reacties die meer gericht zijn op het genereren van aandacht dan op het verstrekken van inhoudelijke informatie. De combinatie van sociale media en een cultureel klimaat dat vraagt om snelle meningen heeft geleid tot een situatie waarin politieke communicatie meer draait om het creëren van verwarring en conflict dan om het verduidelijken van complexe kwesties.

Hoe Politieke Verhalen de Waarheid Vervormen: Het Diepe Staat en Gaslighting in de Politiek

In juni 2018 vond in Boekarest een enorme protestactie plaats voor het regeringsgebouw. Volgens officiële cijfers zou dit de grootste demonstratie in Roemenië sinds de revolutie van 1989 zijn geweest. Maar hoewel demonstraties doorgaans gericht zijn tegen de zittende macht, was dit een merkwaardige gebeurtenis. Het was georganiseerd door de Socialistische Democratische Partij (PSD), de partij die op dat moment de regering leidde. De partij moedigde mensen uit het hele land aan om naar Boekarest te reizen om deel te nemen aan de demonstratie, waarbij speciaal geregelde bussen en treinen werden ingezet. In sommige gevallen werd zelfs lokale druk uitgeoefend om te zorgen dat burgers deelnamen. Het officiële motto van de demonstratie luidde "Wij willen welvaart, geen veiligheid!", en zou in theorie gericht zijn tegen machtsmisbruik door de rechterlijke macht en de geheime diensten. Echter, velen beschouwden het als een poging van de regering om aan te tonen dat ze brede publieke steun hadden voor hun streven naar meer controle over de staat, met name de president en het rechtssysteem, die niet onder hun invloed stonden.

Dit protest was in wezen een manifestatie van een idee dat in Roemenië steeds meer op de voorgrond treedt: de zogenaamde ‘parallelle staat’. Deze term werd oorspronkelijk bedacht door de historicus Robert Paxton om te verwijzen naar instellingen die qua structuur en organisatie lijken op de staat, maar die niet officieel deel uitmaken van de wetgevende macht. In de Roemeense context wordt de parallelle staat echter vaak als synoniem gebruikt voor de ‘diepe staat’ – een concept dat in veel andere landen ook steeds meer aandacht krijgt, van Turkije tot de Verenigde Staten.

De ‘diepe staat’ wordt vaak gepresenteerd als een geheime, schaduwachtige machtsstructuur binnen een land die opereert buiten de democratische controle en tegen de belangen van de gekozen regering. In Roemenië gebruiken de regerende PSD-leden deze term om een vermeende machtige groep binnen de staat te beschrijven die zou proberen hun politieke invloed te ondermijnen. Ditzelfde idee wordt ook gedeeld door president Erdogan van Turkije, die de term ‘diepe staat’ gebruikt om een vermeende vijand binnen de bureaucratie en de rechterlijke macht aan te duiden, en door populistische figuren zoals Donald Trump, die soortgelijke ideeën uiten over de zogenaamde ‘deep state’ in de Verenigde Staten.

Het gebruik van de term is dus niet beperkt tot één land of politieke stroming, maar raakt aan een bredere politieke realiteit die kenmerkend is voor het populisme van de 21ste eeuw. Het idee dat een verborgen machtsgroep in stilte de touwtjes in handen heeft, biedt politici de mogelijkheid om externe schuldigen aan te wijzen voor politieke tegenslagen, of het nu gaat om falen in beleid of onenigheid binnen de regering. Dit biedt hen niet alleen een makkelijke verklaring voor mislukking, maar ook een krachtig narratief voor hun achterban om de legitimiteit van de bestaande machtsstructuren in twijfel te trekken.

In de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, wordt de ‘diepe staat’ vaak gekoppeld aan de bureaucratie van de federale overheid, in het bijzonder de militaire, inlichtingendiensten en technologische sectoren. Deze actoren zouden volgens de theorieën van Trump en zijn aanhangers werken tegen de belangen van de gekozen regering, en invloed uitoefenen op de beleidsvorming zonder dat ze aan democratische controle zijn onderworpen. De steun voor dit idee is groot: uit een peiling van ABC News/Washington Post in april 2017 bleek dat bijna de helft van de Amerikanen geloofde in het bestaan van een diepe staat die politiek manipuleert.

Hoewel het idee van de ‘diepe staat’ in sommige landen vooral populair is bij rechts-populistische bewegingen, is het niet uniek voor deze politieke stromingen. In het Verenigd Koninkrijk, bijvoorbeeld, worden delen van de rechterlijke macht en de ambtenarij soms beschuldigd van ‘verraad’ wanneer ze in conflict komen met de wensen van het volk. De term zelf wordt minder vaak gebruikt in Groot-Brittannië, maar de zorgen over verborgen machtsstructuren zijn er niet minder aanwezig.

De manier waarop populistische leiders de ‘diepe staat’ gebruiken, weerspiegelt een groter fenomeen in de moderne politiek: het idee dat de oppervlakkige werkelijkheid van politieke gebeurtenissen vaak niet de volledige waarheid weerspiegelt. Dit speelt in op het gevoel van velen dat politiek een manipulatief spel is, gespeeld door onzichtbare krachten die niet verantwoording verschuldigd zijn aan het volk. De angst voor zulke verborgen krachten wordt steeds vaker gevoed door politieke leiders die, door gebruik te maken van een retoriek die de democratische instellingen in twijfel trekt, hun eigen macht consolideren.

Naast het gebruik van de term ‘diepe staat’ in politieke retoriek, is er een ander fenomeen dat de moderne politiek sterk beïnvloedt: gaslighting. Gaslighting is een psychologische manipulatie waarbij een persoon of groep de realiteit van een ander in twijfel trekt, vaak met de bedoeling om verwarring te zaaien en controle te verkrijgen. In politieke termen kan gaslighting worden gezien als een manier om de perceptie van de waarheid te vervormen, waardoor het publiek aan zichzelf gaat twijfelen en zich verder laat manipuleren door degenen die in staat zijn de “waarheid” te definiëren. Dit fenomeen, zoals beschreven door journalisten zoals Zoe Williams, vormt de basis van veel van wat we vandaag de dag zien als post-truth politiek. Gaslighting maakt het voor leiders mogelijk om elke tegenspraak te labelen als ‘fake news’ en om hun eigen versie van de waarheid te versterken, zelfs wanneer de feiten tegen hen spreken.

De combinatie van de ‘diepe staat’ en gaslighting biedt politici een krachtige manier om de publieke opinie te manipuleren en de echte machtsstructuren te verbergen. Terwijl de ‘diepe staat’ de schaduwachtige krachten aanduidt die het politieke spel van buitenaf beïnvloeden, legt gaslighting de strategieën bloot die worden gebruikt om het publiek te misleiden en in verwarring te brengen. In de hedendaagse politiek, waarin de grenzen tussen feit en fictie vaak vervagen, is het belangrijk dat burgers zich bewust blijven van de krachten die achter de schermen werken en de technieken die worden gebruikt om hen te beïnvloeden.

Waarom geloven mensen dat niets toeval is? Over complottheorieën als verhalen met een verborgen waarheid

In de logica van complottheorieën bestaat toeval niet. Alles gebeurt met een bedoeling, en elke correlatie wordt beschouwd als bewijs van causale samenhang. Binnen deze denkwijze zien complotdenkers zichzelf niet als irrationalisten, maar als onderzoeksjournalisten van de waarheid: ze verzamelen data, interpreteren gebeurtenissen, stellen hypotheses op en toetsen die aan nieuwe informatie. Maar waar hun analyse afwijkt van de wetenschappelijke methode, is in hun fundamenteel wantrouwen tegenover conventionele verklaringen. Elk inconsistent detail in nieuwsberichten wordt niet gezien als fout of vergissing, maar als bewijs van manipulatie of verhulling.

Deze overtuiging – dat niets willekeurig is – structureert hun denken in narratieve patronen. Net zoals in klassieke verhalen moeten gebeurtenissen een betekenis hebben en ergens toe leiden. De wereld wordt dan niet ervaren als chaotisch, maar als een tekst die ontcijferd kan worden. Alles wijst ergens op; niets is betekenisloos. Elk artefact, elk toeval wordt tot symbool gemaakt. Er bestaat altijd een verborgen reden, een plan, een geheim dat wacht om onthuld te worden.

