De beschrijving van het elektronentransport in halfgeleiders, vooral onder de invloed van sterke elektrische velden, is van cruciaal belang voor het ontwerp van elektronische componenten zoals transistors en opto-elektronische apparaten. Het transportgedrag van elektronen in een halfgeleider wordt sterk beïnvloed door de interactie tussen elektronen en het elektrische veld, evenals de verstrooiing van elektronen, wat resulteert in diverse dynamische verschijnselen.

Wanneer een elektrisch veld plotseling wordt aangelegd, ervaren elektronen een versnelling die hen tot zeer hoge snelheden kan brengen, soms tot 107 tot 108 cm/s. Dit fenomeen wordt een 'velocity overshoot' genoemd en komt voor omdat de elektronen aanvankelijk onvoldoende tijd hebben om zich te verstrooien. Hierdoor kunnen ze bijna balistisch bewegen. Het transport in dit stadium wordt dan gekarakteriseerd door balistische beweging, waarbij de elektronen zonder veel verlies van snelheid door het materiaal bewegen. Naarmate de tijd verstrijkt, neemt de verstrooiing toe, wat leidt tot een geleidelijke afname van de snelheid en uiteindelijk de benadering van een stabiele waarde. Dit proces van energie- en momentumrelaxatie is typisch voor de overgang naar een steady-state transportregime, waarbij het effect van het elektrische veld en de verstrooiing in evenwicht zijn.

In transistors met een zeer dunne baseregionen, zoals die in de orde van 100 nm of minder, kunnen elektronen bijna balistisch transporteren. Dit is het geval wanneer de lengte van de elektrontransportzone zo klein is dat de verstrooiing niet voldoende tijd heeft om de beweging van de elektronen te beïnvloeden. Dit maakt het mogelijk om transistors te ontwerpen die bij veel hogere frequenties kunnen werken. Dit principe wordt gebruikt in het ontwerp van high-frequency transistors, zoals weergegeven in figuren die de relatieve snelheden van elektronen in verschillende typen n-p-n heterojunctiebipolaire transistors (HBT’s) tonen. De verschillende snelheden in de baseregionen van deze transistors hebben direct invloed op hun werkfrequentie en kunnen helpen bij het optimaliseren van transistorprestaties voor specifieke toepassingen.

De elektroden en basismaterialen in transistors, zoals AlxGa1−xAs in de n+-emitter en p+-basisgebieden, zorgen ervoor dat de elektronensnelheid kan variëren afhankelijk van de opbouw van het materiaal. In sommige gevallen kunnen elektronen zich in de basismaterialen bijna balistisch voortbewegen, wat resulteert in hogere snelheden aan de basis-collector-junctie, zoals te zien is in type (A) transistors, waar de gemiddelde elektronensnelheid kan oplopen tot 4.5 × 107 cm/s. In tegenstelling, in type (B) transistors is de snelheid veel lager vanwege de dominantie van diffusie in de basismaterialen.

De stijging van de frequentie van de stroomversterking (fT) van een transistor is een maat voor de snelheid van de transistor. In figuur 2.7 wordt duidelijk dat de fT van een type (A) transistor een piekwaarde van 150 GHz bereikt, veel hoger dan de 58 GHz van type (B) transistoren, die last hebben van grotere basiscapacitantie als gevolg van de diffusiedominantie in de basismaterialen.

De balansvergelijking, die de relaxatietijd benadert, is bijzonder nuttig voor het bestuderen van tijdsafhankelijke fenomenen in het elektronentransport. Dit geldt niet alleen voor sterke elektrische velden, maar ook voor zwakkere velden, waarbij de relaxatietijden van momentum en energie als constante waarden kunnen worden genomen. Dit maakt het mogelijk om eenvoudigere berekeningen uit te voeren, die vervolgens kunnen worden toegepast op realistische scenario’s, zoals de terahertz (THz)-fotocurrent resonanties in miniband superlattices. In een dergelijk systeem, waar een laserstraal een GaAs/Al0.3Ga0.7As superrooster bestraalt, ontstaan nieuwe pieken in de negatieve differentiële geleiding (NDC) wanneer de laserintensiteit wordt verhoogd. Dit proces, gekoppeld aan de Bloch-oscillatie, maakt het mogelijk om nieuwe resonantiefenomenen te observeren die essentieel zijn voor de ontwikkeling van geavanceerde halfgeleidertechnologieën.

De Bloch-oscillatie is een specifiek verschijnsel dat zich voordoet in een sterk elektrisch veld, waarbij de elektronen periodiek bewegen binnen de Brillouin-zone van het superrooster. De frequentie van deze oscillaties is direct gerelateerd aan het elektrische veld en de periode van het superrooster, wat inzicht biedt in de onderliggende transportmechanismen. Dit verschijnsel kan gebruikt worden om de transporteigenschappen van superlattices onder invloed van zowel een direct als wisselend elektrisch veld te bestuderen. Hierbij komen de balansvergelijkingen in beeld, die het mogelijk maken om experimenten met superlattices te modelleren en te vergelijken met de theoretische voorspellingen.

Het is belangrijk te begrijpen dat de karakteristieken van elektronen in materialen zoals superlattices onder invloed van sterke elektrische velden niet alleen de basis vormen voor fundamenteel onderzoek, maar ook voor praktische toepassingen in de elektronica en opto-elektronica. De manier waarop het transport in deze materialen zich gedraagt, bepaalt de uiteindelijke efficiëntie van apparaten zoals transistors, lasers en fotodetectoren, die steeds sneller en efficiënter moeten worden om te voldoen aan de eisen van moderne technologieën.

Hoe de Landauer-Büttiker Formule en Spintronics de Toekomst van Kwantumapparaten Vormgeven

De Landauer-Büttiker-formule speelt een cruciale rol in het begrijpen van elektronentransport in mesoscopische systemen. Deze formule maakt gebruik van de transmissiecoëfficiëntmatrix tt, die essentieel is voor het berekenen van de geleiding van een systeem op kwantumniveau. In haar meest algemene vorm wordt de elektrische stroom II beschreven als:

I=2edE[f(E)f(E+VD)]T(E),I = 2e \int dE \left[ f(E) - f(E + V_D) \right] T(E),

waarbij f(E)f(E) de Fermi-Dirac verdelingsfunctie is, VD=V1V2V_D = V_1 - V_2 de bias spanning tussen de terminals, en T(E)T(E) de totale transmissieprobabiliteit van elektronen door het systeem. Voor kleine biases kan deze formule worden vereenvoudigd tot:

I=2e2hdE(fE)T(E),I = \frac{2e^2}{h} \int dE \left( -\frac{\partial f}{\partial E} \right) T(E),

waaruit bij lage temperaturen fE-\frac{\partial f}{\partial E} wordt benaderd door de Dirac-deltafunctie δ(EEF)\delta(E - E_F). Hierdoor verkrijgen we de klassieke Landauer-Büttiker uitdrukking:

G=2e2hi,jtij(EF)2.G = \frac{2e^2}{h} \sum_{i,j} |t_{ij}(E_F)|^2.

Deze benadering maakt het mogelijk de elektrische geleiding te berekenen op basis van de transmissiecoëfficiënten tijt_{ij}, die de interacties van elektronen in verschillende kanalen beschrijven.

De formule kan verder worden uitgebreid naar meerpoorts apparaten. Bijvoorbeeld voor een driedraads systeem kan de verstrooiingsmatrix van de systemen worden geschreven als:

(raatabtacrbarbbtbctcatcbrcc).\begin{pmatrix}
r_{aa} & t_{ab} & t_{ac} \\ r_{ba} & r_{bb} & t_{bc} \\ t_{ca} & t_{cb} & r_{cc} \end{pmatrix}.

Deze verstrooiingsmatrix beschrijft de verschillende verstrooiingskanalen in een apparaat met meerdere terminals. Volgens Büttiker is de stroom IiI_i in terminal ii gerelateerd aan de chemische potentiaal μi\mu_i van elke terminal via de volgende vergelijking:

Ii=2e2hjTij(μjμi).I_i = \frac{2e^2}{h} \sum_j T_{ij} (\mu_j - \mu_i).

Waarbij TijT_{ij} de transmissiematrix is en μjμi\mu_j - \mu_i het spanningsverschil tussen twee terminals vertegenwoordigt. Dit benadrukt de niet-localiteit van het kwantumapparaat, aangezien een verandering in de chemische potentiaal van één terminal invloed heeft op de stromen in alle andere terminals van het systeem.

De Landauer-Büttiker-formule vormt de theoretische basis voor veel onderzoeken naar mesoscopisch transport, en is van cruciaal belang voor het ontwerp van toekomstige kwantumapparaten. De focus ligt hierbij op het oplossen van de transmissiematrix tt, wat een belangrijk onderzoeksonderwerp is in de mesoscopische fysica.

Naast de traditionele Landauer-Büttiker-formule is er ook de mogelijkheid om het concept van kwantuminterferentie te integreren in transistoren. Dit leidde tot de ontwikkeling van de Quantum Interference Transistor (QIT). Deze transistors maken gebruik van interferentie-effecten van elektronen om hun geleiding te moduleren. Het idee van de QIT, voorgesteld door Datta, maakt gebruik van een geleidende kanaalstructuur met een barrière in het midden. Bij afwezigheid van een poortspanning zijn de twee kanalen symmetrisch, en passen de elektronen die door de twee kanalen gaan zich in fase aan bij het bereiken van de drain, wat resulteert in maximale geleiding. Het toepassen van een poortspanning wijzigt echter de gemiddelde potentiële waarde in de kanalen, wat de faseverschillen tussen de elektronen beïnvloedt en leidt tot een afname van de geleiding.

Een verdere vooruitgang in de ontwikkeling van dergelijke apparaten is het gebruik van spintronica, die de intrinsieke spin van elektronen benut in plaats van enkel hun elektrische lading. De spin van een elektron heeft twee discrete waarden, spin-up en spin-down, die vergelijkbaar zijn met de binaire toestanden van 1 en 0 in traditionele logica. Spintronica heeft zijn oorsprong in het gebruik van de gigantische magnetoresistentie (GMR) in magnetische materialen, wat leidde tot de ontwikkeling van spinvalven en magnetische sensoren die een belangrijke rol spelen in de huidige technologieën.

In spintronica worden de spinoriëntaties van elektronen gecontroleerd om apparaten te bouwen die niet afhankelijk zijn van de lading van elektronen, waardoor ze potentieel veel efficiënter zijn en minder energie verbruiken. De toepassing van spintronica in apparaten zoals harde schijven heeft al geleid tot verbeteringen in gegevensopslagcapaciteit en efficiëntie. Spintronische apparaten, die gebruik maken van de spin van elektronen, beloven de fysieke basis te vormen voor een nieuwe generatie van nano-elektronische apparaten, die mogelijk conventionele micro-elektronische apparaten zullen vervangen.

Het begrijpen van deze basisprincipes van kwantumtransport en spintronica biedt niet alleen inzicht in de werking van huidige technologieën, maar opent ook de deur naar de ontwikkeling van nog efficiëntere en snellere kwantumapparaten. De Landauer-Büttiker-formule, de toepassingen van interferentie in transistors en de opkomst van spintronica vormen samen de fundamenten voor de toekomst van kwantumelektronica, die ongetwijfeld een cruciale rol zal spelen in de wereld van geavanceerde technologieën.

Hoe Spinpolarisatie van Rashba-Elektronen in Kwantumringen Kan Worden Beïnvloed

In dit hoofdstuk wordt de spinpolarisatie van Rashba-elektronen in kwantumringen onderzocht. Dit concept is cruciaal voor het begrijpen van elektronentransport in nanostructuren en heeft toepassingen in spintronica en quantumcomputing. De spin-polarisatie van een Rashba-elektron is sterk afhankelijk van de geometrie van de ring, de sterkte van de Rashba-spin-orbit-interactie (RSOI), de externe magnetische velden en de energie van de ingevoerde elektronen.

Een belangrijk uitgangspunt in de studie van spintransport is de injectie van elektronen in een puur spin-up of spin-down-toestand. In veel gevallen is dit echter niet mogelijk, waardoor het nuttig is om de spinpolarisatie van het elektron te beschrijven met een parameter P. Deze parameter wordt gedefinieerd als het verschil tussen de spin-up en spin-down transmissies van het elektron: P=P1P2P1+P2P = \frac{P_1 - P_2}{P_1 + P_2}, waarbij P1P_1 en P2P_2 respectievelijk de transmissies zijn van spin-up en spin-down elektronen. Dit maakt het mogelijk om te bepalen in hoeverre de elektronen in de ring gepolariseerd zijn, afhankelijk van de transmissiecoëfficiënten van de verschillende spin-toestanden.

De structuur van de ring speelt hierbij een grote rol. In het geval van een vierkante ring of een cirkelring kan de spin-polarisatie worden gemoduleerd door de geconfigureerde sterkte van de Rashba-interactie, het externe magnetische veld en de energie van de ingevoerde elektronen. In beide gevallen, zowel voor de vierkante als de cirkelvormige ringen, blijkt uit de berekeningen dat de transmissiecoëfficiënten oscilleren met het magnetische flux ϕ\phi, waarbij de periodieke oscillaties van de coëfficiënten aangeven dat het Aharonov-Bohm-effect (AB-effect) aanwezig is.

De vierkante ring blijkt daarbij stabieler als spin-polarisator dan de cirkelring. De pieken van de spinpolarisatie zijn breder in de vierkante ring, wat betekent dat deze ring minder gevoelig is voor kleine variaties in de parameters. De cirkelring vertoont daarentegen scherpere pieken, wat wijst op minder stabiliteit in het spintransport. Dit maakt de vierkante ring een geschiktere keuze wanneer een stabiele en betrouwbare spin-polarisatie vereist is.

Verder is de invloed van de energie van de ingevoerde elektronen van belang. De transmissiecoëfficiënten vertonen een oscillatie die toeneemt met de energie van het elektron. Dit komt doordat de energie-niveaus in gesloten ringen meer op elkaar aansluiten, waardoor de oscillatieperiode