De kwetsbaarheid van Amerikaanse scholen, onderzoekscentra en bedrijven voor Chinese spionage en diefstal van intellectuele eigendommen via zogenaamde “niet-traditionele verzamelaars” — onderzoekers — is al geruime tijd een punt van zorg. Het FBI en de National Institutes of Health (NIH) begonnen universiteiten en onderzoeksinstellingen te waarschuwen voor de bedreigingen die deze Chinese organisaties vormen voor de academische vrijheid. Een van de belangrijkste instrumenten van de Chinese Communistische Partij (CCP) in deze strijd is het grootschalige “Talent Recruitment Plan,” waaronder het beruchte “Thousand Talents Plan.” Dit programma rekruteert wereldwijd toponderzoekers en ondernemers en betaalt hen om hun kennis en technologie naar China te brengen, vaak zonder dat hun Amerikaanse werkgevers hiervan op de hoogte zijn.

Het CCP betaalt deze wetenschappers soms dubbel, waarbij ze hun functies in de VS behouden en tegelijkertijd gesalarieerd worden door China. Hierdoor kan China geavanceerde technologieën verkrijgen zonder zelf de hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling te dragen. Dit creëert een oneerlijk concurrentievoordeel en ondermijnt de investeringen van de Amerikaanse overheid in onderzoek. In 2015 waarschuwde de FBI al expliciet dat deze strategie China in staat stelt om innovatie van Amerikaanse bodem te kapen.

Deze activiteiten leidden tot meerdere onderzoeken en ontslagen, zoals bij het MD Anderson Cancer Center in Houston, waar drie topwetenschappers werden ontslagen wegens het verzwijgen van hun betrokkenheid bij het Thousand Talents Plan. Hoewel deze wetenschappers niet strafrechtelijk werden vervolgd, ontstond er discussie over raciale profilering, omdat zij etnisch Chinees waren. Toch bleek bij latere incidenten, zoals bij het Moffitt Cancer Center in Tampa, dat ook voornamelijk westerse wetenschappers betrokken waren. Dit illustreert dat het probleem breder is dan etnische achtergrond alleen.

Tegen het einde van 2019 hadden belangrijke Amerikaanse overheidsinstanties, zoals het ministerie van Onderwijs en het National Science Foundation, hun medewerkers verboden om deel te nemen aan buitenlandse talentprogramma’s. Het FBI intensiveerde haar activiteiten en arresteerde in december 2019 een Chinese onderzoeker met gestolen biologische monsters, en in januari 2020 werd de voorzitter van de chemieafdeling van Harvard gearresteerd wegens het verbergen van zijn betrokkenheid bij het Thousand Talents Plan.

De drijfveer achter het agressieve Chinese beleid om wetenschappelijke kennis te stelen, ligt deels in het feit dat sommige onderzoeksresultaten niet openbaar zijn, maar eigendom van bedrijven of de overheid, soms met militaire toepassingen. Dit soort informatie is van strategisch belang en commercieel zeer waardevol. Waar Amerikanen onderzoek vaak zien als een middel om de mensheid vooruit te helpen, ziet het CCP het als een instrument om technologische dominantie te bereiken, zich los te maken van westerse technologieën en daarmee zijn binnenlandse repressie te versterken, internationale invloed te vergroten en het eigen militaire apparaat te versterken.

De ethische complicaties worden schrijnender bij onderzoek dat direct bijdraagt aan onderdrukking, zoals de ontwikkeling van DNA-databases en gezichtsherkenningstechnologie die worden ingezet tegen de Oeigoeren en andere minderheden in China. Amerikaanse universiteiten kwamen onder druk te staan om hun rol in deze praktijken te onderzoeken en soms samenwerkingen stop te zetten. Zo beëindigde MIT zijn samenwerking met het Chinese AI-bedrijf iFlytek nadat het werd beschuldigd technologie te leveren die door de Chinese overheid wordt ingezet voor repressie.

In 2020 begon het FBI een grootschalige zoektocht naar onderzoekers met geheime banden met het Chinese leger. Verschillende wetenschappers verbonden aan de Volksbevrijdingsleger (PLA) werkten aan gevoelige technologische projecten op het gebied van kunstmatige intelligentie, supercomputers en onderwaterrobotica. Het Chinese consulaat in Houston speelde een rol bij het verbergen van deze connecties, wat mede leidde tot de sluiting ervan door de Amerikaanse overheid.

De uitdaging voor de VS is groot: universiteiten moeten een delicate balans zien te bewaren tussen academische vrijheid en openheid enerzijds, en nationale veiligheid anderzijds. Het beschermen van vrije meningsuiting op de campus is essentieel voor een gezonde democratie, maar de dreiging van spionage dwingt tot striktere controles. Dit raakt ook aan bredere dilemma’s binnen de veiligheidsdiensten die waakzaam moeten zijn zonder in raciale of etnische profilering te vervallen.

De toenemende concurrentie in Silicon Valley, vooral op het gebied van kunstmatige intelligentie en hooggekwalificeerde ingenieurs, maakt de situatie nog complexer. Amerikaanse bedrijven hebben belang bij samenwerking met China vanwege de enorme markt, maar lopen daarmee ook risico’s op spionage en diefstal. Ondanks waarschuwingen werden deze risico’s lange tijd genegeerd. Al in 2010 trok Google zich principieel terug uit China nadat hun servers waren gehackt, maar veel andere bedrijven bleven zoeken naar manieren om in de Chinese markt actief te blijven.

Het is cruciaal om te begrijpen dat dit probleem geen eenvoudig zwart-wit verhaal is van spionage tegen openheid, maar een diepgaande botsing tussen waarden en belangen. Terwijl westerse wetenschappers streven naar kennisdeling en vooruitgang, zet China wetenschap in als strategisch wapen voor economische en politieke dominantie. De gevaren van deze dynamiek zijn niet alleen technologisch of economisch, maar ook ethisch en maatschappelijk van aard, met directe gevolgen voor mensenrechten en internationale verhoudingen.

Hoe de "Phase One" Handelsdeal tussen de VS en China een strategisch evenwicht creëerde

Het moment waarop president Trump de "Phase One" handelsdeal tussen de Verenigde Staten en China aankondigde, markeerde een keerpunt in de handelsoorlog die hij zelf had ontketend. Gedurende maanden had Trump met scherpe retoriek en strategisch brinkmanship de wereld in onzekerheid gestort, waarbij de markten op en neer gingen zonder dat er tastbare resultaten te zien waren. Zijn stijl van onderhandelen was niet alleen verwarrend voor de markten, maar ook voor de politieke en zakelijke wereld.

De kern van de “Phase One” deal was de belofte van China om significante structurele hervormingen door te voeren, met name op het gebied van intellectueel eigendom en de gedwongen overdracht van technologie van de VS naar China. Dit was een belangrijke overwinning voor Trump, die had geprobeerd om China te dwingen zijn praktijken op het gebied van technologie en intellectueel eigendom te herzien, iets waar de VS al jaren tegen strijdt. Hoewel Trump de deal als een succes presenteerde, werd het duidelijk dat de werkelijke invulling van de overeenkomst pas na maanden van onderhandelingen zou worden vastgesteld.

Ondanks de rozengeur en maneschijn die Trump tijdens de persconferenties rond de deal neerzette, was de werkelijke inhoud vaag en bleef het onduidelijk of China zich volledig zou houden aan de afspraken. Zelfs nadat Trump had aangekondigd dat er een deal was, werden de precieze details van de overeenkomst een goed bewaarde geheim gehouden. Dit creëerde een voortdurende onzekerheid, omdat de vertaling van de deal werd uitgesteld en een geplande ondertekeningsceremonie in november werd afgelast wegens onrust in Chili. Elke keer als Trump sprak over de deal, leek hij zijn standpunt te veranderen, wat de verwarring verder vergrootte.

De daadwerkelijke obstakels voor de overeenkomst waren talrijk. Het grootste punt van discussie was of China vanaf het begin substantiële tariefverlagingen zou krijgen, zoals het Chinese leiderschap eiste, of dat de VS zou vasthouden aan de bestaande tarieven totdat "Phase Two" van de deal zou worden afgerond. Uiteindelijk bleek dat de VS concessies had gedaan en besloot tot substantiële tariefverlagingen, wat het pad effende voor de deal die op 13 december 2019 werd aangekondigd.

De kern van de deal was echter niet zozeer de toezegging van hervormingen als wel de enorme hoeveelheden Amerikaanse producten die China beloofde aan te schaffen. De VS hoopte dat deze aankopen de economische voordelen zouden opleveren die Trump had beloofd, maar ook dat ze een bepaalde mate van stabiliteit zouden brengen in de gespannen relatie tussen de twee landen. Het beleid was een compromis, maar voor Trump was het een overduidelijke overwinning die hij uitvoerig viert met een ceremonie in januari 2020.

Critici van de deal wezen echter op de zwakheden van het akkoord. Velen voelden dat Trump zijn harde lijn had opgegeven en dat de beloften van China te vaag waren om enig substantiëel effect te hebben. De structurele hervormingen die China had beloofd, waren moeilijk te handhaven en de VS behielden slechts gedeeltelijke controle over de uitvoering ervan. Bovendien werd het handhavingsmechanisme, dat voornamelijk zou steunen op de beoordeling van Lighthizer (de Amerikaanse onderhandelaar), door velen als onvoldoende beschouwd. Het systeem werkte op basis van zelfrapportage door China, wat de effectiviteit ervan in twijfel trok.

Toch had Trump het gevoel dat een imperfecte deal beter was dan geen deal. Zelfs de harde critici konden niet ontkennen dat de deal enkele voordelen bood voor de Amerikaanse economie, met name in de vorm van blijvende tarieven die de kosten voor Amerikaanse bedrijven in China verhoogden en daarmee de "decoupling" die door veel Amerikaanse economen werd bepleit, in gang zouden zetten. De onzekerheid over de toekomst van de handelsrelatie bleef echter bestaan, omdat het voor een nieuwe president moeilijk zou zijn om de opgelegde tarieven zonder meer op te heffen, ongeacht wie de verkiezingen zou winnen.

Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat de "Phase One" deal niet alleen een commercieel akkoord was, maar ook een strategische zet die de belangen van de VS diende. Trump wilde niet alleen zijn campagnebeloften nakomen, maar ook de economische macht van de VS versterken door China onder druk te zetten. De grote vraag was echter of de deal daadwerkelijk de structurele veranderingen zou brengen die Trump had beloofd, en of de Chinese politiek werkelijk bereid was om de noodzakelijke hervormingen door te voeren. De onzekerheid die deze deal omhulde, bleef een centraal thema in de handelsoorlog, terwijl de toekomst van de relatie tussen de twee landen op het spel stond.