Deze verhalenlogica vereist een einde, een sluitende conclusie die verklaart waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Het leven mag dan onzeker en open zijn, maar in het complotdenken moet het betekenisvol zijn – en dat betekent: voorzien van een verborgen waarheid. In zekere zin vervult de complottheorie de behoefte aan orde in een wereld die anders ondoorgrondelijk lijkt. Het biedt structuur, richting en betekenis, zoals een roman dat doet. De ontknoping staat vast; het enige wat nog ontbreekt is het bewijs.

Wat opvallend is, is hoe het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid binnen deze logica vervaagt, of zelfs omkeert. Wanneer journalisten of politici iets afdoen als ‘fictie’, proberen ze het te diskwalificeren als verzinsel, als een verhaal zonder feitelijke grondslag. Maar voor de complotdenker zijn het net die ‘officiële feiten’ die verdacht zijn. Wat uit de wetenschappelijke of journalistieke wereld komt, wordt geïnterpreteerd als propaganda – als bewuste misleiding door een elite die de wereld bestuurt.

Fictie wordt dan niet alleen serieus genomen, maar soms letterlijk. Films, sciencefiction, romans: ze zijn geen vermaak meer, maar gecodeerde boodschappen of projecties van toekomstige realiteit. Hollywood wordt binnen deze gedachtegang niet gezien als producent van verhalen, maar als een propagandamachine van de macht. Het verspreidt symboliek die onbewust onze overtuigingen vormt en onze perceptie van de realiteit stuurt.

Zo worden films als Star Wars of The Matrix niet gewoon gezien als allegorische verhalen, maar als blauwdrukken voor de wereldorde. Volgens sommigen bevat Star Wars bijvoorbeeld occulte symboliek die verwijst naar Illuminati-structuren, een strijd tussen licht en duisternis, en de ondermijning van traditionele religie. George Lucas is dan geen filmmaker, maar een priester van een verborgen religie die via massamedia een nieuwe wereldorde predikt.

De consequentie hiervan is dat het onderscheid tussen feit en fictie volledig op zijn kop wordt gezet. Als feiten fictie zijn, dan wordt fictie waarheid. De denkfout wordt systematisch: het wantrouwen tegenover het officiële discours wordt zo absoluut dat elk alternatief narratief – hoe absurd ook – aantrekkelijker wordt dan de ongemakkelijke, vaak chaotische werkelijkheid.

In extreme gevallen leidt dit tot geweld, gemotiveerd door narratieven uit populaire cultuur. Timothy McVeigh, de dader van het Oklahoma City-bombardement, rechtvaardigde zijn daad met een verwijzing naar de Stormtroopers uit Star Wars. Het idee was: individuele onschuld doet er niet toe als je deel bent van een kwaad systeem. De symbolische logica vervangt de ethische.

Margaret Atwood merkte op dat zelfs de aanslagen van 9/11 door sommige mensen geïnterpreteerd zijn via het lens van sciencefiction. Twee mannen die een vliegtuig op een gebouw richten? Dat is niet alleen een aanval, maar een script. De overheid, zo beweerde men, riep nadien daadwerkelijk scenaristen bijeen om toekomstige scenario’s te ontwikkelen – alsof de realiteit voortkomt uit de verbeelding, en niet andersom.

Dit denken blijft niet zonder gevolgen. In officiële documenten over de Irakoorlog werd bijvoorbeeld verwezen naar wapens die transporteerbaar zouden zijn in specifieke glazen cilinders – een detail dat, zoals later bleek, rechtstreeks afkomstig was uit de film The Rock. De grens tussen film en werkelijkheid was zo vervaagd dat fictieve elementen zonder controle in beleidsdocumenten terechtkwamen.

Wat men moet begrijpen is dat complotdenken niet zomaar een afwijkende mening is. Het is een alternatieve vorm van betekenisproductie, waarin wantrouwen een epistemologische strategie wordt. De wereld wordt niet geobserveerd, maar gelezen – als tekst, als script, als verhaal. En alles wat afwijkt van het dominante narratief, wordt niet verworpen omdat het onwaar is, maar juist omdat het ‘te veel waarheid’ bevat. Dit keert de logica van bewijsvoering om. Niet consistentie, maar afwijking bevestigt de waarheid.

Wie wil begrijpen waarom complottheorieën zo aantrekkelijk zijn, moet niet alleen kijken naar feiten en argumenten, maar naar de dieperliggende behoefte aan orde, narratief en betekenis. In een wereld zonder duidelijke antwoorden biedt het complot een verhaal waarin niets toevallig is, alles verbonden is, en de waarheid uiteindelijk onthuld zal worden. Maar deze belofte van onthulling is niet bevrijdend – ze is totalitair. Want in het verhaal van de complottheorie is geen ruimte voor twijfel, geen ruimte voor toeval, en geen ruimte voor het onbekende.

Hoe beïnvloeden nepnieuws en desinformatie onze democratie en politieke perceptie?

De opkomst van nepnieuws en desinformatie vormt een diepgaande bedreiging voor democratische processen en het vertrouwen van burgers in de politiek. In recente jaren is duidelijk geworden hoe manipulatie via sociale media, valse berichtgeving en radicaal gepolariseerde mediakanalen de publieke opinie kunnen vormen en vervormen. Het fenomeen is niet beperkt tot één land of regio, maar manifesteert zich wereldwijd, waarbij het democratische discours wordt ondermijnd en polarisatie wordt aangewakkerd.

Nepnieuws is niet alleen het verspreiden van feitelijk onjuiste informatie, maar vaak ook het doelbewust creëren van misleidende verhalen die inspelen op emoties en bestaande overtuigingen. Dit wordt versterkt door algoritmes op sociale mediaplatformen die gebruikers vooral inhoud tonen die hun vooroordelen bevestigt, waardoor een echo chamber ontstaat. Hierdoor wordt het onderscheid tussen waarheid en fictie steeds vager, en groeit de angst dat democratische beslissingen worden gebaseerd op onjuiste of gedeeltelijk vervormde informatie.

Politieke figuren en belangengroepen maken regelmatig gebruik van deze mechanismen om steun te mobiliseren of tegenstanders te ondermijnen. Het voorbeeld van Brexit illustreert dit: de discussie rondom een mogelijk tweede referendum werd door velen als een bedreiging voor de democratische uitkomst gezien, terwijl tegelijkertijd de oorspronkelijke campagne beïnvloed werd door gerichte desinformatie. Evenzo zijn de strategieën van bekende politici en hun campagnes – zoals het inhuren van acteurs om publieke steun te simuleren – symptomatisch voor een bredere trend waarin authenticiteit en transparantie onder druk staan.

Het probleem gaat verder dan enkel verkeerde feiten. Het raakt aan fundamentele aspecten van de communicatie en interpretatie. Filosofen als Paul Ricoeur wijzen op het belang van interpretatie en hermeneutiek in het begrijpen van teksten en gebeurtenissen. Wanneer informatie wordt gefilterd door vooringenomenheid of manipulatie, verliest de publieke discussie haar nuance en openheid. Dit leidt tot een vervormd wereldbeeld, waarin samenzweringstheorieën en complottheorieën floreren.

De juridische en maatschappelijke reacties op nepnieuws zijn divers, maar vaak onvoldoende om het fenomeen adequaat te beheersen. Initiatieven om ‘fake news’ te bestrijden stuiten op het dilemma van censuur versus vrije meningsuiting. Bovendien is de term ‘fake news’ zelf politiek geladen en wordt ze vaak ingezet om ongewenste kritiek te delegitimeren, waardoor het debat verder polariseert.

Voor een goed begrip van de impact van nepnieuws is het noodzakelijk niet alleen naar de inhoud te kijken, maar ook naar de context en de wijze waarop informatie wordt verspreid en ontvangen. Het vraagt om kritisch media- en informatiebewustzijn bij de burger, gecombineerd met transparantie en verantwoordelijkheid van mediaplatformen en politieke actoren. Alleen dan kan de democratie beschermd worden tegen de erosie door desinformatie en manipulatie.

Daarnaast is het van belang te erkennen dat de strijd tegen nepnieuws ook een strijd is tegen bredere maatschappelijke en psychologische factoren: angst, onzekerheid, en de behoefte aan simpele verklaringen in complexe tijden. Het doorgronden van deze onderliggende drijfveren helpt om effectievere strategieën te ontwikkelen die niet alleen informatie corrigeren, maar ook vertrouwen herstellen en maatschappelijke cohesie bevorderen.