Toen Donald Trump in 2017 zijn ambassadeur voor China aanstelde, was dat een belangrijke zet die de verhoudingen tussen Washington en Beijing zou bepalen. Het gaf de indruk dat Trump zich had omringd met pragmatische figuren die een meer gematigde benadering zouden hanteren in de handelsrelaties met China, maar achter de schermen was het een ander verhaal. Het werd al snel duidelijk dat de visie van de hardliners binnen de regering, waaronder Steve Bannon en Peter Navarro, de overhand hadden in de beginmaanden van Trumps presidentschap.
Navarro, die werd gepromoveerd tot directeur van de National Trade Council, was vastberaden om de beloftes uit de verkiezingscampagne waar te maken. Hij pleitte voor een agressief beleid tegenover China, gericht op het bestrijden van wat hij beschouwde als ‘maligne economische activiteiten’ en het loskoppelen van de Amerikaanse en Chinese economieën. Dit was een uiting van het bredere politieke sentiment van de Trump-campagne, die zich richtte op de economische klachten van de werkende klasse in Amerika, met name de verwaarloosde plattelandsbevolking die volgens Trump de dupe was van de globalisering en oneerlijke handelspraktijken. Navarro werkte samen met Stephen Miller en Robert Lighthizer om de president ervan te overtuigen dat nationale veiligheidstools moesten worden ingezet om zware en escalierende tarieven tegen China in te voeren. Dit markeerde het begin van wat later zou uitmonden in de handelsoorlog met China.
Desondanks was Navarro's positie in het Witte Huis verre van veilig. De liberale en marktorienterende economische stroming, vertegenwoordigd door mensen als Gary Cohn, Steven Mnuchin en Jared Kushner, was vastbesloten om zijn invloed te beperken. Het conflict tussen de twee kampen escaleerde snel. Ondanks zijn overtuigingen en de steun van Bannon, was Navarro vaak het mikpunt van spot en kritiek. Hij werd gedwongen om de eerste weken van de regering vanuit zijn eigen huis te werken en werd pas later, met veel moeite, een deputy assistant to the president. Dit gaf hem echter niet de invloed die hij nodig had om zijn beleid volledig door te voeren.
In de eerste maanden van Trumps presidentschap bleek de macht in het Witte Huis verdeeld te zijn. De harde lijn over China, gepromoot door Navarro en Bannon, werd vaak gematigd door de invloed van de zogenaamde ‘adults in the room’ – de personen die meer geneigd waren om diplomatieke oplossingen te zoeken en de spanningen met China niet te laten escaleren. Kushner, Cohn en Mnuchin gebruikten hun netwerk en invloed om ervoor te zorgen dat Trumps harde standpunten niet direct beleid werden. De spanningen tussen de verschillende groepen binnen het Witte Huis waren duidelijk tijdens de eerste confrontatie tussen Navarro en Cohn in het Oval Office. Deze bijeenkomst stelde het onduidelijke leiderschap over het China-beleid van Trump bloot. Hij had geen duidelijke ‘China czar’ benoemd en liet de verschillende interne groepen met elkaar concurreren. Trump, als buitenstaander in de politieke arena, was ook iemand die niet snel met één specifieke groep meeging. Dit zorgde ervoor dat hij het gevoel had dat hij, ondanks zijn campagnebeloften, niet altijd in de richting van de harde lijn met China werd gestuurd.
Een andere belangrijke factor in dit conflict was de manier waarop Trump zijn kabinet samenstelde. Mensen als Rex Tillerson, James Mattis en Mike Pence kregen belangrijke rollen, maar hun prioriteiten lagen vaak ver van de agressieve China-strategie die Navarro voorstond. Tillerson, de ex-ExxonMobil CEO, had weinig ervaring met China, terwijl Mattis bekend stond om zijn militaire achtergrond en minder geneigd was tot een harde confrontatie met Beijing. Pence, die een geschiedenis had als China-hardliner, vond zichzelf vaak tussen de twee extreme kampen staan. Dit zorgde ervoor dat de China-strategie van Trump gedurende zijn eerste maanden in het Witte Huis verwaterde. Er werden geen drastische stappen gezet tegen China, geen directe tarieven werden ingevoerd, en de diplomatieke relaties bleven min of meer intact.
De interne strijd binnen het Witte Huis leidde uiteindelijk tot de beroemde confrontaties tussen Navarro en de globalisten van het team. Dit was niet zomaar een strijd over handel en economie; het ging ook om de bredere ideologische strijd tussen twee visies van Amerika’s plaats in de wereld: de isolationistische, protectionistische visie van Navarro en de meer diplomatiek ingestelde, globalistische visie van Cohn en zijn bondgenoten. Deze interne verdeeldheid over de juiste aanpak tegenover China weerspiegelde de grotere spanning binnen de Amerikaanse politiek over de balans tussen nationalisme en globalisme, tussen protectionisme en vrije handel.
Naast de persoonlijke conflicten was er een structureel probleem in de benadering van China. Trump had nooit echt een coherente strategie ontwikkeld om met China om te gaan. Hij was niet consistent in zijn steun voor de harde lijn van Navarro, noch in zijn steun voor de meer diplomatieke benadering van de andere facies van zijn regering. Het resultaat was een beleid dat sterk afhankelijk was van de uitkomst van interne machtsstrijd en vaak fluctueerde tussen de twee extremen van confrontatie en samenwerking.
Het is belangrijk te begrijpen dat Trumps China-beleid, hoewel het veel aandacht trok en de basis legde voor de handelsoorlog die later zou volgen, niet het resultaat was van een weloverwogen strategische visie. In plaats daarvan was het een samenloop van persoonlijke belangen, ideologische conflicten en een gebrek aan interne coherentie. Dit maakte het moeilijk voor de Amerikaanse regering om effectief en consistent op te treden tegenover China. De machtige krachten binnen het Witte Huis werkten vaak tegen elkaar, waardoor de beslissingen van de president veelal niet in lijn waren met zijn campagnebeloften.
Hoe China Amerikaanse Kapitaalmarkten Manipuleerde en Waarom Het Ertoe Doet
In de afgelopen decennia heeft China, via een combinatie van financiële, diplomatieke en technologische middelen, zich een dominante positie weten te verwerven binnen Amerikaanse kapitaalmarkten – vaak op manieren die het vertrouwen in transparantie en eerlijkheid ondermijnen. Wat begon als ogenschijnlijk legitieme beursnoteringen van Chinese bedrijven op Amerikaanse beurzen, ontaardde in een complex web van fraude, politieke druk en systematische misleiding van zowel investeerders als toezichthouders.
Chinese bedrijven wisten door zogeheten reverse mergers – een techniek waarbij een buitenlands bedrijf fuseert met een reeds beursgenoteerd, maar meestal inactief Amerikaans bedrijf – toegang te verkrijgen tot Amerikaanse aandelenbeurzen, zonder dat zij de gebruikelijke eisen voor beursnotering hoefden te doorlopen. Dit fenomeen werd door Walter Pavlo in Forbes treffend omschreven als een open deur voor fraude, iets wat door de realiteit werd bevestigd: veel van deze bedrijven bleken cijfers te manipuleren, bezittingen te overdrijven of zelfs geheel niet bestaande activiteiten te rapporteren.
De situatie werd verder gecompliceerd door het Memorandum of Understanding dat in 2013 werd ondertekend tussen de Amerikaanse Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) en Chinese toezichthouders. Deze overeenkomst beloofde samenwerking, maar in werkelijkheid hield China cruciale informatie achter. De toezichthouders konden geen vrije toegang krijgen tot de auditdocumenten van Chinese bedrijven, wat leidde tot een structureel toezichtsvacuüm. De transparantie – een fundamentele voorwaarde voor goed functionerende markten – werd hierdoor ernstig uitgehold.
De beursgang van Alibaba in 2014, waarbij 25 miljard dollar werd opgehaald – de grootste IPO in de geschiedenis – vormde een kantelpunt. In plaats van als wake-up call te dienen, werd het als een succes gevierd. Ondertussen nam de afhankelijkheid van Amerikaanse investeringsfondsen van Chinese aandelen toe. Indexbeheerders als MSCI en Bloomberg Barclays voegden in rap tempo honderden Chinese bedrijven en obligaties toe aan hun benchmarks, waarmee miljarden dollars aan passief kapitaal richting China stroomden. MSCI zelf werd onder directe druk van de Chinese overheid gezet om deze stap te zetten – een onthulling die impliciet bevestigt hoe geopolitieke invloed het financiële systeem binnendrong.
De implicaties hiervan zijn meer dan economisch: investeringen in Chinese bedrijven impliceren soms indirecte financiering van staatsbedrijven gelinkt aan mensenrechtenschendingen, militaire expansie of strategische belangen die haaks staan op Amerikaanse veiligheidsprioriteiten. In 2020 leidde dit zelfs tot het gedwongen vertrek van een prominente figuur binnen CalPERS, het grootste Amerikaanse pensioenfonds, na verdenkingen van betrokkenheid bij Chinese belangen.
Tegen deze achtergrond begon het Witte Huis onder president Trump zich in toenemende mate vijandig op te stellen tegenover China, met als hoogtepunt de escalatie van de handelsoorlog. China werd publiekelijk als valutamanipulator bestempeld en nieuwe tarieven werden in snel tempo opgelegd. Achter gesloten deuren probeerden invloedrijke figuren, zoals Sheldon Adelson, Trump echter te temperen in zijn retoriek – een illustratie van hoe economische belangen ook binnen de VS zelf tot interne verdeeldheid leidde
Hoe de Magneto-Elastische Eigenschappen van Ferromagnetische Materialen de Gedrag van Golfbewegingen Beïnvloeden
Hoe wordt het mysterie van de Magic Mine ontrafeld en wat ligt daarachter?
Hoe de Maan de Evolutie van het Leven op Aarde Vormde

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский