De discussie over cultuur- en morele waarden, waarin de zogenaamde ‘cultuurstrijd’ centraal staat, heeft de afgelopen decennia de koers van de Amerikaanse politiek en religie beïnvloed. Evangelische leiders speelden een cruciale rol in het ontwikkelen van deze ideologie, die hun politieke keuzes en de samenstelling van hun ideologische agenda vormgaf. Toch is deze dynamiek de afgelopen jaren veranderd, wat wijst op een verschuiving in het denken binnen de evangelische gemeenschap en haar relatie met de Republikeinse Partij.

Traditioneel was de focus van de evangelische beweging vooral gericht op kwesties zoals abortus, seksuele moraal en onderwijs. Echter, in de vroege jaren 2000 begonnen organisaties zoals de National Association of Evangelicals (NAE) een breder scala aan onderwerpen op te nemen in hun agenda. De focus breidde zich uit naar kwesties als het milieu en immigratie, wat getuigde van een vernieuwde blik op maatschappelijke diversiteit. In 2012 bijvoorbeeld onderschreef de NAE een verklaring die zich uitsprak voor de bescherming van gezinnen en een legale status voor ongedocumenteerde immigranten, een standpunt dat het traditionele standpunt van evangelische groepen op het gebied van immigratie uitdaagde.

Nieuwere stemmen binnen de evangelische gemeenschap, zoals Russell Moore van de Southern Baptist Convention, begonnen zich eveneens uit te spreken tegen de meer rigide opvattingen die de cultuurstrijd kenmerken. Moore verwierp bijvoorbeeld de reparatieve therapie voor homoseksuelen als "utopisch" en "zeer contraproductief". Hij riep zijn mede-conservatieve christenen op om zich te verzoenen met hun verleden van racisme en discriminatie. Dit verzet tegen de culturele strijd was niet beperkt tot ethische kwesties, maar breidde zich uit naar een bredere visie op pluralisme en diversiteit in de samenleving.

De politieke opkomst van Donald Trump in 2016 was een belangrijke test voor de evangelische gemeenschap. Veel van de traditionele leiders binnen de evangelische beweging, zoals Jerry Falwell Jr., omarmden Trump en zijn harde standpunten over etniciteit, nationalisme en interreligieuze relaties. Anderen, zoals Moore, waarschuwden voor de gevaren van het populisme dat Trump vertegenwoordigde, en uitten kritiek op de verschuiving in de Republikeinse Partij naar etno-nationalistisch populisme.

Wat opviel was dat de Republikeinse Partij, onder invloed van evangelische leiders, haar partijplatforms steeds meer aanpaste om culturele en morele kwesties te benadrukken. De partij begon een nadrukkelijke nadruk te leggen op onderwerpen zoals het beschermen van het ongeboren leven, het bevorderen van religieuze vrijheden in openbare instellingen en het verzetten tegen burgerrechten voor LGBTQ+ personen. Deze verschuivingen werden niet alleen zichtbaar in de beleidsdocumenten van de partij, maar ook in de keuzes van prominente Republikeinse leiders.

De partijplatforms, vaak bekritiseerd als irrelevant omdat ze weinig aandacht krijgen van het algemene publiek, vormen toch een belangrijk instrument voor het begrijpen van de richting waarin de partij zich ontwikkelt. Het gebruik van specifieke woorden en zinnen in deze platforms geeft inzicht in de veranderingen in de prioriteiten van de partij, zoals de nadruk op de Grondwet of de rechterlijke macht na 1980. De betrokkenheid van evangelische activisten, zoals Tony Perkins en David Barton, bij het ontwikkelen van platformtalen illustreert hoe diep de invloed van religieuze conservatieven is doorgedrongen in de politieke machinerie van de Republikeinen.

In de vroege 21ste eeuw zagen we een nieuwe fase in de relatie tussen evangelische elites en de Republikeinse Partij. Terwijl de oudere generatie, bestaande uit leiders als James Dobson, zich beperkte tot het steunen van de Republikeinse kandidatuur uit pragmatische overwegingen, zagen we een groeiende kloof binnen de evangelische gemeenschap over de vraag hoe te reageren op de opkomst van Trump en de verschuivingen in de Republikeinse ideologie. Dit leidde tot een groter aantal tegenstrijdige standpunten over kwesties zoals racisme, immigratie en religieuze vrijheid, wat de groeiende verdeeldheid binnen de partij en de bredere samenleving weerspiegelde.

In wezen toont deze ontwikkeling aan dat de relatie tussen de evangelische beweging en de Republikeinse Partij niet eenduidig of onveranderlijk is. De opkomst van pluralisme binnen de evangelische gemeenschap en de toenemende bezorgdheid over het politieke populisme en de ideologische richting van de partij bieden een nieuw perspectief op de toekomstige koers van zowel de evangelische beweging als de politieke partijen waar ze mee samenwerkt.

Het is van belang dat de lezer zich bewust is van de diepgaande invloed van religieuze conservatieven op de Republikeinse politiek en de manieren waarop deze invloed zich in de loop der tijd heeft aangepast. Het is essentieel te begrijpen dat deze verschuivingen niet alleen betrekking hebben op culturele of ethische kwesties, maar ook op fundamentele vragen over de identiteit van de Amerikaanse samenleving en de rol van religie in de publieke sfeer. De spanning tussen traditionele waarden en de opkomst van nieuwe perspectieven binnen de evangelische gemeenschap biedt belangrijke inzichten in de bredere culturele en politieke verschuivingen die plaatsvinden in de Verenigde Staten. Het is ook belangrijk om te realiseren dat de cultuurstrijd, hoewel nog steeds prominent aanwezig, steeds meer plaats maakt voor een breder, pluralistischer debat binnen zowel de evangelische beweging als de politiek.

Hoe Evangelischen Geclassificeerd Kunnen Worden: Een Organisatorische Benadering

In dit hoofdstuk onderzoeken we evangelische christenen aan de hand van een organisatietheoretische benadering. De term "evangelisch" die we gebruiken, komt bijna overeen met de categorie "evangelische protestanten" binnen de RELTRAD-indeling, hoewel wij ons voornamelijk richten op de organisatorische banden in plaats van op de geschiedenis of gedeelde overtuigingen van de groep. Wij beschouwen evangelischen als christenen wiens denominatie geen deel uitmaakt van de Katholieke Kerk, de Nationale Raad van Kerken of de Conferentie van Nationale Zwarte Kerken. In plaats daarvan maken deze denominaties deel uit van bredere evangelische oecumenische groepen, zoals de National Association of Evangelicals (NAE), maar ook meer specifieke groepen zoals de CCCU en de Evangelical Christian Publishers Association (ECPA).

Daarnaast omvat onze categorie "evangelisch" ook baptisten die geen deel uitmaken van de Nationale Raad van Kerken, zoals de Southern Baptist Convention (SBC), die niet deelneemt aan bredere oecumenische structuren. Veel van deze baptisten zijn lid van de Baptist World Alliance en/of de North American Baptist Fellowship (NABF), hoewel de SBC zelf geen lid meer is van deze allianties. Sommige onafhankelijke baptistenkerken blijven echter wel deel uitmaken van regionale en statelijke associaties die aan de NABF verbonden zijn.

Evangelischen die geen deel uitmaken van een van deze denominaties worden doorgaans geclassificeerd als leden van onafhankelijke of niet-denominationale gemeenten. Dit omvat christenen die behoren tot kleinere of sektarische groeperingen die niet aangesloten zijn bij grotere, gevestigde oecumenische organisaties, maar die niet de overtuigingen aanhangen die door evangelischen als problematisch worden gezien.

We onderscheiden vier grote subgroepen binnen het evangelicisme, afhankelijk van hun organisatorische affiliaties: sektarische baptisten, pinkstergemeenschappen, andere sektarische evangelischen en niet-denominationele kerken.

Baptisten, bijvoorbeeld, onderscheiden zich van andere evangelischen doordat zij geen deel uitmaken van de NAE, hoewel zij wel samenwerkingsverbanden aangaan met andere evangelische denominaties via educatieve en professionele associaties. De Southern Baptist Convention (SBC), een van de grootste baptistische groeperingen in de VS, stelt dat zij samenwerkt met andere groepen op bepaalde onderwerpen, maar dat zij haar eigen historische kenmerken en boodschap niet wil compromitteren door lid te worden van grotere oecumenische organisaties.

De pinkstergemeenschappen worden gedefinieerd door hun banden met de Pentecostal/Charismatic Churches of North America (PCCNA), een organisatie die zowel historische zwarte als witte pinkstergemeenschappen omvat. Het doel van de PCCNA is ook verzoening en samenwerking tussen verschillende etnische en raciale groepen binnen het pinksterchristendom. Binnen deze gemeenschap onderscheiden we vooral de wit-evangelische denominaties die sterke banden hebben met bredere evangelische organisaties.

De sectarische groep omvat denominaties die noch baptistisch noch pinkster zijn, maar die toch evangelisch van aard zijn. Veel van deze groepen zijn aangesloten bij de NAE, hebben onderwijsinstellingen binnen de CCCU, en publiceren via de ECPA. Dit omvat onder andere de Presbyterian Church in America en de Lutheran Church–Missouri Synod, maar ook andere kleinere en meer fundamentalisitische denominaties die zich afsplitsen van de grotere oecumenische groepen.

De niet-denominationele kerken vormen een steeds grotere en diverser wordende groep binnen het evangelicisme. Zoals de naam al aangeeft, zijn deze kerken niet georganiseerd binnen een specifieke denominatie, maar vallen ze onder een breed spectrum van christelijke gemeenschappen die geen deel uitmaken van grotere religieuze organisaties. Deze kerken zijn vooral verspreid over het westen van de Verenigde Staten, wat hen van andere evangelische groepen onderscheidt, die vaak sterker vertegenwoordigd zijn in het zuiden en het midwesten van het land.

Een analyse van de demografie van deze vier subgroepen, gebaseerd op de 2014 U.S. Religious Landscape Survey van het Pew Research Center, toont interessante verschillen in locatie, ras, etniciteit en opleidingsniveau. De grootste groep zijn de baptisten (37%), gevolgd door de niet-denominationele christenen (26%), sektarische evangelischen (19%) en pinkstergemeenschappen (17%). Terwijl baptisten voornamelijk in het zuiden wonen, is de pinksterbeweging geografisch en etnisch diverser. Sectarische denominaties zijn vaker te vinden in het midwesten, deels als gevolg van de fundamentalisme-splitsingen die plaatsvonden in het noorden van de VS in de jaren 1920.

Wat betreft religieuze overtuigingen vertonen deze subgroepen aanzienlijke verschillen. Pinkstergemeenschappen zijn doorgaans het conservatiefst, vooral als het gaat om de interpretatie van de Bijbel als het letterlijke Woord van God. Baptisten hebben over het algemeen een meer traditionele kijk op de Schrift dan andere sectarische of niet-denominationele christenen, hoewel deze groepen vaker de term "wedergeboren" of "evangelisch" gebruiken om hun identiteit te beschrijven. Dit is bijvoorbeeld minder gebruikelijk bij bepaalde conservatieve lutherse, presbyteriaanse en gereformeerde groepen, die zich vaak afkeren van bredere evangelische bewegingen.

De verschillen in overtuigingen en de wijze waarop kerken zich organiseren, zijn cruciaal om te begrijpen hoe evangelische christenen zich verhouden tot elkaar en tot de bredere christelijke gemeenschap. Dit inzicht is belangrijk, vooral wanneer we kijken naar de manieren waarop politieke en maatschappelijke kwesties door verschillende groepen binnen het evangelicisme worden benaderd. Evangelische groepen kunnen zich als een homogene massa presenteren, maar de realiteit is dat er binnen deze traditie aanzienlijke variatie bestaat, zowel in opvattingen als in organisatie.

Hoe Rechtszinnige Groepen de Amerikaanse Wetgeving Vormgeven: De Impact van Religieuze Advocatenbewegingen

In de Verenigde Staten heeft de invloed van religieuze rechtengroepen op de wetgeving en het politieke landschap zich de afgelopen decennia steeds verder uitgebreid. Organisaties zoals de Alliance Defending Freedom (ADF), het American Center for Law and Justice (ACLJ), en Liberty Counsel spelen een cruciale rol in het bevorderen van conservatieve waarden door juridische strijd, beleidsbeïnvloeding, en publiekelijke campagnes. Ze staan bekend om hun actieve deelname in zowel juridische procedures als publieke debatten, waarbij ze vaak het constitutionele recht op vrijheid van religie en de verdediging van traditionele gezinswaarden benadrukken.

