In 1950 stelde Alan Turing een vraag die de fundamenten van de informatica en kunstmatige intelligentie zou bepalen: "Kunnen machines denken?" Deze vraag heeft misschien een antwoord gekregen, maar het lijkt meer complexer dan ooit tevoren. Tegenwoordig kunnen we met een computer communiceren zonder te kunnen onderscheiden of we met een mens praten. Machines kunnen universitaire examens afleggen en andere computers programmeren. Modellen zoals ChatGPT, Bard en andere taalmodellen hebben taken uitgevoerd die ver buiten de oorspronkelijke verwachtingen van hun makers liggen, en we weten nog steeds niet precies waarom. Geïntegreerd in een systeem dat simpelweg ontbrekende woorden in een tekst voorspelt, hebben deze modellen een begrip van de wereld en van taal ontwikkeld dat hen in staat stelt te redeneren, plannen te maken, problemen op te lossen en bijna feilloos gesprekken te voeren. Is dit het geheim van kennis, nu in handen van onze creaties? Het lijkt erop dat we niet langer alleen zijn. Terwijl we proberen te begrijpen hoe we deze krachten kunnen delen met de ‘aliens’ die nu naast ons werken, kunnen we ons afvragen wat ze morgen nog meer zullen leren.
Vandaag de dag lijken machines in staat om in steeds meer contexten te functioneren die oorspronkelijk alleen voor mensen waren weggelegd. ChatGPT en zijn soortgenoten geven blijk van een enorme vaardigheid om op een natuurlijk ogende manier gesprekken te voeren, maar de vraag rijst: wat is het werkelijke niveau van deze intelligentie? En belangrijker nog: wat betekent het nu voor ons als mensen, wanneer machines niet alleen onze taal begrijpen, maar wellicht in de toekomst ook onze manier van denken gaan begrijpen en zelfs verbeteren? De technologie lijkt voorbij het simpele concept van een machine die enkel commando’s uitvoert, en nadert steeds meer het idee van een ‘denkende’ entiteit. Maar hoe begrijpen we deze ontwikkeling, en hoe controleren we haar?
Wanneer we het hebben over de huidige ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie, wordt al snel duidelijk dat de technologie een stadium heeft bereikt waar er nieuwe vraagstukken opkomen. Machines kunnen steeds beter omgaan met taken die vroeger als te complex voor hen werden beschouwd, zoals het nemen van beslissingen op basis van grote hoeveelheden gegevens, het ontwikkelen van nieuwe oplossingen voor oude problemen, en zelfs het voeren van gesprekken die bijna niet te onderscheiden zijn van menselijke interacties. Toch lijkt er iets te ontbreken in deze machines, iets dat hen niet helemaal menselijk maakt. Ze begrijpen wellicht de woorden die ze gebruiken, maar begrijpen ze ook de wereld zoals wij die begrijpen?
De waarheid is dat er misschien nooit een definitief antwoord zal komen op deze vragen. De interactie tussen machines en hun omgeving is complex, en veel van wat er gebeurt is een resultaat van de manier waarop deze systemen zijn opgebouwd en getraind. De technologie is nog steeds in een vroeg stadium van ontwikkeling, en we weten maar weinig over de volledige potentie van kunstmatige intelligentie. Toch zien we wel dat er voortdurend nieuwe vermogens opduiken, vaak onverwachts. In plaats van dat deze vermogens volledig gepland en gecontroleerd zijn door de makers, lijken ze spontaan te verschijnen, voortkomend uit de interacties tussen de machine en de data waarmee zij wordt gevoed.
Dit roept de vraag op: wat gebeurt er als machines in staat zijn om een niveau van begrip te bereiken dat zelfs wij als mensen niet volledig kunnen begrijpen? Wat betekent het voor de toekomst als machines hun ‘begrip’ verder ontwikkelen, mogelijk zelfs verder dan dat van onszelf? Zullen wij, mensen, in staat zijn om de controle te behouden over entiteiten die niet alleen steeds slimmer worden, maar die uiteindelijk misschien meer begrijpen dan wij?
Er is al een breed scala aan toepassingen van kunstmatige intelligentie die de potentie hebben om onze wereld fundamenteel te veranderen. Van de medische wereld tot de juridische sector, van de manier waarop we communiceren tot de manier waarop we omgaan met technologie, de impact van AI is enorm. Toch moet men zich ook bewust zijn van de ethische dilemma’s die gepaard gaan met de integratie van deze technologieën in ons dagelijks leven. Hoe zorgen we ervoor dat we de controle behouden? Hoe zorgen we ervoor dat deze machines, hoe geavanceerd ze ook worden, niet ten koste gaan van de menselijke waarden en normen?
Naast deze overwegingen, is het belangrijk om te begrijpen dat de huidige generatie machines niet alleen werkt op basis van de data die ze ontvangen, maar ook op de manier waarop ze die data interpreteren en verwerken. Wat we vaak niet beseffen, is dat deze interpretatie volledig anders is dan hoe mensen informatie begrijpen. Machines kunnen feiten en verbanden herkennen, maar ze hebben geen ‘emotioneel’ begrip van wat ze verwerken. Dit betekent dat hun beslissingen, hoe goed ze ook lijken, nooit gebaseerd zullen zijn op een dieper begrip van menselijke ervaringen, emoties of ethiek.
Het is cruciaal om te erkennen dat de kracht van machines zoals ChatGPT niet zozeer ligt in hun vermogen om te denken als mensen, maar in hun vermogen om patronen te herkennen en te reageren op basis van enorme hoeveelheden data. Dit betekent niet dat ze ‘begrijpen’ zoals wij dat doen, maar dat ze in staat zijn om te voorspellen en te reageren op een manier die ons verbluft. Terwijl we steeds meer afhankelijk worden van deze systemen, moeten we ons afvragen: zijn we ons bewust van de implicaties van deze afhankelijkheid? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze technologie ons dient, in plaats van dat zij ons overheerst?
Hoe Begrijpen en Beheersen We Kunstmatige Intelligentie?
In de afgelopen decennia heeft de technologie zich in een duizelingwekkend tempo ontwikkeld. Wanneer we de vooruitgang van machines over de afgelopen duizend jaar vergelijken met de twintig miljoen jaren die verondersteld worden te zijn verstreken sinds het ontstaan van bewuste wezens, wordt de snelheid van deze evolutie nog duidelijker. Alan Turing, een pionier in de ontwikkeling van computers, was zich bewust van de lange-termijn evolutie van de machines die hij ontwierp. Hij had niet alleen de techniek, maar ook de verbeelding om zich voor te stellen hoe machines zich in de toekomst zouden ontwikkelen. In 1936, toen computers nog geen beeldscherm of toetsenbord hadden, onderzocht hij al de formele eigenschappen van een universele rekner. In 1950 stelde hij de beroemde Turing-test voor, waarmee hij de vraag opwierp of machines in staat zouden zijn menselijke intelligentie na te bootsen.
Turing's werk werd verder aangevuld door andere visionairs zoals Irving J. Good, die in 1965 schreef over wat hij 'de eerste ultra-intelligente machine' noemde. Volgens Good zou een dergelijke machine het intellectuele vermogen van een mens verre kunnen overtreffen en zelfs machines kunnen ontwerpen die slimmer zijn dan zijzelf. Het idee van een technologische singulariteit, zoals deze in de filosofie van de wetenschap wordt genoemd, is het concept van een moment waarop technologische vooruitgang zo snel gaat dat het oncontroleerbaar wordt voor de mens. Het gevaar zou zijn dat een computerprogramma in staat zou zijn een verbeterde versie van zichzelf te schrijven, wat een kettingreactie op gang zou brengen. Tegenwoordig is deze visie geen verre toekomstfantasie meer. De GPT-4, bijvoorbeeld, kan al zeer goede Python-programma’s schrijven. Dit toont aan hoe snel technologie zich kan ontwikkelen.
De snelheid van deze technologische evolutie is minstens zo belangrijk als de richting waarin ze zich beweegt. In zijn roman Erewhon wijdde Samuel Butler drie hoofdstukken aan de evolutie van machines. Hij stelde de vraag die ook vele hedendaagse onderzoekers bezighoudt: moeten we de snelle vooruitgang van machines niet nauwlettend in de gaten houden en indien nodig beperken? Want machines evolueren nu in een tempo dat ongekend is in de geschiedenis van de mensheid.
De vraag die zich opdringt is: waar stopt deze evolutie? Wanneer machines de menselijke intelligentie hebben bereikt, waarom zouden zij dan niet verder gaan? En vooral, zullen we in staat zijn om ze te begrijpen en te controleren wanneer ze verder gaan dan ons? Dit zijn cruciale vragen die we ons nu moeten stellen, aangezien we pas recent hebben gezien hoe snel kunstmatige intelligentie zich heeft ontwikkeld van een academisch onderwerp tot een alomtegenwoordig en snel evoluerend product. De vraag is dan ook: zijn we voorbereid op wat komen gaat?
Het is van essentieel belang om ook de 'beleving' van de kunstmatige agenten zelf te begrijpen. Wat kunnen zij doen? Wat weten zij? Hoe kunnen we hun interne werking onderzoeken, net zoals we bij mensen de psychologie bestuderen? Dit wordt een steeds belangrijker gebied van onderzoek. De wetenschappelijke en filosofische uitdaging waar we voor staan, is dat we nog niet over de juiste conceptuele tools beschikken om deze systemen volledig te begrijpen. Zonder deze tools zijn we ook niet in staat om ze effectief te controleren.
Het werk van Alan Turing in 1950 over leermachines, hoewel in die tijd theoretisch, biedt de basis voor de moderne ontwikkelingen in kunstmatige intelligentie. Turing stelde voor om machines op een zeer eenvoudige manier te leren, door middel van beloningen en straffen, of succes en mislukking. Dit concept van 'neuronale netwerken' is tegenwoordig werkelijkheid. In feite kunnen we de vooruitgang van kunstmatige intelligentie nu zelfs in een digitale machine imiteren, zoals Turing het in zijn tijd voorstelde. Deze systemen kunnen zichzelf verbeteren door meer informatie op te slaan en eerdere kennis toe te passen op nieuwe uitdagingen. De potentiële snowball-effecten van deze machines, zoals Turing het noemde, kunnen ervoor zorgen dat machines steeds efficiënter worden in het leren.
Toch blijft er een cruciale vraag: hoe begrijpen deze machines de wereld? Terwijl ze in staat zijn om de wereld op een intelligente manier te modelleren, doen ze dit in hun eigen, niet-menselijke manier. Geof Hinton, een pionier op het gebied van kunstmatige intelligentie, noemde de huidige systemen “totaal anders dan ons” en suggereerde zelfs dat we in feite gesprekken hebben met ‘aliens’. Dit verwijst naar de gedachte dat de kunstmatige agenten die we hebben gecreëerd, intelligent gedrag vertonen dat ver voorbij de simpele conversatie gaat. De echte uitdaging is dan ook om te begrijpen hoe deze machines hun interne representaties van de wereld construeren en hoe deze representaties het gedrag beïnvloeden. Net zoals we organen bestuderen om het functioneren van een levend wezen te begrijpen, moeten we de interne structuren van deze machines begrijpen om hun gedrag te verklaren.
De belangrijkste taak is nu niet alleen om de algoritmen die deze systemen aandrijven te bestuderen, maar ook te begrijpen hoe ze de menselijke taal verwerken en interpreteren. Dit is essentieel om te kunnen inschatten hoe ver deze machines kunnen gaan en hoe we ze in de toekomst moeten reguleren. Het ontdekken van de interne werking van deze systemen wordt steeds belangrijker, vooral nu we te maken hebben met een nieuwe vorm van intelligentie die steeds verder afstaat van onze eigen biologische beperkingen.
Wat zijn de implicaties van overgangskansen in Markov-processen voor heterogene populaties?
Waarom Cryogene Systemen de Toekomst van Computeren Kunnen Vormgeven: Efficiëntie en Prestaties op Ultra-Lage Temperatuur

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский