De opkomst van Donald Trump markeerde geen breuk, maar een verscherping van een reeds bestaande ideologische lijn binnen de Amerikaanse politiek. Hij maakte zichtbaar wat lange tijd sluimerde: het gebruik van blank ressentiment als bindmiddel voor een gefragmenteerde natie. Door niet langer omfloerst maar openlijk een beroep te doen op raciale vooroordelen, verankerde Trump het discours van witte slachtofferschap in het hart van de Republikeinse Partij. Wat eerder als extreem werd beschouwd, raakte genormaliseerd; de grens tussen rechtse retoriek en wit nationalisme vervaagde. Clinton, zijn tegenkandidaat, waarschuwde voor deze radicalisering, maar haar oproep tot inclusiviteit en gelijkheid leidde paradoxaal genoeg tot een versterkte mobilisatie van haar tegenstanders.

De verkiezingsoverwinning van Trump, ondanks zijn verlies in de popular vote, bracht de effectiviteit van het Electoral College opnieuw in debat. In de nasleep van deze uitslag liet commentaar op Fox News – met name van Bill O’Reilly – het masker van neutraliteit vallen. O’Reilly schetste de strijd als een existentiële: de linkse stroming wilde, volgens hem, de macht ontnemen aan het witte establishment. Deze uitspraken, die eerder een pleidooi lijken voor het behoud van apartheid dan een analyse van kiesstelsels, weerspiegelen een diepgewortelde angst voor verlies van dominantie in een steeds multicultureler Amerika. Ze sluiten naadloos aan bij de denkbeelden van radicale figuren als Dylann Roof en Robert Bowers, die hun geweld legitimeerden vanuit een gevoel van blanke marginalisatie.

Deze ressentimentspolitiek stoelt op een morele verontwaardiging, voortkomend uit vervreemding, haat en afgunst. Binnen deze context maakt het niet uit of de feiten kloppen; wat telt is het narratief van bedreiging en slachtofferschap. De Republikeinse Partij, onder leiding van Trump, heeft dit ressentiment bewust benut en daarmee een ideologisch fundament gelegd dat teruggrijpt op de zogenaamde Herrenvolk democracy: een democratisch systeem waarin de gelijkheid slechts geldt voor de dominante groep, terwijl anderen systematisch worden uitgesloten.

In deze heruitvinding van negentiende-eeuwse denkbeelden krijgt het begrip “Southern Civil Religion” opnieuw betekenis. Deze ideologie, geboren uit de nederlaag van de Confederatie en de pijn van de daaropvolgende Reconstructie, gaf Zuidelijke blanken een moreel raamwerk waarin hun slachtofferschap werd verheven tot spirituele identiteit. Volgens historicus Charles Reagan Wilson, die het begrip verder uitwerkte, werd dit burgerlijke geloof gevormd door het idee dat lijden niet alleen onvermijdelijk, maar ook verheffend is, mits het verbonden wordt aan een hoger doel: het behoud van de witte culturele hegemonie.

In deze context moeten we ook de waarschuwingen van Reinhold Niebuhr lezen. Zijn reflecties, geschreven tijdens het hoogtepunt van Amerika’s geopolitieke macht, benadrukken de gevaren van morele zelfingenomenheid. Voor Niebuhr is ware macht onlosmakelijk verbonden met zelfkritiek en het besef van de eigen beperkingen. De illusie van onschuld – het idee dat Amerika moreel verheven is boven de rest van de wereld – is volgens hem niet alleen gevaarlijk, maar ook historisch onhoudbaar. Deze illusie, geworteld in het exceptionalisme van “God’s American Israel”, heeft geleid tot blindheid voor structurele ongelijkheden en een neiging om macht te verpakken als morele superioriteit.