Deze organisaties richten zich op het beschermen van de "traditionele" interpretatie van religieuze vrijheden, zoals het recht van individuen en gemeenschappen om hun geloof te praktiseren zonder inmenging van de overheid. Dit gebeurt niet alleen in rechtszaken, maar ook door media-initiatieven, publieke verklaringen en de advisering van wetgevers en politici. In hun persberichten benadrukken ze regelmatig kwesties die voor hen van groot belang zijn, zoals de bescherming van gelovige ouders die strijden om hun kinderen terug te krijgen van de jeugdzorg, of de juridische strijd tegen de federale gezondheidszorgwetgeving, die volgens hen inbreuk maakt op de religieuze vrijheden van zorgverleners.

Het werk van deze groepen is vaak verbonden met de bredere beweging van christelijk conservatisme in de VS, dat probeert de invloed van religie te behouden in een samenleving die steeds meer seculier wordt. Deze juridische teams zien zichzelf als beschermer van de Amerikaanse grondwet, waarbij ze vaak het standpunt innemen dat de wet de rechten van religieuze burgers moet beschermen tegen wat zij zien als de opdringerigheid van een seculiere agenda.

Daarnaast spelen deze groepen een sleutelrol in de politieke arena, vooral rond verkiezingstijd. Ze nemen actief deel aan de benoeming van rechters, vooral bij de selectie van conservatieve rechters voor het Hooggerechtshof. De strijd om een plaats te vullen na het overlijden van een rechtse rechter, zoals Antonin Scalia in 2016, illustreert het belang dat wordt gehecht aan de controle over de rechterlijke macht. Voor deze organisaties is de benoeming van een rechtse rechter van groot belang, aangezien deze rechters beslissingen nemen over belangrijke kwesties zoals abortus, godsdienstvrijheid, en de rechten van religieuze instellingen.

Een voorbeeld van deze invloed is de reactie van de ACLJ op de benoeming van Merrick Garland, een kandidaat van president Obama voor het Hooggerechtshof. De ACLJ was fel tegen de benoeming, waarbij zij betoogden dat het wachten op de volgende president een "historische precedent" zou volgen en dat de benoeming niet plaatsvond voor de verkiezingen van 2016. De dynamiek van deze juridische en politieke strijd is een belangrijk aspect van het grotere politieke speelveld, waar religieuze groepen hun stem willen laten horen en hun belangen verdedigen.

Het juridische werk van deze groepen gaat verder dan alleen het verdedigen van religieuze vrijheden; het raakt ook maatschappelijke vraagstukken zoals immigratie, gezinsrecht, en de toegang tot gezondheidszorg. Bijvoorbeeld, de strijd van de Liberty Counsel tegen de immigratiewetgeving van Arizona of hun verzet tegen de Obamacare-wetgeving, die volgens hen religieuze instellingen zou dwingen om in strijd met hun overtuigingen zorg te verstrekken. In deze gevallen speelt de juridische benadering een belangrijke rol in de bredere ideologische strijd over wat voor soort samenleving Amerika zou moeten zijn en hoe wetgeving zou moeten worden gevormd om religieuze waarden te respecteren.

Naast de juridische stappen en het politieke werk is het belangrijk te begrijpen dat deze organisaties ook inzetten op het beïnvloeden van de publieke opinie. Dit doen ze door het organiseren van campagnes, het verstrekken van persberichten, en het gebruik van sociale media. De manier waarop ze communiceren met hun achterban en met het bredere publiek is essentieel voor hun succes. Ze begrijpen de kracht van narratieven en gebruiken media om hun boodschap van religieuze vrijheid, conservatieve waarden, en de verdediging van het traditionele gezinsmodel te verspreiden.

In de context van deze bewegingen is het van belang te beseffen dat de invloed van religieuze rechtengroepen niet alleen juridisch is, maar ook diep geworteld is in de bredere cultuurpolitieke strijd. Het gaat om het behouden van een wereldbeeld waarin religie een centrale plaats heeft in het publieke leven, en het versterken van de overtuiging dat de wetten van de Verenigde Staten zijn ontworpen om religie en moraliteit te beschermen tegen seculiere invloeden.

De interactie tussen religie en recht in de Verenigde Staten is een complex en gelaagd proces. De strijd van deze organisaties is niet slechts een juridische kwestie, maar raakt aan fundamentele vragen over de aard van de Amerikaanse democratie, de scheiding van kerk en staat, en de rol van religie in het publieke leven. Het is een dynamiek die niet alleen van invloed is op de wetgeving en het beleid, maar ook op de manier waarop mensen zich identificeren en zich verhouden tot de bredere samenleving.