In een vreemde, onderzeese wereld waar de logica van onze realiteit niet meer geldt, wordt McCulloch geconfronteerd met een situatie die zijn begrip van zelf en de wereld om hem heen uitdaagt. De entiteiten waarmee hij zich omringt, lijken op kreeften, maar verschillen in wezen. Ze zijn groter, complexer en hun klauwen hebben een onmiskenbare finesse. De interactie tussen hen is doordrenkt van rituelen die hun aard als een soort van cultuurlijke verfijning onthullen, ondanks hun fysieke gelijkenissen met de roekeloze vleesetende wezens van hun oorsprong. McCulloch probeert een dialoog aan te gaan over zijn status, zijn rol in deze onbekende wereld, maar ontdekt dat hij daar niet alleen een nieuwsgierige waarnemer is; hij is zelf een bron van mysterie.

In dit gesprek wordt McCulloch geconfronteerd met een vraag die voor hem van groot belang is: is hij een 'voorganger', een ‘heraut’, een wezen dat iets te melden heeft over wat er in de toekomst staat te gebeuren? Of is hij slechts een tussenstadium, een ‘revenant’, een vage herinnering uit een verloren tijd? De entiteiten, of kreeften, discussiëren over zijn status, wat hun benadering van de wereld en hun eigen identiteit weerspiegelt. Is McCulloch een boodschapper van de ondergang of een toevallige getuige van iets dat zich niet kan worden begrepen?

De wezenlijke vraag die McCulloch stelt, en die centraal staat in dit verhaal, is de aard van de menselijkheid zelf. Waar komt McCulloch vandaan? Wat is zijn missie? Hij zegt dat hij afkomstig is uit een ‘voormalige wereld’, een wereld waarin mensen ademen, wandelen op aarde en hun schalen aan de binnenkant van hun lichaam dragen, en het blijkt dat dit voor de kreeften een werkelijk onbegrijpelijke en tegelijkertijd fascinerende eigenschap is. Maar zelfs als McCulloch niet in staat is om hen volledig te overtuigen van zijn rol als een boodschapper of voorbode van de toekomst, kan hij niet ontsnappen aan de implicaties van de veronderstellingen die zijn aanwezigheid teweegbrengt.

De kreeften lijken in hun begrip verstrikt te zijn in hun eigen culturele context. Ze zien McCulloch als een soort van voorteken, een wezen dat een boodschap uit de voormalige wereld draagt. Toch blijven ze twijfelen aan de aard van zijn boodschap en zijn bedoeling. Wat McCulloch ook zegt, hij is gevangen in het mysterie van de betekenis van zijn eigen bestaan. Is hij werkelijk een herald, die iets te melden heeft? Of is hij een onbelangrijke manifestatie van verloren tijd, zonder concrete betekenis voor de wereld waarin hij zich bevindt?

Maar, terwijl McCulloch worstelt met zijn eigen status, komt hij tot een ander besef: zijn aanwezigheid is ook een manier voor hem om iets meer te leren over de wezenlijk andere manier van leven en denken die zijn gesprekspartners vertegenwoordigen. Wat kan hij ontdekken van een wezen dat in wezen niet zijn eigen wereld kent, maar wel met een diepe zorgvuldigheid en rust zijn eigen bestaan en de wereld om hem heen bestudeert?

De kreeften lijken zelfs de menselijke denkwijze niet te begrijpen. Als McCulloch hen vertelt dat de wezens uit zijn wereld "de lucht ademen" en op het droge land leven, is dat voor hen een idee dat hen in verwarring brengt. In hun visie is de vraag of er andere wezens zoals McCulloch bestaan nauwelijks te bevatten. De kreeften lijken vast te houden aan hun eigen logica, waarbij ze zich slechts kunnen voorstellen dat er wezens bestaan die hun eigen werkelijkheid kunnen weerspiegelen. Toch is het ook deze onvermijdelijke tegenstelling tussen het verleden van McCulloch en de "andere" wereld die hem als een soort buitenaards wezen positioneert, zelfs voor de wezens die hem aanschouwen.

Naast de psychologische en filosofische aspecten van McCullochs ervaring, wordt er een subtiel spel van veronderstellingen gespeeld over de rol van de ‘heraut’. Is McCulloch een boodschapper van een verloren wereld, of is hij slechts een tussenpersoon die zijn tijd doorbrengt in een vreemde tussenruimte tussen werelden? Wat kunnen de kreeften leren van zijn ervaring, en wat kan McCulloch op zijn beurt leren van hen? Dit is de uitdaging die zowel McCulloch als de kreeften bezighoudt: wat is de waarde van een boodschap als het begrip van de ontvanger volledig anders is dan dat van de boodschapper?

Voor de lezer biedt dit verhaal ook een breder filosofisch perspectief: wat gebeurt er wanneer een wereld waarin we verankerd zijn plotseling in vraag wordt gesteld? Hoe verhouden we ons tot andere manieren van denken, als die zo ver van ons af staan? De communicatie tussen McCulloch en de kreeften is niet slechts een dialoog over betekenis, maar een confrontatie met een fundamentele onzekerheid over de aard van het bestaan en de mogelijkheid van werkelijk begrip tussen verschillende soorten. Wat betekent het voor ons, als mensen, wanneer we worden geconfronteerd met andere levensvormen die onze veronderstellingen uitdagen?

Hoe Zullen Wij Weten of de Teken Echt van God Komt?

Het is niet meer in de mode om in God te geloven, zo klinkt het vaak de laatste decennia. Mensen houden zich niet langer strikt aan Zijn pad, en dat is een feit waarmee ik al lang vertrouwd ben. Ik was een jongen die altijd geloofde, echt geloofde, en ik hield van Hem. Ik wilde altijd naar de kerk gaan, zelfs midden in de week. Ik zei tegen mijn moeder: "Laten we naar de kerk gaan." En hoewel ik ervan genoot om te knielen en te bidden, zei ze altijd: "Nee, Davey, we moeten wachten tot zondag." Maar zelfs als het nog maar woensdag was, was mijn verlangen om Hem te aanbidden groot. Het was dan ook niet verwonderlijk dat, toen de oproep voor een dag van gebed werd gedaan, ik met heel mijn hart bad dat Hij ons een teken zou geven.

Toen het teken kwam, was mijn eerste reactie vreugde. Ik huilde van blijdschap toen de zon stil bleef staan. Ik voelde dat mijn levenslange geloof was bevestigd, en ik dacht: "De goddelozen moeten nu wel beven." Maar enkele dagen later begon ik te twijfelen. Hoe weten we nu zeker dat het teken werkelijk van God kwam? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat de entiteit die we hebben aangeroepen daadwerkelijk aan onze kant staat? Wat als we per ongeluk Satan hebben opgeroepen in plaats van God? Wat als wat we beschouwen als een wonder eigenlijk een list is, een truc uit de diepten van de hel, ontworpen om ons naar de ondergang te leiden?

Er zijn mensen die zeggen dat zij nu in God geloven, dat ze hun atheïsme hebben afgezworen, omdat ze nu weten dat God werkelijk bestaat. Ze voelen zich bevestigd in hun geloof door het teken. Maar hoe naïef is dat? Ze sluiten niet eens de mogelijkheid uit dat het teken een valstrik is, een illusie. We kunnen niet zeker zijn, we kunnen niet weten of het teken werkelijk van God komt, of dat het een bedrog is. En we zullen het pas weten als er een tweede teken komt, een teken dat ik verwacht en dat ik geloof snel zal komen.

Wat zal dit tweede teken ons zeggen? Dat weet ik niet. Misschien zal het een teken zijn van totale verdoemenis, of misschien zal het ons verwelkomen in een aards paradijs. Wat het ook zal zijn, we moeten het met nederigheid en gebed afwachten. We moeten bidden, onszelf zuiveren en ons voorbereiden op het ergste, net zoals op het beste. Ik geloof dat God Zichzelf aan ons zal openbaren, niet indirect zoals het stoppen van de zon, maar rechtstreeks, als God de Vader of als God de Zoon, en wij zullen allemaal gered worden, mits we rechtvaardig blijven. Als we bezwijken voor dwaling en kwaad, zal de komst van de Duivel ons treffen.

Het eerste teken was slechts het begin van een proces, een proces dat nog niet is besloten. Wat het zal zijn, hangt af van onze houding. Daarom roep ik, Davey Strafford, jullie op, mijn vrienden, om het pad van het geloof te blijven volgen, want dit is onze ultieme beproeving. Als we falen, kan het zijn dat Satan zich aan ons zal openbaren en onze zielen zal opeisen. We kunnen het eerste teken niet interpreteren, we kunnen alleen hopen dat het werkelijk van God is, terwijl we in afwachting zijn van het uiteindelijke oordeel van de hemel.

Daarom hebben we een leegstaande supermarkt gehuurd op Coshocton Avenue, die we de Eerste Kerk van de Wachters van de Verlossing hebben genoemd. We bidden daar onafgebroken in drie-uursdiensten, met vijf van ons die elkaar afwisselen. Het aantal zal snel toenemen, en ik vertrouw erop dat jullie bij ons zullen komen en onze stemmen zullen versterken. Want we moeten bidden, en bidden in grote getale, zodat Hij Die Komt ons goedgezind zal zijn. Bidden is onze enige hoop. We hebben geen andere keuze dan te blijven bidden en vertrouwen te hebben in deze tijd van wachten.

De waarheid is dat er meer nodig is dan alleen het vertrouwen in het eerste teken. Er is een continuïteit van overtuiging vereist, een voortdurende bereidheid om te blijven geloven, zelfs als we geen zekerheid kunnen vinden. Het geloof in God moet niet alleen ons leiden door tekenen en wonderen, maar door de worsteling en onzekerheid die onvermijdelijk komen met een wereld die ons op de proef stelt. Wat er in de toekomst zal komen, hangt af van onze trouw en waakzaamheid.