De parallellen met het Zuiden van de VS zijn schrijnend. C. Vann Woodward zag in de geschiedenis van het Zuiden een spiegel voor het hele land. De regio, ooit verslagen en vernederd, heeft zijn nederlaag niet verwerkt, maar gemythologiseerd. Slavernij, ooit oorzaak van de catastrofe, werd opnieuw gepresenteerd als bewijs van morele en culturele superioriteit. Deze historische vervorming voedde de creatie van een collectieve identiteit gebaseerd op slachtofferschap, eer en verloren glorie – elementen die naadloos zijn overgenomen in de hedendaagse alt-rightbeweging.

Belangrijk is te begrijpen dat deze ideologieën niet slechts relieken zijn van het verleden. Ze leven voort in nieuwe vormen van politieke mobilisatie. De retoriek van "omgekeerde discriminatie", de angst voor multiculturele vervaging, en het verzet tegen “woke culture” zijn moderne uitingen van een diep historisch sentiment. Het ressentiment wordt niet alleen gevoed door socio-economische onzekerheid, maar ook door het gevoel dat de symbolische orde – wie er telt, wie spreekt, wie definieert – fundamenteel aan het verschuiven is. De alt-right en soortgelijke bewegingen bieden niet alleen een verklaring voor dit gevoel, maar ook een identiteit, een vijandbeeld, en een belofte van herstel. Dat maakt hen bijzonder krachtig – en gevaarlijk.

Hoe Media en Technologie Representatie en Macht Vormgeven in de Heden

Het electoraal systeem is een systemische representatie die de machtsverhoudingen binnen gemeenschappen vervangt. Met de komst van sociale media heeft representatie een nieuwe betekenis gekregen—iedere technologie, of het nu productief of esthetisch is, vertegenwoordigt een facet van het menselijke leven. Toch is niemand ooit volledig vertegenwoordigd, en ontstaan er conflicten in de samenleving door de tegenstellingen tussen representatie en zelfidentificatie. Hoe kunnen we de theorieën van kritiek gebruiken om effectief de ideeën van representatie uit te dagen? Misschien moeten we denkers overwegen die doorgaans niet met kritische theorie in verband worden gebracht. Twee denkers in het bijzonder, wiens perspectieven op gemedieerde technologie niet genegeerd mogen worden, zijn Jean Baudrillard en Vilém Flusser.

Baudrillard leert ons om het systeem te bevragen via de logica en regels die het zelf hanteert. Hij dringt erop aan deze regels tot hun absurde uitersten door te trekken in een theoretisch onderzoek van ideeën. In een kort essay getiteld "Waarom Theorie?" poogt Baudrillard een filosofie van fatale theorie te ontwikkelen: "De status van theorie kan niet anders zijn dan een uitdaging voor het echte. Of liever gezegd, hun relatie is er een van wederzijdse uitdaging. Want het echte zelf is zonder twijfel slechts een uitdaging voor de theorie. Het is geen objectieve staat van zaken, maar een radicale grens van analyse waarbuiten niets meer gehoorzaamt aan het echte, of waarover verder niets meer gezegd kan worden. Maar theorie is ook uitsluitend bedoeld om het echte te weerstaan, waarvan het de ontoegankelijke grens is." Baudrillard geloofde dat de rol van theorie (kritisch of wetenschappelijk) bestond in het duel met de realiteit en het conceptualiseren van nieuwe ideeën door de onmaskerde vlekken van de realiteit. Theorie is de praktijk die ons dwingt tegenstellingen in waargenomen werkelijkheden te herkennen. Als het systeem fouten produceert, dan moet theorie worden ingezet om deze fouten in de schijnwerpers te zetten; dit moet gebeuren door de logica van het systeem zelf te verdubbelen. Dit zal leiden tot de grenzen van het systeem door de intensivering van de regels ervan.

Flusser's ideeën bevrijden ons van het idee dat technologie altijd een neutrale kracht door de geschiedenis heen is. Zijn communicatie-theorieën zetten vraagtekens bij de snelheid waarmee onze zintuigen zich hebben aangepast aan de technologische veranderingen. Terwijl Baudrillard ook uitvoerig over de sociale functies van technologie heeft geschreven, biedt Flusser een meer chronologische benadering van het onderwerp. Deze denkers moeten worden opgenomen in de traditie van culturele en kritische theorieën omdat zij de morele grenzen van technologische creaties en hun invloed op de wereld in twijfel trekken. Hoewel de verschillen tussen de twee denkers niet genegeerd mogen worden, zijn de tactieken en perspectieven die zij bieden van cruciaal belang. De absurditeit van de Alt-Right ligt binnen de regels van de orde die zij tracht te behouden; de extase van simulatie en de non-lineariteit van gemedieerde geschiedenis zijn met elkaar verweven. Zowel Flusser als Baudrillard bieden belangrijke inzichten voor de toekomst van de geesteswetenschappen en hun ideeën dagen de grenzen van media, politiek en ideologieën uit. Het begrijpen van hoe mensen technologie gebruiken, maakt gebruikers bewust van de interne mechanismen van machines, in plaats van gevangen te zitten in een proces van complexe algoritmes en mogelijkheden.

Kritische theorie moet ons altijd uitdagen om systemen van macht te bevragen. Door na te denken over de manier waarop we onze tijd besteden en onze dagelijkse routines, worden we ons bewust van onze eigen macht. Deze leegte in kritisch denken ontbreekt in de filosofie van de Alt-Right en verklaart waarom deze beweging niet in staat is om zich los te maken van vooraf bepaalde identiteiten en afhankelijkheid van het dominante systeem. Zelfs wanneer zij zich in het echte leven mobiliseren, maakt hun filosofie van hen slechts toeschouwers van hun eigen leven. Communicatietechnologie heeft de mens in staat gesteld om op elk moment en op elke plaats momenten uit de geschiedenis op een niet-lineaire manier aan te boren. Deze gave komt echter met een vloek—de schim van ideologie en de representatieve dimensies van simulatie. Historische spanningen worden gemanipuleerd en weer tot leven gebracht door een veelvoudige, niet-lineaire relatie van geschiedenis die zich ontwikkelt door de uitbreidingen van technologie.

In zijn essay "Snelheid en Politiek" reflecteert de overleden filosoof Paul Virilio over de voortdurende vraag naar beweging en deelname die door technologie wordt gecreëerd: "De tijd is gekomen, lijkt het, om de feiten onder ogen te zien: revolutie is beweging, maar beweging is geen revolutie. Politiek is slechts een versnellingspook, en revolutie slechts zijn overdrive: oorlog als 'voortzetting van politiek met andere middelen' zou in plaats daarvan een politieachtervolging zijn met grotere snelheid, met andere voertuigen." Wat ons politiek en sociaal te wachten staat, is een reactie op de groei van technologie, wat leidt tot veranderingen in de economie, en uiteindelijk veranderingen in de samenstellingen van de massacultuur. Voor het informatietijdperk werden hedendaagse politieke identiteiten en ideologieën ontwikkeld vanuit een relatie van lineariteit die werd geconstrueerd door het geschreven woord. Discursieve formaties (bijvoorbeeld vroege kranten) kwamen tot stand die relevant waren voor specifieke tijdslijnen, omdat ze werden vastgelegd in het culturele geheugen. Met de ontwikkeling van communicatietechnologie begonnen sensorische manipulaties genormaliseerd te worden, waardoor de lineariteit van het geschreven woord minder relevant werd.

Digitale beelden en hypertekst die door de jaren heen zijn ontstaan en geëvolueerd, zijn belangrijke ontwikkelingen die in de context van hun relatie met sociale veranderingen onderzocht moeten worden. Het monologische karakter van televisie transformeerde wereldgebeurtenissen in geprojecteerde spektakels, terwijl het tegelijkertijd een visualisatie van deze gebeurtenissen bood, die een humanisering creëerde die in gedrukte vorm niet bestond. Deze humanisering had duidelijke implicaties—het leidde tot massale protesten tegen de Vietnamoorlog in de Verenigde Staten, terwijl het tegelijkertijd de Franse protesten van mei 1968 bemiddelde en uiteindelijk beëindigde, toen nieuwsmedia het narratief van de Franse regering verspreidden. De opkomst van effectstudies en communicatiestudies in de jaren 1950 illustreerde de culturele zorgen die door maatschappelijke veranderingen veroorzaakt werden door technologie. Sociale en raciale tegenstellingen die sinds de oprichting van de Verenigde Staten bestonden, begonnen een probleem te vormen voor de groeiende consumentisme na de Tweede Wereldoorlog.

In de huidige tijd hebben de eindeloze terugkoppelingscycli, mogelijk gemaakt door de toenemende snelheid van technologie, en de nieuwe sociale relaties die door deze technologie worden geproduceerd, een economie van 24/7 mogelijk gemaakt. Het huidige hyper-geïndividualiseerde onderwerp van het late kapitalisme is verplicht deel te nemen voor de sociale interactie. Politieke ideologieën die met elkaar verweven zijn op het internet, een nieuwe crisis van kapitaal, en de verplichting tot deelname hebben de voorwaarden gecreëerd voor de Alt-Right. Door hun werk heen bekritiseren zowel Flusser als Baudrillard de massificatie van samenlevingen en concluderen zij (op hun eigen manier) dat de massa's, ondanks al hun communicatiemiddelen, niets tegen elkaar zeggen. Voor Flusser is dialoog niet alleen het heen en weer sturen van boodschappen; dialoog is ook "in staat zijn zichzelf in de ander te herkennen." Mensen hebben de mogelijkheid om verbindingen te simuleren met een onbeperkt aantal andere mensen, en de vraag naar sneller toegang tot content versnelt dit proces.

Hoe Technologie de Opkomst van Hyper-Fascisme Voedt

De opkomst van hyper-fascisme is een direct gevolg van de technologische vooruitgang die het tempo van de samenleving versnelt. Zoals Virilio ons herinnert, is de huidige dreiging van het fascisme geen herhaling van de totalitaire regimes van Italië of Nazi-Duitsland, maar een product van de digitale versnelling die nieuwe vormen van politieke manipulatie en controle mogelijk maakt. Het huidige fascisme manifesteert zich niet op dezelfde manier als in het verleden, maar is diep geworteld in de dynamiek van de hedendaagse communicatietechnologieën en hun effect op de massamedia en sociale structuren.

De manier waarop technologieën van communicatie zijn gemedieerd, heeft van informatie een oncontroleerbare kracht gemaakt. De commodificatie van communicatie heeft geleid tot een situatie waarin ideeën en gedachten, zoals in een vrije markt, grenzeloos en vaak onvoorspelbaar zijn. De grenzen tussen waarheid en fictie zijn vervaagd, waardoor paranoïde en reactionaire ideeën gemakkelijk kunnen gedijen. Conspiracy-theorieën bijvoorbeeld, die voorheen mond-tot-mond verspreid werden door ideologische groeperingen, hebben door de komst van het internet een exponentiële groei doorgemaakt. Dankzij de oneindige mogelijkheden van digitale platforms kunnen deze ideeën nu zonder enige beperking verspreid worden, wat zorgt voor een nieuwe manier van radicalisering.

De invloed van technologie op deze ontwikkeling wordt ook besproken door mediatheoretici zoals Peter Krapp, die in zijn werk Noise Channels: Glitch and Error in Digital Culture de technologische wortels van complottheorieën onderzoekt. De opkomst van het internet kan niet los worden gezien van de opkomst van complottheorieën als een ingebouwd onderdeel van de digitale cultuur. Volgens Krapp is de technologie zelf niet neutraal: ze bevordert de verspreiding van paranoïde gedachtegangen en versterkt de mechanismen die deze gedachtegangen voeden. Het internet heeft niet alleen een platform geboden voor alternatieve theorieën, maar is zelfs zelf het kanaal geworden waarlangs deze ideeën hun breedste bereik vinden.

De Alt-Right, als een van de belangrijkste actoren in deze nieuwe golf van politiek extremisme, heeft zich bediend van de mogelijkheden die technologie biedt om hun ideologie te verspreiden. In de wereld van digitale platformen zoals Infowars en Breitbart, evenals in de obscure hoeken van internetfora zoals 4chan, zien we hoe de Alt-Right haar basis heeft gebouwd door middel van misinformatie en leugens. Het resultaat is een wereld waarin de waarheid niet meer is dan een kwestie van subjectieve interpretatie, en waarin groepen zich vastklampen aan simplistische antwoorden op complexe maatschappelijke problemen.

De rol van technologie in de opkomst van het hyper-fascisme is in wezen een proces van versnelde communicatie die uiteindelijk leidt tot de afbraak van de samenleving zelf. Zoals Vilém Flusser waarschuwde, versnellen de technologische ontwikkelingen het proces van entropie — de onvermijdelijke afbraak van ordening en betekenis. De ontwikkeling van de digitale technologie heeft ons een samenleving gebracht waarin we steeds sneller informatie consumeren, maar met steeds minder tijd om deze informatie daadwerkelijk te verwerken. Dit versnelt niet alleen de verspreiding van verkeerde informatie, maar leidt ook tot een afbraak van collectief begrip en solidariteit, wat een vruchtbare voedingsbodem is voor extreemrechtse ideologieën.

Het gevaar van deze technologische versnelling is dat we met steeds minder tijd de mogelijkheden hebben om ons te verhouden tot wat we weten en wat we geloven. Deze snelheid heeft politieke gevolgen: de snel veranderende digitale wereld heeft een soort 'ontmenselijking' gecreëerd, waarin de menselijke ervaring wordt vervangen door een pure stroom van gegevens die zichzelf in stand houdt. De Alt-Right profiteert van deze situatie door een 'trollen'-cultuur te omarmen die direct inspeelt op de ontmenselijking van digitale communicatie. Dit is geen onschuldig fenomeen, maar eerder een strategisch gebruik van technologie om verdeeldheid en chaos te zaaien.

Het gevaar van deze digitale chaos is niet alleen dat ze de samenleving in gevaar brengt, maar ook dat ze nieuwe vormen van fascisme creëert die moeilijk te identificeren zijn met traditionele politieke kaders. Dit hyper-fascisme is geen vervorming van oude ideologieën, maar een nieuwe gedaante die zich heeft aangepast aan de mogelijkheden van het internet. Het is een ideologie die wordt versterkt door de systemen die haar zouden moeten tegengaan, en dit maakt het des te moeilijker om er effectief tegenin te gaan.

In dit digitale tijdperk kan technologie niet langer worden gezien als een neutrale kracht. Het heeft de potentie om bestaande politieke structuren te ondermijnen en nieuwe, gevaarlijke vormen van extremisme te creëren. Het is essentieel dat we kritisch blijven ten opzichte van de rol van technologie in de samenleving, en de manier waarop ze wordt ingezet om politieke en ideologische agenda's te bevorderen. In plaats van de snelheid van informatie als een intrinsiek goed te beschouwen, moeten we ons afvragen hoe deze snelheid bijdraagt aan de afbraak van de samenleving en het ontstaan van nieuwe vormen van onverdraagzaamheid en haat.

Een cruciaal aspect dat verder moet worden begrepen, is hoe de technologie de rol van de massa in politieke en ideologische bewegingen verandert. Het hyper-fascisme van de Alt-Right is een product van een bredere sociaal-economische context waarin technologie en communicatie samenkomen om oude ideologieën nieuw leven in te blazen. Dit vormt een nieuwe uitdaging voor de politiek, waarbij de vraag niet is of technologie goed of slecht is, maar hoe we ermee omgaan. Technologie heeft de kracht om zowel positieve als destructieve krachten te mobiliseren, en het is aan ons om deze krachten kritisch te evalueren en te begrijpen hoe ze de politiek en samenleving vormen.